Menu

zondag 1 mei 2016

Alleen maar helden – Charles Lewinsky


Wegens doorslaand verkoopsucces komt er per 1 juni aanstaande, voor de speciale midprice van vijftien euro, een nieuwe editie op de markt van de laatste roman van de Zwitserse auteur Charles Lewinsky (Zürich, 1946): “Alleen maar helden”. Lewinsky is vooral beroemd geworden door zijn formidabele familie-epos “Het lot van de familie Meijer”(2006), dat werd onderscheiden met de Franse ‘Prix du Meilleur livre étranger’. “Alleen maar helden” is ook een oorlogsboek. Het verhaal speelt zich af in de Duitse filmwereld, tijdens het Dritte Reich dat op zijn eindje loopt. Als scenarioschrijver, theatermaker en met een regisseur als zoon - waaraan het boek is opgedragen - kent Lewinsky de filmsektor goed.

Puzzel

“Alleen maar helden” leest niet zomaar even lekker weg. Het boek bestaat namelijk uit “… brieven, lijsten, notities, uitgeprinte internetpagina’s, geluidsbanden en verschillende aanzetten tot een literair of wetenschappelijk werk…” van de overspannen videotheekeigenaar Samuel Saunders, die op een nacht in juni 2011 wordt neergeschoten door de politie omdat hij met een pikhouweel inhakt op een in de bodem aangebrachte ster van de Walk of Fame op de Hollywood Boulevard in Los Angeles, opgedragen aan de acteur Arnie Walton (1914-1991). Saunders overlijdt daarop in het ziekenhuis aan een hartaanval, wat niets te maken heeft met zijn verwondingen. De schrijver C.L. kan de hand leggen op zijn nalatenschap. Al gauw heeft hij in de gaten dat de documentatie een filmgeschiedenis bloot legt waarin niets is wat het lijkt. Door het archief van Saunders chronologisch te ordenen ontstaat er een puzzel waaruit het échte verhaal is te distilleren. Dat wordt eigenlijk een beetje aan de lezer overgelaten, die daardoor verandert in een soort literaire detective. Lewinsky is in plaats van voor de inhoud, voor de vorm gegaan. Hij is zich bewust van het feit dat hij nogal wat vergt van de lezer. In een interview met Katja de Bruin voor VPRO-boeken (29.04.2015) zegt hij: “…In bepaalde opzichten is dit een koud boek. Het verhaal wordt verteld vanuit verschillende perspectieven, dus er is niemand om je mee te identificeren…” en “…Eigenlijk willen mijn lezers gewoon het liefst dat ik alleen maar over de familie Meijer blijf schrijven. Maar als het te makkelijk wordt, vind ik het niet leuk meer. Dan ga ik me vervelen. Het kan me niks schelen of mensen het snappen. Op mijn leeftijd schrijf je voor de lol…”. Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Zelf vind ik zo’n uitdaging wel leuk.

Genoeg tegenslag om goed gek van te worden
Uit één van de eerste tekstfragmenten blijkt dat bepaalde advocaten de uitgave van Saunders wetenschappelijke publicatie over de foute acteur Arnie Walton hebben belemmerd. Tot zijn hevige frustratie. “… Ik haat hem. Ik haat hem. Ik haat hem. Zelfs vanuit zijn graf maakt hij zich vrolijk over me, verkneukelt hij zich grijnzend over mijn teleurstelling en wendt hij zich daarna schouderophalend af, zoals hij zich in ‘Real Men’ afwendt nadat hij de veedief heeft doodgeschoten…”, schrijft hij in zijn dagboek. Op zich vind ik Saunders verhaal soms weliswaar taai, maar zeker niet koud. Ik kan goed met hem meevoelen. Hij is er van overtuigd dat hij op de proppen komt met een wereldschokkende dissertatie, waar hij zijn ziel en zaligheid in heeft gelegd, maar de professor waarbij hij hoopt te promoveren wijst het af. De film waar het om draait heeft namelijk niemand gezien. Hoe geloofwaardig is dat? “… Het geheel was een verhandeling over Arnie Walton geworden, zei hij, en zo’n proefschrift over een levende beroemdheid was gewoon niet opportuun. ‘Niet opportuun’. Hij moet lang over die formulering hebben nagedacht. Ik kon het maar beter niet inleveren, zei hij, want dan moest hij het afwijzen en dat zou slecht staan op mijn cv. Het was uit pure bezorgdheid dat hij me dat advies gaf, want ik was een van zijn geliefdste studenten. Niet geliefde studenten schoot hij waarschijnlijk meteen dood…”. Saunders bezit ook legio geluidsbanden waarop interviews zijn te beluisteren met een verrassend gevatte, oude caféhoudster – in wie ik mij eveneens goed kon verplaatsen – ,Titi, die destijds meespeelde in de betreffende film. Maar van horen zeggen is geen betrouwbare bron, oordeelt de professor genadeloos. Is er verraad in het spel? Op het eind van zijn leven stuurt iemand Saunders toch nog de filmblikken die hij als bewijs nodig heeft, en jaren vergeten op een zolder hebben gelegen, maar dan is er geen uitgever meer te vinden die geïnteresseerd is in zijn verhaal. Enfin, Saunders treft bij leven genoeg tegenslag om goed gek van te worden. Ik wijt de stroperigheid in “Alleen maar helden” eerder aan de overvloed aan gortdroge, zakelijke details die nu eenmaal eigen zijn aan teksten die half om half voor een proefschrift bedoeld zijn. Trouwens, het feit dat Titi haar zinnen vaak niet afmaakt omdat ze moet hoesten – ze rookt als een ketter – maakt het verhaal er ook niet leesbaarder op.

