zondag 17 april 2011

Kleine Bij – Chris Cleave


‘Als je gezicht opgezwollen is door het pak slaag van het leven, lach dan en doe alsof je een dikke man bent.’    Nigeriaans gezegde

In tegenstelling tot wat de gezellige titel en de romantische omslag van dit boek doen vermoeden  - een bij en een klein kind aan zee bij ondergaande zon: dat combineert toch al snel tot iets als Maja de Bij, of zo – is dit het heftige relaas van een 14-jarig asielzoekertje in Engeland.
'Kleine Bij' is de naam die ze in een periode van verschrikkingen aanneemt. Wel frappant: op het moment dat ik dit schrijf zitten we midden in de zogeheten christelijke ‘lijdenstijd’ (week voor Pasen), en dat valt helemaal op zijn plek met wat Kleine Bij verwoordt:
“… In ons dorp ontbreken in onze bijbel alle pagina’s na het zesenveertigste vers van het zevenentwintigste hoofdstuk van Mattheüs, en daarom was wat ons betrof het einde van onze religie: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?...”.

Het rare van dit boek is dat de uitgever het niet makkelijk heeft gemaakt om het te recenseren. Op de achterflap van ‘Kleine Bij’ staat namelijk de volgende tekst:

“Op een mooi strand wacht een verhaal op een verteller. Het verhaal maakt je aan het lachen. Het ontroert je, schokt je en vervult je met afschuw. Maar steeds weer zul je terugkeren naar dat strand. Keer op keer.
We willen je eigenlijk niet vertellen waar dit boek over gaat. Het is een uiterst bijzonder verhaal en we willen je leesplezier niet verpesten. Maar toch moet je genoeg weten om het boek te kunnen kopen, en daarom vertellen we je dit:
Dit is het verhaal over twee vrouwen. Ze hebben elkaar ontmoet op een paradijselijk Afrikaans strand, en één van hen heeft een verschrikkelijke keuze moeten maken. Twee jaar later ontmoeten ze elkaar opnieuw, en dat is waar het verhaal begint.
Op het moment dat je begint te lezen, wil je je vrienden erover vertellen. Maar vertel hun alsjeblieft ook niet waar dit boek over gaat. Door de magie van het boek komen ze het vanzelf te weten.”

Tsja; wie ben ik dan om het verhaal uit de doeken te doen, hè?!
Daarom ga ik het over een andere boeg gooien: dit is een verhaal over vluchtelingen – laten we het dus maar eens over vluchtelingen hebben.
Kleine Bij zegt: “… Een vluchteling blijft geen minuut op de plek waar de dood langs is gekomen. Echt, er is geen vlag voor mensen als wij, die ronddobberen. We zijn met miljoenen, maar we zijn geen natie…”.
Ik weet heel goed dat in detentiecentra soms mensen opgenomen worden die van geen kant deugen; mensen die barsten van het geld waardoor ze in staat zijn hun land uit te komen, misdadigers die de vreselijkste dingen hebben gedaan; enzovoort, enzoverder.
Maar het andere verhaal, is het verhaal van Kleine Bij:
“… Ik vraag u hier ter plekke om het alstublieft met me eens te zijn dat een litteken nooit lelijk is. Dat wil het litteken ons laten denken. Maar u en ik moeten afspreken ze het hoofd te bieden. We moeten alle littekens zien als schoonheid. Oké? Dit zal ons geheim zijn. Want neemt u van mij aan dat zich op iemand die sterft geen littekens vormen. Een litteken betekent: ik heb het overleefd. Over een paar ademteugen zal ik u enkele treurige woorden vertellen. Maar u moet ze aanhoren, net zoals we overeengekomen zijn voortaan naar littekens te kijken. Treurige woorden zijn gewoon een andere vorm van schoonheid. Een treurig verhaal betekent dat deze verhalenverteller nog leeft. Voor je het weet overkomt haar iets fijns, iets wonderbaarlijks, en dan zal ze zich omdraaien en glimlachen… Ik haal alle verhalen uit het detentiecentrum door elkaar. Alle verhalen van de meisjes beginnen met de-mannen-kwamen-en-ze.  En alle verhalen eindigen met en-toen-stopten-ze-me-hier. Het gaat ongeveer als: de-mannen-kwamen-en-ze-staken-ons-dorp-in-brand-bonden-onze-meisjes-vast-verkrachtten-onze-meisjes-namen-onze-meisjes-mee-geselden-mijn-man-sneden-in-mijn-borst-ik-rende-weg-door-het-struikgewas-vond-een-schip-stak-de-zee-over-en-toen-stopten-ze-me-hier. Of zo ongeveer. Alle verhalen zijn verdrietig, maar u en ik hebben onze afspraak over treurige woorden…”

Kleine Bij is zo bang voor mannen, dat ze overal waar ze komt, bedenkt hoe ze zichzelf moet doden, mocht ze aangerand worden: “… Ik maakte mezelf onbegeerlijk, ik weigerde me te wassen en ik liet mijn huid vettig worden. Onder mijn kleren bond ik een brede strook katoen om mijn borst, om mijn borsten klein en plat te maken. Ik droeg een wijde spijkerbroek en het hawaïhemd van een man en stevige zwarte laarzen met stalen punten die door het gescheurde leer schemerden. Ik ging naar de verpleegster van het detentiecentrum en liet haar met een medische schaar mijn haar heel kort knippen. Tijdens die hele twee jaar heb ik niet gelachen of een man aangekeken…”.

Toch wel iets om over na te denken, als je naar het journaal kijkt of de krant leest. Kleine Bij is iemand die in haar land achtervolgd werd door moordenaars, die haar dorp  platbrandden omdat er olie in de grond zat. Iedereen die daarvan wist moest dood.
De andere vrouw uit het boek, Sarah, een succesvolle uitgeefster van een edgie maandblad, vertelt: “… Ik ging heel slim op vakantie naar een bijzondere plek. In die periode vond er in Nigeria (waar ze Kleine Bij ontmoette) een oorlog om olie plaats. Andrew (haar man) en ik wisten dat niet. De strijd was kort, rommelig en er werd nauwelijks over bericht. De Britse en Nigeriaanse regering ontkennen tot op de dag van vandaag dat hij überhaupt heeft plaatsgevonden…”.
Olie, Nigeria, Shell, benzine die ‘wij’ tanken. Ik weet niet of het zo zit; maar het rondje is snel gemaakt.
Theoloog Bram van de Beek, zegt in zijn boek “Is God terug?” (zie mijn vorige blog) het volgende: “… Op het moment dat ik benzine tank, zit er een wereld van uitbuiting, competitie en geweld achter. Bovendien vervuil ik het milieu. Maar dat geldt ook allemaal voor mijn verwarming. En als ik de kachel uit laat, dan moet ik een wollen trui aantrekken en stevige warme schoenen. Daarover kan ik ook weer zo’n verhaal opzetten… Zonde zit in mijzelf, ze zit in de structuren, ze zit in de ambivalenties van het leven en welke keuze je ook maakt, je komt de zonde altijd weer tegen. Vanaf het moment dat je er bent, heb je ermee te maken. Dat geldt zelfs al vóór je geboorte – alles wat je ouders doen om jou het leven mogelijk te maken is deel van diezelfde kluwen. Zelfs je pure zijn is al schuld in een overbevolkte wereld. Deze kluwen heeft Augustinus ooit aangeduid met het woord “erfzonde”… De meeste mensen moeten niet veel hebben van de gedachte van de erfzonde. Dan hebben ze echter nog niet veel over de zonde nagedacht, niet veel over zichzelf, over hun maatschappelijk functioneren en evenmin over hun plaats in de hele samenhang van de wereld…”.

Sarah heeft dit uiteindelijk goed door: “… Ik vocht tegen mijn tranen. ‘Een compromis, hè? Is volwassen worden niet treurig? In het begin denk je dat je alle slechteriken kunt doden en de wereld kunt redden. Je begint net als Charlie (haar vier-jarige zoontje die zich voortdurend ‘batman’ waant). Dan word je ouder, zo oud als Kleine Bij misschien, en je beseft dat een deel van de slechtheid in de wereld in jou zit, dat je er misschien wel deel van uitmaakt. En dan word je nog wat ouder, en je hebt iets meer geld, en je begint je af te vragen of die slechtheid die je in jezelf hebt gezien eigenlijk wel zo slecht is. Je begint het over tien procent te hebben…”.
Over haar ontmoeting met Kleine Bij: “… Wat zagen ze er nu dwaas uit, mijn zorgvuldige reeks afweermechanismen tegen de natuur: mijn schaamteloze tijdschrift, mijn aantrekkelijke echtgenoot, de verdedigingslinie van het moederschap en affaires waarop ik blindelings vertrouwd had. De wereld, de echte wereld, had zich er een weg door gebaand. De wereld was op mijn bank gaan zitten en liet zich niet langer verloochenen…”.

Dit boek heb ik uitgelezen op de dag dat Jan van Benthem in het ND (13.04.11) schrijft over het Europese aanvalsplan tegen de stroom illegale migranten die in gammele bootjes koers zetten uit Noord-Afrika naar o.a. het eiland Lampedusa. Italie wil ze niet en geeft ze een tijdelijk visum waarmee ze door de EU kunnen reizen: er zijn toch open grenzen?
“… Binnen een dag bleek dat de daarover in jarenlange onderhandelingen bereikte afspraken in de prullenbak verdwijnen… Frankrijk gaat weer grenscontroles houden en Duitsland, Oostenrijk en Belgie hebben laten weten dit voorbeeld te volgen (inmiddels 'wij' ook!). Zelden zakten Europese idealen sneller door de vloer…”. 
De Arabische revoluties zijn tevens een test voor deze idealen: “… Terwijl we de roep om meer democratie die in de opstanden klinkt ondersteunen, kunnen we niet volstaan met de EU zo hermetisch mogelijk af te grendelen. Als er een aanvalsplan moet komen, laat het dan een aanval zijn op de omstandigheden die de mensen in die wrakke boten drijven. Het zou tegelijk een prima invulling zijn van de in Arabische landen veelgebezigde term voor de EU als “die christelijke club”.

Ik ben het hartgrondig met deze commentator eens. Ik vind dat Chris Cleave (ook een columnist trouwens, en wel bij “The Guerdian”) een prachtig geëngageerd boek over een ethische strijd heeft geschreven, die iedere stemgerechtigde zou moeten lezen. Hij heeft een eigen website: www.chriscleave.com/.

Uitgave: Prometheus - 2009
   

Geen opmerkingen :

Een reactie posten