Menu

vrijdag 27 juli 2012

Collaboratie, Landverraad en Heldendaden – Henk Eefting


Subtitel: Kanttekeningen bij ‘Goed’ en ‘Fout’ in de Tweede Wereldoorlog

“… Mijn familie was fout in de oorlog, dat is maatschappelijk vastgesteld. Fout zijn in de oorlog is een kiss of death. Kinderen horen te lijden voor vaders gedrag. Ik heb er minder last van dan mijn broers, maar wij werden dus vakkundig buiten de maatschappij geplaatst…”
– Rudy Stroink (blz. 104)


Henk Eefting (Witteveen – 1938), voormalig commando-officier, luitenant-kolonel der infanterie en directeur van de militaire strafgevangenis “Nieuwersluis”, maar óók zoon van een Drentse NSB-boer, schreef met “Collaboratie, Landverraad en Heldendaden” niet bepaald een boek dat je even voor de lol leest. In zo’n 80 korte verhaaltjes zet hij grote vraagtekens bij de goed-fout discussie van na de oorlog, en stelt hij allerlei misstanden aan de kaak. ‘Ik snap de behoefte om ‘foute’ ouders te rehabiliteren’, dacht ik toen ik met dit boek in handen stond, ‘maar maakt je dat als schrijver al niet bij voorbaat subjectief en vind je niet altijd een stok om een hond te slaan? Is een boek in roman-vorm niet een beter idee dan deze documentaire?’. Een ‘lastig’ boek dus om te recenseren.

Eefting schreef eerder “De achterkant van de bevrijding” en “De Bijzondere Rechtspleging 1944-1952”.
“Collaboratie, Landverraad en Heldendaden” leest als een trein en is nogal ‘ontluisterend’; maar om genuanceerd te kunnen oordelen moet deze stem over de zwarte kant van de oorlog wél worden gehoord, denk ik.
Het boek is opgedeeld in vijf thema’s: ‘Voor de oorlog’, ‘In de oorlog’, ‘Na de oorlog’, ‘De achterkant van de bevrijding’ en ‘De bijzondere rechtspleging 1944-1952’.

In ‘Voor de oorlog’ licht Eefting het een en ander toe over de beweging van de NSB en zegt dat de leden niet altijd de ‘landverraders’ waren waar ze voor worden aangezien: “… Het zou wijs zijn het jongste verleden eens proberen te bekijken en beoordelen vanuit die tijd en niet vanuit de onze!...”.
Kon er uit Duitsland iets ‘goeds’ komen? Eefting toont aan dat er in de sociale wetgeving van Nederland nogal wat verbeteringen zijn bewerkstelligd die uit de koker van het nazisme komen: “… Ze betreffen uiteenlopende gebieden als sociale zekerheid, ziekenfondswezen, loonbeheersing, arbeidsverhoudingen en de organisatie van de politie. De Utrechtse historicus Maarten van Rossem die als student het plan opperde een artikel te schrijven over maatregelen die de Duitsers in de bezettingstijd hadden genomen en die na de oorlog waren gecontinueerd, kreeg te horen dat hij zich daarmee tot een ‘paria’ in kringen van historici zou maken waarop hij van het plan afzag…”.
Willem Drees was helemaal niet de geestelijke vader van de AOW. Eefting citeert hierover Pim Fortuyn: “… Hij trof de wetten kant en klaar aan op zijn bureau. Hij hoefde ze alleen te ontdoen van het leidersbeginsel van de bezetter en klaar was Kees. Drees heb ik daar zelf nog over kunnen ondervragen, hij had er niet de minste moeite mee dat toe te geven, maar voegde eraan toe: ‘Meneer Fortuyn, u begrijpt toch wel dat ik dat in het politieke klimaat van vlak na de oorlog zo ronduit niet kon zeggen?’…”.

In ‘In de oorlog’ veegt Eefting o.a. de vloer aan met het optreden van koningin Wilhelmina en prins Bernhard. Door naar Londen te vertrekken maakte de eerste “… de weg vrij voor een politiek nazi-bewind in plaats van een (veel soepeler) militair bewind zoals in België. En dat hebben we geweten! (…) Nederland heeft in de Tweede Wereldoorlog bijna 75% (102.000 personen) van zijn joodse bevolking verloren. België verloor 35% van zijn joodse burgers, Frankrijk 22%, Italië 5% en Denemarken slechts 1,6%...”.
Eichmann-aanklager Gabriel Bach in het ND (28.03.12): “… Nederland heeft de ergste statistieken van alle Europese landen. Maar in België en Frankrijk was een militair bezettingsbestuur. Dat was gewoonweg minder goed in het oppakken en deporteren van Joden. En het leger had andere prioriteiten. In Nederland was de administratie goed en werd het deportatiebeleid uitgevoerd door fanatiekelingen als Eichmann…”.
De Amsterdamse SD-chef Lages zei na de oorlog dat de Duitsers zonder hulp van de Nederlandse politie nog geen tien procent van het aantal gedeporteerde joden had kunnen oppakken.
Eefting: “… Hitler kon zijn gang gaan, omdat de Joden voor de Geallieerden van geen enkel belang waren. Het Nederlandse volk als geheel valt niet veel te verwijten. De Duitsers hadden zware straffen en represaillemaatregelen in het vooruitzicht gesteld en de eigen leiders hadden verboden verzet te plegen…”.
Over Bernhard: “… Hij was lid van de SS, de SA en de NSDAP en vlak voor zijn huwelijk met Juliana meldde hij zich in persoon af bij Hitler. Waarmee gezegd wil zijn dat hij een dikke berg boter op zijn hoofd had. Vaststaat dat hij vóór, in en na bezettingstijd een spion is geweest en dat hij als commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten naliet een eind te maken aan de mishandelingen van de politieke delinquenten…”. Zijn moeder, prinses Armgard, zou klip en klaar hebben toegegeven dat haar zoon voor de Duitsers spioneerde. Ook Annejet van Zuil schildert hem in “Een verborgen geschiedenis” af als een opportunist die de integriteit van het koningshuis ernstig heeft geschaad. Bert Wagendorp in De Volkskrant (10.03.10): “… Met de prins van Lippe Biesterfeld kreeg dit boerenkikkerland in 1936 precies de schijnheld en nepschurk die het verdiende. Het viel de prins niet eens te verwijten dat hij een gespreid bedje accepteerde, kwalijker was dat de mythes rond de prins decennialang in stand werden gehouden…”.