Blind oorlogsenthousiasme wordt onverschrokken verzet
“Alleen maar helden” gaat over een filmcrew waar ieder zijn persoonlijke redenen heeft om koste wat kost weg te komen uit Berlijn en niet in de laatste plaats omdat er bommen uit de hemel regenen. Ze krijgen het voor elkaar om de autoriteiten wijs te maken dat ze een Duitse propagandafilm maken die ‘buiten’ moet worden opgenomen, bij een burcht. De productieleider kiest daarvoor Kastelau uit, een gat in de Beierse Alpen waar nog nooit iemand van heeft gehoord, in de buurt van Hitlers Berchtesgaden. Er staat weliswaar een oud kasteel, maar daar is enkel een ruïne van over: wat niet weet, wat niet deert. Onderweg wordt de bus met ondersteunend personeel gebombardeerd. Volgens de verordeningen horen de filmmakers terug te keren naar hun standplaats als de technische ploeg uitvalt. Ze prakkizeren er niet over. Bij een zustermaatschappij in München vorderen ze een minimale materiële uitrusting plus één cameraman en een dove geluidstechnicus (alle goede vakmensen zijn opgeroepen door het leger) en de reis wordt voortgezet. De scenarioschrijver, die zich door middel van chantage in de filmploeg heeft weten te werken, moet ter plekke een verhaal verzinnen dat aansluit bij de opnamemogelijkheden die Kastelau biedt. Het plaatselijke hotelletje wordt heropend om de filmers onderdak te bieden. De dorpsbewoners staan met hun neus op elke actie: eindelijk eens een verzetje. De nazi-burgermeester bemoeit zich met alles en iedereen. Hoe dan ook moet er tijd worden gewonnen; uiteindelijk wil de crew niets anders dan de oorlog uitzitten. Er zijn geen goede filmlampen dus er kan alleen gedraaid worden als de zon schijnt. Er zijn bijna geen filmbanden; dus filmen ze zonder filmmateriaal. De jonge, zogenaamd veelbelovende actrice, Titi, slaagt erin dagenlang ziek in bed te liggen door sigaretten op te eten waar ze kotsmisselijk van wordt. Allerlei onverwachte situaties passeren de revue: de hotelhoudster blijkt haar enige zoon in de kelder te verbergen – een deserteur. De onvoorzichtig geworden hoofdrolspeler Arnie Walton knoopt een homoseksuele relatie aan met de mooie zoon van de bakker. De vader wordt woedend en geeft hem aan bij de burgemeester: homoseksualiteit is not done in nazi-Duitsland. Walton weet zijn hachje te redden, waarschijnlijk door de deserteur te verlinken. Steeds meer gevluchte soldaten duiken op in het dorp die meedelen dat de Amerikanen voor de deur staan. Daarop wordt de scenarioschrijver gesommeerd het propagandascript om te toveren tot een bevrijdingsscript: “… Het was handig gedaan. Heel handig. In de oorspronkelijke scène had gestaan: ‘De vijand moet bestreden worden.’ Nu zei Bodo von Schwanenburg: ‘Het nationaalsocialisme moet bestreden worden.’ Ze hadden één enkel woord veranderd en daarmee de hele scène een nieuwe betekenis gegeven. Het hele verhaal. Blind oorlogsenthousiasme was veranderd in onverschrokken verzet. Door één enkel woord…”. Op het laatst vermoordt Arnie Walton iemand binnen de crew, wat als een ongelukje wordt afgedaan en onder de tafel verdwijnt. Daar wil Saunders een boekje over open doen. Dat lukt hem niet.

Held in eigen verhaal
In feite laat Lewinsky zien hoe iedereen in de oorlog zich naar gelang de situatie opnieuw uitvindt. Hoe iedereen van zichzelf een held maakt; al zijn de motieven voor bepaald gedrag, als het erop aan komt, nog zo egoïstisch van aard. "... Het leven is een klotefilm...", aldus Titi. Misschien valt er ook wel helemaal niet te leven als je van jezelf geen held in je eigen verhaal maakt.
Wat mij betreft een van de mooiste dialogen in het boek: “… Geloof jij dat de mens een ziel heeft? Wat is dat voor idioot antwoord? ‘Ik hoop het.’ Waarschijnlijk weet niemand het. Nog het minst degenen die voortdurend… Misschien hebben sommige mensen een ziel en is er bij de anderen enkel een uurwerk ingebouwd. Dat wordt opgewonden als je wordt geboren of als je ouders je maken, en als het afgelopen is… Einde verhaal. Werner had een ziel, dat weet ik zeker. Werner was… (Pauze)…”. Ik vind dat wel bijbels, eigenlijk.
“Alleen maar helden” is een verzonnen verhaal, hoewel Lewinsky de basis, ‘Een filmploeg ontvlucht Berlijn’, ooit ergens tegenkwam, vertelt hij in het interview van Katja de Bruin. Leuk is dat ik bij nader onderzoek op een bespreking stuitte waarin ene Liliane Waanders uit de doeken doet dat de bekende Duitse schrijver Erich Kästner (1899-1974) - ik moest op de middelbare school zijn boek “Emil und die Detektive” lezen - zich in de laatste oorlogsmaanden aansloot bij een filmcrew om aan het naziregime en de hem opgelegde schrijfbeperkingen te ontsnappen. Het staat allemaal in zijn dagboek dat pas ver na de oorlog in druk verscheen onder de titel “Notabene 45 (1961) / Nota bene ’45: een dagboek ” (2008).

Uitgave: Atlas Contact – 2016, vertaling Elly Schippers, 320 blz., ISBN 978 544 871 4, € 15,00
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten