Menu

maandag 2 oktober 2017

Bestendig voor ogen – K. Zetnik 135633


Subtitel: De Paddestoel-Wolk van Auschwitz / Met reacties van prof. dr. J. Bastiaans en dr. S. Schoon

Ik ben diep onder de indruk van “Alle rivieren stromen naar de zee” van Elie Wiesel – zie mijn vorige blog. Tot mijn verrassing vond ik daarin een fragment over de Israëlische schrijver K. Zetnik, waar ik verschillende verbijsterende romans van heb gelezen, die allemaal over Auschwitz gaan: "Vuurroos", "Moni" en "Daniella". Ik had de boeken ooit zelf, maar ben ze weer kwijt geraakt, behalve één waar Wiesel aan refereert. In “Bestendig voor ogen” beschrijft K. Zetnik in bijna poëtisch proza zijn ervaringen als patiënt van professor Bastiaans in Oegstgeest, bij wie hij van zijn nachtmerries probeerde af te komen.

Pseudo-herinneringen

Bastiaans was een psychiater die LSD gebruikte in zijn later zeer omstreden traumatherapie. Hij was de uitvinder van het zogenaamde KZ-syndroom, waar mede door de publicatie van psycholoog Bram Enning geen spaan van heel bleef. Het bleek dat door middel van LSD ook verzonnen herinneringen naar boven kwamen. Een voorbeeld dat indertijd veel publiciteit trok was dat van PvdA-senator Eibert Meester, die onder invloed van Bastiaans, een heel verzets- en concentratiekampverleden bij elkaar fantaseerde. Het doet me denken aan de ophef rond schrijfster Griet Op de Beeck, die vorige week in DWDD op een indrukwekkende manier schoon schip maakte met haar incestverleden. Ik heb er weliswaar met gekromde tenen naar zitten kijken. ‘Wat maak jij je kwetsbaar, meisje’, dacht ik bij mezelf. ‘Op wie zich in het licht stelt wordt geschoten’, schreef Elie Wiesel. En ja hoor, nog geen dag later vond Max Pam het nodig voluit in De Volkskrant te oreren over de vraag of het wel waar was wat Griet Op de Beeck allemaal beweerde. Zie het boek van Crombach en Merckelbach: "Hervonden herinneringen en andere misverstanden". Psychologen en psychiaters zijn er namelijk niet over uit of teruggevonden herinneringen altijd op daadwerkelijke feiten berusten. In de jaren negentig was er sprake van een abnormale toename van rechtszaken waarbij seksueel misbruik een rol speelde. In 1999 werd de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) opgericht om te voorkomen dat van seksueel misbruik beschuldigde mensen al te lichtvaardig worden aangehouden. In 2004 bracht de Gezondheidsraad het rapport “Omstreden herinneringen” uit, waarin de raad waarschuwde dat herinneringen aan seksueel misbruik die tijdens een therapie boven water komen, niet kunnen gelden als juridisch feit. Op de universiteiten in ons land is het dan ook de consensus dat je voorzichtig moet zijn met opeens opduikende herinneringen. In ieder geval werd Bastiaans op handen gedragen door de mensen die hij heeft geholpen. Psychologie/psychiatrie is een dermate vaag terrein dat het charisma van de behandelaar en de helende aandacht en erkenning richting de hulpvrager minstens de helft van een al dan niet succesvolle therapie bepalen, denk ik wel eens. Griet Op de Beeck zegt dan ook dat ze pas na haar dertigste shrink - zoals zij dat noemt - iemand vond met wie het klikte: de aanhouder wint. Iemand over de methode Bastiaans: ‘Een glaasje limonade (in plaats van LSD) had ook geholpen’. Wie weet; soms schijnt een suikerpilletje in plaats van antidepressiva ook geen verschil te maken (zie “Mijn tijdperk van de angst” van Scot Stossel).

De concentratiekampman
Elie Wiesel in “Alle rivieren stromen naar de zee” over de schrijver Yehiel Dinur, beter bekend onder de naam K. Zetnik: “… Yehiel is een man apart, een getuige apart, een in geen enkele categorie onder te brengen schrijver. Ik heb hem in de jaren zestig in Manhattan ontmoet. Ik had net in de ‘Forverts’ een enthousiaste kritiek op zijn verhaal ‘Star Eternal’ gepubliceerd. Ik wilde hem graag ontmoeten zodra hij uit Israël, waar hij woonde, was aangekomen. Ik had ‘The House of Dolls’ en ‘Piepel’ gelezen. Je zinkt erin weg als in een duistere, demoraliserende en verstikkende groeve om er voor altijd gekwetst, beangstigd weer uit te komen. Hij geeft een volstrekt onopgesmukt beeld van Auschwitz. De gruwel in al zijn naaktheid. In al zijn waarheid. Vrouwen die gedwongen worden zich te prostitueren. Kinderen die tot in hun lijf worden vernederd. Uitgehongerde mannen die tot kannibalisme vervallen. Hoe kon hij die herinneringen vertellen zonder de levenslust te verliezen? Ik durfde het hem niet te vragen. Yehiel, een gesloten schrijver, de meest gesloten schrijver die er is. Vandaar zijn besluit om te schrijven onder een pseudoniem dat ‘de concentratiekampman’ betekent. Timide, respectvol gaf hij zich alleen in zijn geschriften bloot. Als getuige in het Eichmann-proces sprak hij van ‘de andere planeet’, voordat hij midden in de zitting door een hartaanval getroffen in elkaar zakte. Nina, zijn echtgenote, een sterke en vastberaden vrouw, redde hem. Gideon Hausner vertelde me dat Yehiel om te schrijven de gewoonte had zijn gestreepte kampkleding aan te trekken. Hij stelde zich, achtervolgd door het verleden, onder behandeling bij een Nederlandse psychiater van internationale faam. Onder invloed van LSD kon hij zijn ervaringen van ‘daarginds’ opnieuw beleven en hij legde ze vast in een fascinerend boek, ‘Shivitte’, dat ik hartelijk aanbeveel aan wie niet bang is in de afgrond te kijken. Yehiel was op zijn manier een revolutionair…”.

Goddelijk licht
In “Bestendig voor ogen” begint K. Zetnik te vertellen dat hij vooral op aandringen van zijn geliefde (die theologie studeert in Esalen - destijds een spiritueel mekka in Californië), hulp gaat zoeken bij professor Bastiaans. Ze heeft hem twee jaar lang bestookt met boeken over L.S.D. en verdrongen herinneringen. Hij vindt haar lijden nog erger dan het zijne. Gillend en badend in het zweet wordt hij iedere nacht wakker en tracht zij hem gerust te stellen. Al dertig jaar heeft hij last van een ‘nachtelijk spook’, dat hem gek genoeg, als hij overdag slaapt, met rust laat. Reden waarom hij van de dag een nacht maakt. Hij kan zich niet los maken van de gevangenen die langs hem heen liepen op weg naar de gaskamers. De onvergetelijke blik uit de ogen van die mensen: “… Gedurende twee Auschwitz-jaren traden zij door mij heen, hun ogen vloeiden in de mijne…”. Hij staart uren naar een concentratiekampfoto van een lange, waardige, Joodse man, gehuld in een gebedsmantel en met tefillien rond zijn hoofd en linkerarm. Gevouwen handen. Naakte voeten. De foto staat afgedrukt in het boek. Achter de man soldaten die zich te barsten lachen. De man staart naar de plek waar hij straks dood neer zal vallen. Naast hem zijn de lichamen van andere neergeschoten slachtoffers nog net zichtbaar (hoe is het mogelijk dat er in Duitsland weer een partij aast op de macht die zegt trots te zijn op de verrichtingen van Duitse soldaten in WO I en II?). Het gaat K. Zetnik niet om het schietincident. Het gaat hem om het Verborgen licht dat van het gezicht van de man straalt: “… Ik heb zo dikwijls in zijn situatie verkeerd, maar nooit heb ik dat niveau van transcendentie bereikt. Want op zulke momenten raakte ik in paniek en ogenblikken van paniek zijn niet onderhevig aan uitstralingen van zo’n Goddelijk licht…”. Hij heeft visioenen waarin hij een onverschillige, geeuwende S.S.-officier ziet die op een vroege ochtend bij de laadbak van een vrachtauto staat waar hij met andere geraamtes inklimt. Hij beseft dat hij net zo goed die S.S.-officier had kunnen zijn, die ook maar zijn werk doet. Hij krijgt het voor elkaar in de kolenlaadbak achter in de wagen te kruipen, wat zijn redding is. Terug in een halfduistere garage komt hij te voorschijn. De vrachtwagenchauffeur zet het op een lopen. Denkt dat hij te maken heeft met een boze geest of een demon. Een S.S.-commandant stelt overdonderd: “… Als deze kerel erin is geslaagd om aan de strop te ontsnappen, ga ik hem niet nog eens ophangen!...”. Later zal professor Bastiaans dit voorval duiden als een ‘wedergeboorte’. Daar is de splitsing van zijn ziel begonnen, betoogt de psychiater. Pas als K. Zetnik dit gegeven heeft verwerkt kan hij het over zichzelf hebben als ‘ik’.

E.D’M.A.
Het boek is op een hallucinerende toon geschreven. K. Zetnik vertelt dat de Hebreeuwse letters E.D’M.A. hem steeds voor ogen zweefden. Hij verduidelijkt die niet. Ik neem aan dat ze op de titel van het boek slaan: ‘Bestendig voor ogen’. Hij zegt dat dokter Mengele in verwarring raakte toen hij de letters in zijn ogen zag verschijnen, waardoor hij niet naar het crematorium werd verwezen. Zijn hand schreef de letters vanzelf naast de titel toen hij werkte aan “Vuurroos”, dat hij in twee en een halve week schreef, ervan overtuigd dat hij niet lang meer te leven had. Ze staan in iedere vertaling naast de titel van al zijn latere boeken. Als professor Bastiaans met zijn spuit op hem afkomt: “… Zal ik het er levend vanaf brengen? Lettercombinatie, zullen wij de Nachtmerrie opnieuw overleven?...”. Ergens anders heeft hij het over ‘de occulte lettercombinatie Sjiwwietie’ ('Ik stel mij de HEER bestendig voor ogen'), waarmee hij hetzelfde lijkt te bedoelen en waaruit de naam van God, JHWH, gloeit. Als zijn toekomstige vrouw in Tel Aviv zijn “Vuurroos” leest zal ze besluiten de schrijver weer levensvreugde te geven. Ze verlaat de tien-kamer woning van haar ouders om het leven met K. Zetnik in een armzalig keldertje te delen. Ze weet voor de sessies met Bastiaans een vakantiehuisje te bemachtigen in de badplaats Noordwijk. Hij hoeft dus niet opgenomen te worden. Hij vertelt hoe op het strand een paar nieuwsgierige jonge Duitsers naar hem toe komen om het gebrandmerkte concentratiekampnummer op zijn arm te bewonderen. Ze denken dat het om een bijzonder soort tatoeage gaat. Hij springt op en rent weg als een gek. Nog steeds kent hij het nummer niet uit zijn hoofd: een getallenreeks, welke dan ook, maakt zijn geheugen leeg. Hij marcheert door de straatjes van Noordwijk terwijl hij tegen iedereen huilend ‘Kan niet lopen’ mompelt. Woorden die een Nederlander ooit tegen hem sprak terwijl zijn Arbeitskommando op weg was naar een Baustelle. Diezelfde Nederlander weigerde een vat kerosine uit te gieten over een levende lading zigeunervrouwen en –kinderen.

En gij, wie bent gij, God?
Met een aanraking haalt professor Bastiaans hem steeds weer terug uit zijn onderbewuste. Hoe levensgevaarlijk de psychiater bezig is blijkt wel als deze verklaart dat als hij K. Zetnik niet zou aanraken hij misschien voorgoed aan de andere kant zou blijven. K. Zetnik: “… In mijn hart ben ik Bastiaans dankbaar dat hij mij heeft wakker gemaakt en mij juist op dat ogenblik heeft laten ophouden. Als hij dat niet had gedaan, zou mijn ziel mij midden in een dwaze vlucht hebben verlaten…”. Professor Bastiaans maant hem mee te werken. K. Zetnik is amper in staat zijn vragen te beantwoorden of in woorden te vangen wat hij ziet. Toch is dat nodig, wil de psychiater de opgeroepen beelden decoderen om de ‘giftige doorn er uit te kunnen halen’. K. Zetnik ziet beelden van een nucleaire paddenstoelwolk die als rook uit de schoorstenen van Auschwitz komt, waarin Satan verschijnt. Hij kan er niet over praten. Zegt drie afspraken af. Voor andere patiënten is dat zoiets als de Messias opbellen om hem te zeggen dat hij zijn Komst nog maar even moet uitstellen… Pas na twee jaar en een onverwacht gesprek met Bastiaans, die hij toevallig tegen het lijf loopt tijdens een boswandeling, komt er een doorbraak in de therapie. K. Zetnik overlaadt de lezer met sobere, gruwelijke beelden. Het gebrandmerkte woord FELD HURE tussen de borsten van zijn zeventienjarige zus Daniella. Zijn makker Pinni, die zichzelf voor de voeten van de Blockführer werpt en smeekt om de geseling die zijn vader moet ondergaan. Vevke, de schoenlapper, die gekruisigd wordt op een kolenkachel. Een joodse clown die tot op het bot wordt afgekloven als hij een pot marmelade over zich heen krijgt en een troep uitgehongerde gevangenen hem af mogen likken. Zijn naakte moeder, in een rij om vergast te worden. In een visioen ziet K. Tsetnik hoe zij God ter verantwoording roept: “… Loop niet voor mij weg, God! Kijk mij recht in de ogen, God! Zij leverden mij bij u af, naakt en zonder haar. Mijn kinderen snikken: ‘Mama! Mama!’ Hoort u het gejammer van mijn kind, de Piepel (jongenshoertje)? Hoort u mijn kind, de Feld Hure, snikken? Ik ben de moeder van deze snikkende kinderen. En gij, wie bent gij, God?...”. Hij beleeft zichzelf als een Phoenix, de mythische vogel die uit zijn eigen vuur verrijst. Hij zweert dat hij de stem zal zijn van de overledenen: “… Van nu af aan heb ik als overlevende de opdracht getuige te zijn in de rechtszaak die dient tussen God en Satan – de rechtszaak die wordt gevoerd in het hart van ieder mens…”. Uiteindelijk schrijft hij: “… Overal waar mensen zijn is Auschwitz. Het was niet Satan die de Paddestoel schiep, maar u en ik…”.

Uitgave: Kok Kampen – 1989, vertaling Liesbeth Mok, 140 blz., ISBN 978 902 420 727 5, € 8,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten