zaterdag 24 september 2011

De held – Jessica Durlacher


Op de boekenclub “De held”, het negende boek van Jessica Durlacher(1961), besproken. Eerlijk gezegd was ik er bij eerste lezing niet zo kapot van. Ik vond het wat vlak door een beetje teveel-van-het-goede; c.q. kwade. Pas bij tweede lezing ging ik steeds vaker dingen denken als: “toch wel heel knap gevonden” of “wat goed verwoord”.

Hoewel het boek nergens zo wordt aangekondigd zou je “De held” met recht een “literaire thriller” kunnen noemen. Dit in tegenstelling tot het door uitgeverij Anthos met veel aplomb op de markt gezette genre, dat het predikaat meestal echt niet verdient. Want, zei laatst iemand, een literaire thriller hoort natuurlijk in de eerste plaats literair te zijn, terwijl je er ook nog van moet gaan trillen. In dit zeldzame geval gaat dat inderdaad samen op.

Sarah Silverstein - joods, jaar of 45, beetje verwend type - heeft haar leven prima op orde. Geld zat, groot huis en een illegale werkster die dat voor haar schoonmaakt - dus tijd genoeg om te freewheelen als schrijfster (“… mijn specialiteit op de krant was dat ik geen specialiteit had…”), man die succesvol carrière maakt in de filmindustrie en met wie ze nou niet bepaald in diepe verbondenheid leeft, maar ach; en twee tieners die het goed doen.
Echter: als haar 80-jarige vader overlijdt ‘aan een domme, fascistoïde bacil’ houdt het op met goed gaan.
Tijdens een solitair hardlooprondje in een bos wordt Sarah aangerand door een beest van een vent die haar naam lijkt te kennen. Haar in Amerika studerende zoon van 19 heeft de beslissing genomen het leger in te gaan, wat voor Sarah zo’n beetje gelijk staat aan zelfmoord (… Ik loop achter, mijn kind waait weg, hij verdwijnt in de verte en ik kan hem niet pakken…). Op een nacht dringen een paar overvallers het huis binnen, binden Sarah vast, schieten haar man neer, en verdwijnen met haar dochter van 13 naar de zolder, waar ze God-mag-weten-wat met haar uitspoken; in ieder geval is het zo erg geweest dat Tess, zo heet ze, er achteraf niet over kan praten.
Op de achtergrond speelt, zoals in alle boeken van Jessica Durlacher, de tweede wereldoorlog een grote rol. Uiteindelijk liggen daar de lange wortels van het kwaad dat Sarah in golven overspoelt. Ze verdrinkt er bijna in.

In dit boek analyseert Jessica Durlacher op een bijzonder knappe manier ‘het kwaad’: “… Wanneer dringt het tot je door dat iets echt erg is – als je dat altijd is bespaard?...”.
Wat doe je als je met geweld wordt geconfronteerd? Wat gebeurt er met je als het kwaad op je afkomt? Of de mensen die je lief zijn treft? En hoe zit het met het kwaad in onszelf? Hoe ga je ermee om? Kun je het verwerken? Kun je woorden vinden? Of schieten die altijd tekort? Is het te erg? Ben je met stomheid geslagen? Stopt de pijn in jezelf een keertje; of blijft het als een gebed zonder einde altijd maar doorwroeten? Hoe moet je leven met alles wat is gepasseerd? Ga je voor wraak, of kun je vergeven? En wanneer ben je ‘een held’? Als je laf aan de kant gaat staan, of als je overgaat tot vergelding? Met de laatste vraag is Durlachers antwoord eigenlijk al gegeven.

Jessica Durlacher hoort bij de zogeheten tweede-generatie-joden; de kinderen die de Tweede Wereldoorlog niet zelf hebben meegemaakt, maar die wel moeten leven met hun veelal getraumatiseerde ouders. Dat is niet makkelijk. Dat merk je in haar boeken en ook in de boeken van haar eveneens joodse man, schrijver en filmproducent Leon de Winter. Ik herinner mij een interview waarin hij vertelde hoe Jessica en hij hebben gewikt en gewogen over de naam van hun zoon: Moos. Zou hij ermee gepest worden in zijn leven? Vast wel. Het antisemitisme is nooit ver. En toch gewoon doen; die naam. Om een statement te maken, om een vuist te ballen: “Ik ben een jood. Nou en?!...”.
Ook Jessica’s vader, de bekende kampoverlever Gerhard Durlacher (1928-1996), schreef diverse boeken over zijn ervaringen als jood in WO II.

“De held” staat vol indrukwekkende observaties en filosofische gedachtenflarden:

“… In de wachtruimte bij de gate staarde ik naar een jonge moeder met een baby in haar armen. Hij moest een maand of zes zijn, rond en donker was hij, met lange wimpers. De moeder streelde zijn ruggetje haast in trance, de uitdrukking op haar gezicht afwezig, ze was in zichzelf verzonken. Dit was het oerbeeld van moederliefde – ze had het kind vast, hij was veilig, zo veilig als bij haar was hij nergens. Een andere vrouw zag ik naar hen lachen, vertederd. Dat voelde ik niet, vertedering. Ik zag ook geen weerloosheid of zwakte, vaak geassocieerd met moeders, baby’s, kinderen. Deze tederheid was een bundeling van pure kracht, geweld dat klaarlag, geladen voor iedereen die zou proberen dit kind af te pakken of het kwaad te doen. De keerzijde van de ergste, grootste liefde was geweld… De vraag was of het omgekeerde ook waar was. Of aan de andere kant van geweld altijd sprake was van liefde…”.

“… zonder geweten heb je vast veel meer plezier…”

“… we huilden alsof we twee douchekoppen waren (Tess’ woorden)…”

“… ‘Gaat het goed?’ ‘Ja, hoor.’ Dat soort goed. Halfdood-goed. Afwezig-goed…”

“… Tess laat zich weer in de wereld van Facebook zakken…”

Een stuk over de roman “Ongenade” van de Zuid-Afrikaanse schrijver Coetzee, die je als tegenhanger van “De Held” zou kunnen zien: “… Kon ik me niet beter schikken in pijnlijke lijdzaamheid, net als de hoofdpersoon in ‘Disgrace’? Het woord alleen, ‘disgrace’. Het tegendeel van alles wat het leven de moeite waard maakt: liefde, gratie, wellevendheid, waardigheid. ‘Disgrace’: de verkrachting daarvan. Schande, schaamte, vernietiging van menselijkheid – allemaal ‘disgrace’. De volwassen dochter van de hoofdpersoon in Coetzees verhaal accepteert haar algehele ‘disgrace’, alsof het niet een godgeklaagd schandaal is dat zij is verkracht en daardoor zwanger raakt, en haar honden zijn vermoord en ze een ondergeschikte rol moet spelen op haar eigen boerderij. Ze schikt zich in haar lot alsof ze vindt dat ze niet beter verdient, en uiteindelijk, aanvankelijk tegen zijn zin, schikt haar vader zich in het zijne. Wat een oneindige triestheid. Geen wraak, geen vergelding. Hij schikt zich in zijn ongenade, wat uiteindelijk zelf ook weer een ‘disgrace’ is. Wat rechtvaardig is, heeft elke revelantie verloren…”.

“… ‘Muzelman,’ vertelde mijn vader, ‘zo noemden we de mensen die zichzelf hadden verloren. Een muzelman was een totaalvergeter, een menselijk wrak zonder morele waarden of menselijke gevoelens… wat ik je nu ga vertellen, is echt gebeurd. Ik was in het kamp, en ik had zo’n honger, ik was aan het afglijden. Ik voelde niets meer, wist niet meer wie ik was, en toen heb ik het gedaan: ik heb brood gestolen van kameraden die aan het sterven waren. Ik was bijna een muzelman. Zonder wroeging, helemaal zonder gevoel. Dat brood kon hen niet meer redden, dat weet ik ook wel. Ik heb me er jarenlang slecht over gevoeld dat ik dat heb gedaan. Maar de ironie is dat ik juist door het eten van dat brood mijn schaamte terugkreeg, mijn geweten. Saar, in tegenstelling tot wat veel mensen denken verheft leed niet. Integendeel. Verheffing is slechts weinigen vergund – voor een beetje verheffing zijn tijd, aandacht, voedsel en rust onmisbaar, al is het maar een beetje. Leed corrumpeert…”

“… Het uiterste van onverschilligheid is de volstrekte doof- en blindheid voor de pijn die je iemand doet. Onverschilligheid op zijn maximaalst is pure wreedheid…”

Ik moest denken aan de psychologische studie van Jan de Laender “Het hart van de duisternis” (zie mijn blog van 03.12.2010) waar dezelfde fenomenen uit de doeken worden gedaan, maar ook aan het laatste en gruwelijke boek van Primo Levi “De verdronkenen en de geredden”, waarin hij schrijft over de totale morele ineenstorting van zowel de onderdrukkers als de slachtoffers in de kampen. Hij stelt dat de overlevers overleefden ten koste van de doden. Kon hij dat schuldgevoel niet aan? Uiteindelijk pleegde hij zelfmoord.

Ik heb me suf gepiekerd op deze zin: “… Als een geruststellend leven zonder restricties ligt op de achtergrond van deze wanhoop waanzin op de loer…”. Het zal best; maar ik zie het niet voor me, en ook als het gaat over Tess’ “… lange dunne mollige vingers…”, weet ik het eventjes niet.
Jessica Durlacher zegt dat ze is overgegaan van ‘kijkend’ naar ‘handelend’ schrijven. Ze noemt ‘Terug naar Ina Daman’ van Simon Vestdijk het lievelingsboek uit haar jeugd: een boek over een verliefd jongetje dat zich helemaal afspeelt in zijn hoofd. Nu dus: snelle aktie. Heel goed. Wat spanning kan ‘geen kwaad’.
“De held” kent weinig nuances, maar als je zo dicht op het kwaad zit als Jessica Durlacher dan mag je van mij best zwart-wit zijn, hoor…

"De held" is voor €12,50 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (voor meer informatie over IZB-Ark: zie kolom hiernaast).

Uitgave: De Bezige Bij - 2010

Geen opmerkingen :

Een reactie posten