zondag 13 maart 2011

Bekentenissen – Nina Hagen


Wie denkt dat christenen saaie mensen zijn moet dit boek maar eens lezen!

Ruim anderhalfduizend jaar geleden schreef kerkvader Augustinus zijn “Belijdenissen”. Anno 2010 schrijft punk- en rocklegende Nina Hagen haar  “Bekentenissen”. Allebei vertellen ze hoe ze gedreven zoeken naar persoonlijke waarheid. Allebei gaan ze daarbij dwars door de populaire filosofieën van hun tijd. En allebei omarmen ze uiteindelijk het christelijk geloof.

“… Als ik één ding van het christendom heb begrepen dan is het dat het óf liefde is, óf niets. It is love or good for nothing!..”; aldus de tussen genialiteit en gekte switchende Hagen.

Nina Hagen wordt geboren in de atheïstische kunstenaarsscene van Oost-Berlijn. Haar vader, waar ze zielsveel van houdt,  is een getraumatiseerde, schrijvende, communistische, half-joodse kampoverlever. Haar moeder een steeds beroemder wordende, feestende  DDR-actrice. Het huwelijk houdt geen stand; haar vader kan zich niet aan het ‘normale’ leven aanpassen en raakt steeds verslaafder aan pillen.
Nina gaat met haar buurmeisje zondagsochtends stiekem naar een kerk, als wederzijdse ouders, die, zoals ze meedeelt, bepaalt geen engeltjes zijn, hun weekendroes uitslapen.
Haar moeder verzamelt mooie spullen. Van kostbare boeken tot raadselachtige afbeeldingen en voorwerpen die Nina vanuit een andere wereld toelonken. Daaronder bevinden zich ettelijke goudglanzende iconen en een oeroude Bijbel. Ze eigent zich de Bijbel toe, en begint er bijna dagelijks in te lezen. Het gotische schrift deert haar niet. Zo raakt ze al heel jong overtuigd van het bestaan van een ‘verboden wezen’: God. Ze besluit dat ‘verboden wezen’ uit te dagen; en doet dat door Hem op een avond vreselijk te vervloeken. Hoe zou Hij reageren? De dag daarop breekt ze op school tijdens een gymles haar been en moet een aantal weken plat in het ziekenhuis. Voor haar is dat het bewijs dat God echt bestaat, dat Hij werkelijk in Jezus mens is geworden, en vanaf dat moment schenkt ze Hem, zoals zij dat zegt, haar hart.

Nina’s moeder krijgt een verhouding met een politieke dissident, Wolf Biermann, die veel invloed op Nina heeft. “Mama’s nieuwe vlam was geen onschuldige flirt, het was een politieke afgrond”, zegt ze hierover. “Later zouden wij allemaal in een waanzinnige berg Stasimateriaal ontdekken hoe liefdevol elke stap die we zetten en elk woord dat we zeiden waren gevolgd.” Hagen weet wat fascisme is.
Ze maakt haar gymnasiumopleiding niet af.
“… Toen ik veertien of vijftien was, bestond er geen nest meer waarin ik me terug kon trekken. Ik zeg dat zonder hard feelings. Het was gewoon zo. En aan de oppervlakte leed ik daar niet eens onder. Ik wilde zelf graag weg van mijn zeurende moeder, die me op een nacht gewoon (bezopen en vastberaden) een schop onder mijn kont gaf en me de deur uitzette…”.
Op haar vijftiende en zestiende ondergaat Nina een abortus. “… Het verdrietigst was ik omdat mijn omgeving (de vader van het kind incluis), ja, dat al die mensen om mij heen zo onthutst waren over mijn zwangerschap. Bijna ademloos adviseerden ze me allemaal om abortus te plegen. Iedereen die ik vroeg. Iedereen. Wat is dat nou voor reactie, zeg! Ik had toen zo gehoopt dat er iemand was geweest die had gezegd: ‘Van harte gefeliciteerd, Nina, je bent wel een beetje erg  jong, maar wat maakt het uit, we zullen dat varkentje wel wassen!’. Maar nee, waar ik zo naar verlangde, gebeurde niet…”.

Achteraf blijkt dat de Stasi heeft verhinderd dat Nina naar de toneelschool kon. Na een vergeefse vluchtpoging richting het westen via  Polen, helpt iemand haar uiteindelijk aan een opleiding bij de "Zentrale Studio fur Unterhaltunskunst", en zo haalt ze toch nog een diploma en is officieel beroepszangeres.
Hagen baalt echter van de opgedrongen socialistische volksmuziek, en gaat voor de wereld van seks, drugs en rock-‘n-roll.
Ze vertelt over een bijna-dood-ervaring tijdens een lsd-trip, waarin ze Jezus ervaart. “Ga jij ook weer weg, net als de anderen?’, vraagt ze. “Nee!”, antwoordt Hij. “Ik ben er altijd! Ik was er altijd! Ik zal er altijd zijn!”.
Via-via komt Nina tussen de punks terecht in Londen, en later in Amsterdam, waar ze samenwerkt met onze eigen Herman Brood. Ondertussen is Brood dood, en leeft Nina Hagen: voor haar wederom een bewijs dat  God bestaat.   

Tussen al de mega-successen door, gaat Hagen’s spirituele zoektocht verder. Terwijl ze zwanger is van haar eerste kindje heeft ze een ufo-belevenis  waarover ze later schrijft: “… bij het fenomeen ufo gaat het om luchtschepen, om lichtverschijnselen aan de hemel en om het feit dat mensen in veel gevallen tegen hun wil worden ontvoerd en mishandeld door demonische wezens. Dat is toch satanisch! In de Bijbel wordt de duivel ook als heer der luchten beschreven, een ‘blender’, een gladjanus. Al in de Middeleeuwen deed de duivel met luchtkastelen van zich spreken. Nu weet ik dat dit soort ufo’s mensen niets goeds brengen! Het zijn waarschijnlijk helemaal geen aliens van verre planeten, maar transdimensionele demonen, duistere machten. En daar wil ik niets mee te maken hebben! In de naam van Jezus! Amen…”.

Ze komt in contact met de Oost-Aziatische religie’s. Ze stort zich vol overgave in het  hindoeïsme, boeddhisme, christendom en confucianisme, en vindt zichzelf ontzettend vrijdenkend en transconfessioneel als ze haar kind Cosma Shiva noemt. In de jaren tachtig heeft iedereen het over India. Daar komt het idee vandaan dat alle godsdiensten in wezen gelijk zijn; en ook Nina gaat op zoek naar de religie achter de religie’s: “… In de vitrine van mijn religieuze overtuigingen rangschikte ik Shiva bij wijze van proef in de buurt van de Heilige Moeder Maria. Shiva en Shakti. Geen ruzie maken! Halleluja, ohm, ohm, ohm…”.
Ze vindt een goeroe, Bahaji, en  leeft herhaaldelijk een tijdje in zijn ashram in India. Maar bij stukjes en beetjes merkt ze dat de duistere cultus van Bahaji en de vereerders van Shiva een blasfemische after- en antireligie, en in waarheid 'sympathie for the devil' is. Er is geen echte liefde, er zijn geheime bloederige dierenoffers, de persoonlijkheid van de aanhangers wordt afgebroken, en er wordt heftig verlangd naar de uiteindelijke ondergang van de wereld in een vuurzee. Bahasji wil vernietiging, de nucleaire crash, de grote showdown. En als je zijn mantra bidt, versterk je zijn duivelse energie alleen maar, volgens Nina. “… Ook lichamelijk deed me het geen goed, alsof Bahaji zelfs op dat gebied nog een pact met de duivel had. Na mijn laatste reis naar India in oktober 2008 zweefde ik wekenlang tussen leven en dood. Het was geen buikgriep en hoewel alle symptomen erop leken, had ik volgens de dokters van het Tropeninstituut in Hamburg niets. Helemaal niets. Anyway. Dan ben ik dus bijna doodgegaan aan helemaal niets...”

Voor de Nina Hagen van nu klinkt het hindoeïstische begrip ‘satanan dharma’, dat zoveel betekend als de waarheid die de vuurproef van voorbije tijden heeft doorstaan, en waar Jezus met gemak aan voldoet, inmiddels zo’n beetje als ‘satan dharma’: “… Ik heb het een en ander meegemaakt en wel zo dat ik de zogenaamde ware religie nu beschouw als licensed bij mister Horrelvoet. Het Duitse woord duivel komt, net als bij het Engelse devil, het Italiaanse diavolo en het Spaanse diablo van het Griekse woord "diabolos". En dat betekent: overhoopgooier. Het spreekwoord dat alle katten grauw zijn, klopt alleen s’nachts. Als het licht is, zijn er fundamentele verschillen tussen de godsdiensten. “Ik ben de weg, de waarheid en het leven,” heeft Jezus gezegd. En dat geloof je, of je gelooft het niet. Van alle godsdiensten een caipirinha mixen betekent: ze geen van alle serieus nemen. Er bestaat net zomin ‘een beetje waar’ als er ‘een beetje vrede’ bestaat. Jezus als superwereldwijze onder andere superwereldwijzen te zien betekent dat je Hem van zijn identiteit berooft, dat je een leugenaar van Hem maakt, dat je Hem niet serieus neemt. Yogananda’s esoterische beslaglegging op Jezus in de hindoeïstische godenhemel vind ik inmiddels smakeloos en leugenachtig... Honderdduizenden oprechte christelijke westelijke zoekenden begaven zich de afgelopen decennia op weg naar India. Jezus wilde dat ik deze weg ging. God schonk mij de genade een van hen te zijn. Ik was daar beneden. Ik heb alles gezien; de hele verrotte, heidense tovenarij. Maar de levende God, de God van Jezus, trok me weg bij die demonische saffraanlijmroute, zodat ik anderen voor die plakkerige verstikking kon behoeden en degenen die er al met huid en haar aan vastplakten los kon rukken… Misschien is het mijn lot dat ik  alleen leer als ik iets aan den lijve ondervind, dat ik voor altijd autodidact ben, in de kunst, in het geloof, in het leven...”
La Hagen (s)preekt …

Nina Hagen werd in 2009 gedoopt door de protestantse pastor Kalle in Schüttorf.

Dit boek las ik tijdens een midweek Parijs. In een winkelgalerij onder het Louvre vond ik in een mega-musicstore een CD vol daverende gospelrock van Nina Hagen: “Personal Jezus”. Inmiddels kan ik één ding zeggen: ze zingt zoals ze gebekt is. Ze klinkt als een kerel, specifieker: als een zwarte bootwerker. Authentiek, woest, met gigantisch rollende rrrr’s… In het boek vertelt ze ergens dat haar moeder gek werd van haar stem; dat kan ik me levendig voorstellen. Volgens haar heeft ze haar stemvolume te danken aan alle keren dat ze als peutertje alleen werd gelaten door haar ouders en nachtenlang  in haar bedje stond te huilen.

Ik geef direkt toe: van een fenomeen als Nina Hagen moet je houden. En dat doe ik. Ik vind haar schitterend. Als ik alle gezapigheid om mij heen helemaal zat ben, haal ik Nina Hagen van stal. Daar word ik zo vrolijk van!

Uitgave: Ten Have - 2010 

Geen opmerkingen :

Een reactie posten