Menu

donderdag 24 maart 2011

Mijn weg van Boeddha naar Christus – Esther Baker


(Deze recensie werd, enigszins aangepast, geplaatst op de site van "Zij & Zeeuws" - november 2011: www.zijenzeeuws.nl)

“Mijn plan met jullie staat vast – spreekt de HEER. Ik heb jullie geluk voor ogen, niet jullie ongeluk: ik zal je een hoopvolle toekomst geven. Jullie zullen mij aanroepen en tot mij bidden, en ik zal naar jullie luisteren. Jullie zullen mij zoeken en ook vinden, als jullie mij tenminste met hart en ziel zoeken.”  Jeremia 29:11-13

Boeken die draaien om een religieuze zoektocht intrigeren mij enorm; ik heb er weer eentje gevonden.

Dit is het ego-document van de engelse Esther Baker (1956),  dochter van een door de oorlog getraumatiseerde luchtmachtveteraan, en een coupeuse die zich ziek van de zorgen maakte als haar man weer eens op pad was voor een gevaarlijke missie.
Beide ouders hadden een hekel aan religie. Haar vader bracht zijn jeugd door in een weerzinwekkend weeshuis, waar de kerk een harde leer voorschotelde zonder verder een vinger naar hem uit te steken. Haar moeder liep een hevige antipathie tegen de kerk op doordat ze er als meisje maar liefst drie keer per zondag heen moest, om in haar mooiste kleren verplicht een God te aanbidden waar ze niets mee had.
“Toen ik opgroeide was ik een trotse atheïst – ik wist niet precies wat dat inhield, maar het betekende in ieder geval dat ik niets met God te maken had," vertelt Esther.

Gestimuleerd door haar vader, ontwikkelde ze een grote liefde voor de natuur en  besloot van tuinbouw haar beroep te maken. Ze droomde ervan natuurbeschermer te worden, misschien op een afgelegen tropisch eiland, waar ze wilde planten en bloemen kon redden. Dat leek haar mooi en belangrijk werk. Toen ze achttien was kreeg ze de geweldige mogelijkheid om drie jaar te studeren aan een prestigieuze tuinbouwopleiding in Londen, waar ze tot haar grote verbazing cum laude afstudeerde.

In die tijd zette Esther ook figuurlijk flink “de bloemetjes buiten”. Ze rookte en dronk te veel, ging naar feesten en had relaties en one-night-stands. “Mijn vrienden en ik genoten van onze nieuwe vrijheid, van vrije seks. We leefden zonder beperkingen en vrij – tenminste… dat dachten we.” Ze raakte geïnteresseerd in het occulte, hield zich bezig met seances, astrologie en tarotkaarten.
Resultaat: tegen de tijd dat ze 21 was raakte ze emotioneel volkomen uitgeput: “Het klinkt misschien vreemd, maar zo’n leefstijl vermindert de geïsoleerdheid en de wanhoop niet. Het verergert deze juist.”

“Toen ik met mijn diploma in mijn hand bij de poort van de school stond, dacht ik plotseling: 'En nu?’.” Ze werd bestormd door levensvragen. Is dit alles wat er is? Wie ben ik? Wat is de zin van het leven? Wat gebeurt er als je sterft? “Mijn spirituele kant, die al zoveel jaren onderdrukt was, kwam naar de oppervlakte en eiste antwoorden.”
In Londen bestond een enorme variëteit aan spirituele groeperingen, en ze ging ze net zo lang af, tot iemand tegen haar zei:”Je praat als een boeddhist”.
Esther vond boeddhisten wel vredige, meelevende mensen, en dacht: “Misschien ben ik inderdaad een boeddhist. Misschien is dat wat ik echt ben.” In een Londense tempel sprak  ze een boeddhistische monnik, en deed ze wat onderzoek. “Hoewel mijn motivatie anders was dan die van Boeddha (hij wilde ontsnappen en een einde maken aan het lijden, en ik wilde de waarheid vinden) herkende ik mezelf in zijn zoektocht. Hij had een luxe leven gehad (en ik had geprobeerd voldoening te vinden in aards genot), maar dat was niet genoeg. Iets maakte dat hij op zoek ging naar antwoorden.”

Esther raakte vooral onder de indruk van het feit dat Boeddha zei dat hij de waarheid zelf had gevonden, door eigen kracht en intelligentie. “Hij sprak niet over hulp van God of welke andere externe macht dan ook, en zei dat elke persoon zijn of haar eigen meester is. Hij ontkende zelfs dat God of een andere hogere macht ons lot bepaalt. “
Een nobele, verheven filosofie zonder God kan een bijzondere aantrekkingskracht hebben op intellectuelen. Verschillende monniken en nonnen, die Esther tegen kwam, waren dan ook heel intelligent en veel van hen hadden gestudeerd.

Zoals Nina Hagen al opmerkte in haar “Bekentenissen”, begaven honderdduizenden oprechte westerse zoekers zich de afgelopen decennia naar India (zie mijn blog van 13.03.2011), en Esther Baker werd er één van. Ze kwam  in Japan en Nepal en Thailand, waar haar fascinatie en toewijding aan het boeddhisme  alleen maar groter werd. Spoedig voelde ze zich in een boeddhistische tempel meer thuis dan daarbuiten. Ze deed aan ‘mindfulness’, een bepaalde vorm van meditatie, met als doel alles om je heen en in jezelf ‘los te laten’ (zowel lichamelijke als mentale prikkels als gedachten, gevoelens en emoties). Boeddha zag deze zaken als tijdelijk en zinloos, en geloofde dat ze verantwoordelijk waren voor het lijden in de wereld.
“De monniken spraken over een ‘goedaardig universum’ alsof er ergens een grote goedaardige Duracellbatterij liefde lag uit te stralen, maar ze legden nooit uit wat het precies was. Ik denk dat ze het zelf niet wisten.”

“Boeddha zei dat niemand een eigen ik of ziel heeft. We zijn slechts bundels verschillende, veranderende elementen. Dat klonk voor mij herkenbaar. Ik was niet depressief, maar ik voelde wel een leegte in me, alsof ik niet wist wie ik was of waar ik thuishoorde. Ik weet nu dat de leer dat men geen ziel heeft een grote fout is met rampzalige gevolgen. Daarmee wordt alles wat uniek is aan iemand ontkent, niet opgemerkt en niet bevestigd. Op die manier wordt het natuurlijk onmogelijk te ontdekken wie we echt zijn. Als ik er nu op terugkijk, doet het me denken aan het zaadje van een boom dat is ontkiemd onder een grote steen zodat het nooit het licht kan bereiken: het kan in leven blijven, maar het kan zich niet ontwikkelen tot de volledige omvang en schoonheid waarvoor het is geschapen. Als we ontkennen dat we een ik of een ziel hebben, kan het unieke, het mooie van ons als individu niet opbloeien. We weerspiegelen niet wie we mogen zijn. In tegenstelling tot het boeddhisme leert het christendom uitdrukkelijk dat we wél een ziel en eigen ik hebben.”

Esther liet zich wijden tot non. Ze ging een donkerbruin gewaad dragen, schoor haar hoofd kaal, bedelde om eten, wende aan een gebrek aan lichamelijk contact met andere mensen,  bleef elke week een nacht wakker, en mediteerde er op los. Haar ouders vonden het verschrikkelijk allemaal: ze ging er steeds magerder en beroerder uit zien door extreem slaapgebrek en te weinig eten.
  
Op een dag zag Esther hoe het zonlicht zo op een raam viel dat er  een perfect kruis op een witte muur ontstond (zie voorkant boek). “Als gehypnotiseerd bleef ik ernaar kijken. Zonder verdere gedachten ontstond er een fascinatie voor het kruis en zijn mysterie.”
Heel veel later ontmoette ze christenen, aan wie ze het niet verkocht kreeg dat het “nirwana”, “de grote leegte”, hetzelfde was als “God”. Dat maakte haar vertwijfeld en in de war: “Wat wisten zij dat ik niet wist?"