Erg trots op de ontembare kracht van de democratie hoeven we niet te zijn: “… De bijdrage van de westerse democratieën aan de ondergang van het Derde Rijk is vergeleken bij de inspanningen van de Sovjet-Unie, volstrekt secundair geweest, zoals alleen al uit de aantallen gesneuvelde militairen valt op te maken: honderdduizenden tegenover miljoenen. Er was een totalitaire macht nodig om nazi-Duitsland te breken…”.
Eefting toont aan dat de naïviteit en het amateurisme van het verzet soms ten-hemel-schreiend was en dat de Bijzondere Rechtspleging die in en na de oorlog gold op essentiële punten strijdig was met de rechten van de mens.
Radio Oranje stelde ook al niets voor, en werd voornamelijk door koningin Wilhelmina gebruikt om haar verloren prestige te herwinnen: “… Als je de teksten goed leest, komt die propaganda over als een ware hersenspoeling…”.

De rest van het boek gaat over de manier waarop met collaborateurs werd en wordt omgegaan. Niet voor niets luidt een van de hoofdstuktitels: ‘Guantánamo in Nederland’.
Daarmee wordt Kamp Westerbork bedoeld waar vele al of niet ‘foute’ Nederlanders na de oorlog werden geïnterneerd. “…De toestanden die in deze kampen heersten, waren in de meeste gevallen met geen pen te beschrijven. ‘Soms waren de omstandigheden even mensonterend als ze in de Duitse kampen waren geweest’, zo schrijft de historicus Eric Slot. Moord, doodslag, foltering, mishandeling, het opzettelijk onthouden van medische zorg, vaak de dood tengevolge hebbend, uithongering en een scala van zedenmisdrijven waren – zeker gedurende de eerste maanden – aan de orde van de dag…”.
Over het geharrewar over het aantal doden dat na de bevrijding onder de collaborateurs zou zijn gevallen: “… Enkele jaren geleden was dat ‘officieel’ 50. Inmiddels heeft Koos Groen vastgesteld dat het om 1200 tot 1500 slachtoffers gaat…”.

Het laatste gedeelte van het boek is gewijd aan de schrijnende reakties die Eefting kreeg van NSB-kinderen: “… Een kind van een ‘foute’ ouder moet eigenlijk zwijgen: zijn spreken verstoort het beeld van de goed-fout-ideologie…”. Deze kinderen hebben verschrikkelijk geleden, en lijden nog steeds. Daar is m.i. de laatste tijd gelukkig meer aandacht voor gekomen.
Uit een geschiedenisboek in de methode Brandaan (Malmberg): “… Veel mensen lieten pas na de bevrijding merken hoe erg ze de Duitsers haatten. Ze wilden iets doen om te laten zien hoe kwaad ze waren. Sommige mensen zochten meisjes die verkering hadden gehad met een Duitse soldaat. Ze knipten de meisjes kaal en scholden hen uit. Na de oorlog was het makkelijk om een held te zijn…” (blz. 84).

Kunstenaar Armando, zelf vervolgd in WO-II, over bepaalde reakties: “… Kennelijk zijn er nog steeds mensen die 50 jaar na de oorlog alsnog verzetstrijder willen worden…”.

Eefting zegt dat het makkelijk is te oordelen over ‘toen’ met de wijsheid van nu. En dat is waar, waarbij ik wel wil aantekenen dat dat voor hem zelf natuurlijk ook geldt.
“Collaboratie, Landverraad en Heldendaden” is een pijnlijk boek, dat aanvangt met een wijs citaat van Solzjenitsin: ‘Historische gebeurtenissen worden niet begrepen in volle passie, maar alleen van op een zekere afstand’.

Laat ik tot slot Harry Mulisch (zie mijn vorige blog) maar voor zich spreken tijdens een interview:”… Vraag: ‘Heeft u de lezers wakker willen schudden om na te denken over de vraag of er wel iemand in de oorlog is geweest die geen schuld had in de oorlog?’
H.M.: ‘Het is natuurlijk niet de bedoeling geweest. Maar als dat het gevolg is, dan is dat helemaal niet zo gek. Want ja, niemand is onschuldig natuurlijk. Iedereen wist wat er gebeurde. Maar als je er dan iets tegen gaat doen, in het verzet, dan maak je je weer op een andere manier schuldig. De oorlog is een toestand waarin iedereen in de … eh prut gaat. Als je niks doet, maar ook als je wel iets doet. Als je ertegenin gaat. Dan loopt alles uit de rails. Het moet gewoon geen oorlog zijn.’ …”.

"Collaboratie, Landverraad en Heldendaden" is voor €18,95 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt ( voor meer informatie over IZB-Ark: zie kolom hiernaast).


Uitgave: Aspekt - 2011

Geen opmerkingen :

Een reactie posten