In de tempel kwam ze in aanraking met een drugsverslaafde vrouw. Esther wilde haar graag helpen, maar ze zag dat het boeddhisme deze vrouw niets te bieden had. “We hadden onze idealen, maar dat was niet genoeg”. Deze vrouw sprak met veel enthousiasme over een film die ze gezien had. Deze ging over Jackie Pullinger, een Engelse christin, die in Hongkong met armen en drugsverslaafden werkte. “Ze zei dat deze drugsverslaafden door de kracht van het gebed van hun verslaving waren genezen. Ze vertelde me hoe sterk ze hoopte dat dit ook met haar zou gebeuren.”
Esther zag de film: “The Law of Love”, en haar moeder gaf haar twee boeken van Jackie Pullinger: “Crack in the Wall” en “Chasing the Dragon”. Ze sloegen in als een bom. Eén citaat raakte haar enorm: “Het belangrijkste is dat we zijn als Jezus en van onze medemens houden, zelfs al lijkt hij hopeloos. We moeten het blijven proberen, wat er ook gebeurt. Dat is het hart van Christus.”
Ze zag dat het werkte en zegt hierover: “Ik kon de verandering in mij niet duidelijk uitleggen. Ik wist niet veel over God of Jezus maar mijn hart en mijn ziel wisten dat ik christen moest worden. Er waren veel dingen die me aan het klooster bonden, maar mijn zoektocht naar waarheid, waardoor ik in het boeddhisme was beland, was sterker dan mijn banden met het boeddhisme zelf. Ik wist nu dat niet alle spirituele paden naar de ultieme waarheid leiden. Het boeddhisme had me wel ergens naartoe gebracht, maar niet naar de ultieme waarheid. Ik vroeg me af of als ik nu zou sterven, ik kon zeggen dat ik alles gedaan had om de waarheid te vinden. Het antwoord was nee. Ik moest mijn gewaad afleggen en christen worden. Mijn boeddhistische geloof was ingestort en weggevaagd. Ik wilde niet meer buigen voor de afbeelding van een man, Boeddha, als ik de Schepper van die man, God, kon vereren. Het was zinloos en ik kon er niet meer tegen.”

Na een hevige innerlijke tweestrijd ontdekt Esther dat het doel van Boeddha, de leegte, niet het einde van het verhaal is.
“Boeddha beweerde dat niemand bestaat en dat alles leeg is, maar dat is gewoonweg niet waar. God heeft elke persoon naar zijn beeld geschapen en elk van ons is dus van onschatbare waarde. God heeft leven geschapen, Hij schept het en behoudt het. Ik besta, en alles wat Hij heeft gemaakt, bestaat. Bovendien heeft God een doel met zijn schepping.
‘In Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij’ (Handelingen 17:28). Buiten Hem niet. Toen ik dat besefte, kon ik de leegte die jarenlang mijn doel was geweest, loslaten. Ik kon het leven vieren omdat ik de echte zin ervan kende en niet losstond van zijn oorsprong en doel.”

Nina Hagen is dus niet de enige die via de saffraanroute (zoals zij dat noemt) God vond.
Dit boek is een diepgaand inside-verhaal over het verschil tussen boeddhisme en christendom, want dat je, zoals een hogere Thaise monnik in het boek voor de grap opmerkte, in Engeland het boeddhisme net zo goed christendom kunt noemen, is beslist niet waar.
Het christendom gaat uit van een persoonlijke God, het boeddhisme niet; dat betekent dat de gronden totaal verschillend zijn.

Inmiddels is Esther Baker met het evangelie de boer op gegaan. In Thailand.

Uitgave: Ark Media - 2011

3 opmerkingen :

  1. Wat een bar slecht boek was dit. Het was geen cent van mijn zuurverdiende geld waard. Ik hoop dat vadertje Rutte het zo snel mogelijk van de markt haalt. 2/10.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Harry van der Steeg-Karelsbergen14 september 2016 om 10:54

    "Het is zeer wel mogelijk - uiterst waarschijnlijk zelfs - dat we altijd meer over het menselijk leven en karakter zullen leren uit romans dan door de wetenschappelijke psychologie. Het (natuur)wetenschappelijk vermogen vormt slechts één aspect van onze verstandelijke talenten. Wij gebruiken het zoveel mogelijk, maar kunnen gelukkig ook kiezen voor andere wegen."

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Caroline van der Steeg-Karelsbergen14 september 2016 om 11:00

      Pap wil je alsjeblieft niet meer op mijn websites reageren? jeez.

      Verwijderen