Myrthe van de Meer schreef over haar vijf maanden durende verblijf op de psychiatrische afdeling van een academisch ziekenhuis een ontroerende ‘psychiatrische roman’- zoals zij het boek zelf noemt.
Als een camera laat ze haar alter ego Emma minutieus registreren wat er om haar heen gebeurt. Al puzzelend probeert ze alles in een stabiel wereldbeeld te passen. Dat is hard werken, met als resultaat een onopgesmukt verhaal waarin geen enkele rol is weggelegd voor psychiatrische helden, dan wel antihelden; in welke vorm ook.
Cliënten, verpleegkundigen, therapeuten: het zijn net mensen.
Het monster dat depressie heet
Ik werk, dus ik ben. Ziedaar: de wereld volgens Emma. Als ze door haar bedrijfsarts op non actief wordt gezet stort ze volkomen in, kan niet meer ophouden met huilen, en wil alleen nog maar dood. Ook al heeft ze een geweldige vent die er niet over denkt haar te verlaten, hoewel Emma honderd keer voorstelt de relatie maar te verbreken omdat het niets gedaan is met haar: “… Of het is liefde, of hij luistert gewoon niet. Ik ben vastbesloten om de rest van mijn leven te wijden aan het vinden van dat antwoord…”.
Haar vader brengt haar naar de huisarts die haar stante pede laat opnemen : “… Ik ben zesentwintig jaar, heb een droombaan als redacteur en heb me afgelopen jaar zo volledig over de kop gewerkt dat het monster dat depressie heet me nu eindelijk heeft neergehaald. Nu zit ik op de paaz, opgesloten in een zielloos gebouw met enstig gestoorde mensen en het ergste is: ik hoor erbij. Een klop op de deur maakt een einde aan alle gedachten die ik daar verder nog over zou kunnen hebben…”.
Paazhaasje
Het rare is dat haar vriend er pas aan het eind van Emma’s herstelperiode achterkomt dat ze last heeft van suïcidale gedachten. Ze vindt die namelijk zo ‘normaal’ dat ze denkt dat iedereen daarmee rondloopt. Waarom zou je er dan over praten, hè?! Langzaam gaat ze beseffen dat het hebben van zowel een actieve als passieve doodswens niet gewoon is.
Ondanks alle ellende blijft haar gevoel voor humor recht overeind: “…Nu ben ik dus het haasje. Een paazhaasje…”. Met kerst schrijft ze op iedere paazkerstbal een psychotische tekst waarom ik mij, nou ja, 'gek' heb gelachen: “Ik ben niet gek, ik ben een kerstbal” - “Soms voel ik mij zo leeg vanbinnen" - “Sneeuw is voor watjes” - “Een echte boom heeft ballen” - “Stop mij maar terug in de doos” - “Hang je net lekker, valt je buurman van tien hoog naar beneden ”- “Geen kerst zonder pillen”, en als toppunt op de piek: “Ik pieker niet”, want: “… Piekeren is in rondjes denken. Ik denk rechtdoor. Misschien in veel verschillende richtingen tegelijk, maar wel rechtdoor…”.
Emma is er zo eentje die constant gek loopt te doen om maar niet te laten zien hoe rot ze zich voelt.
Een warm bad vol piranha’s
Onbekommerd schrijft Van der Meer over therapeuten die hun patiënten gebruiken om elkaar pootje te lichten en over dokters die het soms ook niet meer weten: “… In haar ogen zie ik dezelfde professionele vriendelijkheid, hetzelfde welwillende onbegrip waar ik al vier maanden lang aan doodga. Een hyperefficiënte psychiater is als een warm bad vol piranha’s. Dokter Visser luistert wel, maar hoort me niet…”. Eentje die verrassend open opbiecht: “… Ik vond het beangstigend om te zien hoe sterk je je op je behandelaren richtte en alles onthield, alles opzoog wat ik zei. Dat kan voor een arts heel zwaar zijn…”.
Een cardioloog die ronduit sneert: “… Psychiaters zijn onmensen. Ik snap niet waarom dat soort kwakzalvers zich nog arts mogen noemen – alsof ze ook maar iets wetenschappelijk verantwoords doen! Als ze niet met je willen praten, geven ze pillen en als dat ook niet werkt, dan ligt het aan de patiënt. Als ik mijn werk zo zou doen, dan had ik allang geen baan meer!...”. Oké.
Psychotische oogjes
Het taalgevoel van de schrijfster lijdt niet aan depressie: “… Een anorexiameisje waait als een dun donderwolkje aan me voorbij…”.
Over het voeren van meerkoeten, die een hele speciale betekenis voor haar en haar vriend krijgen: “… Mijn ultieme doel is dat ze op een dag het brood uit mijn hand eten. Een dubbele overwinning, want zij zijn net zo bang voor mij als ik van hen, met die enge scherpe snaveltjes en die kleine psychotische oogjes. ‘Ze zwemmen al iets dichterbij,’ mompel ik. Terwijl ik op mijn hurken naast de sloot het brood verkruimel, goede bewegingen beloon en verkeerde bewegingen negeer, leunt Alice (een DIS-meisje) naast me tegen een boom en staart zwijgend naar het waterballet. De stilte drukt eigenlijk niet eens zo heel zwaar. ‘Vinden ze het erg als ik rook?’ vraagt ze…”.
Over zichzelf: “… Ik mag dan zo sociaal vaardig zijn als de pest, ik ben ook zo onzeker als de neten…”.
En over familiebezoek: “… ‘En weet je wat ze toen zei? Ze keek me aan – nee, ze keek gewoon op me néér – en toen zei ze dat ik dan wel een zesje gehaald moest hebben, anders zou ze zich mijn coschappen wel herinneren. Ik bedoel… Dat… dat rotwijf van een puthoer! Echt!’ ‘Rotwijf van een puthoer?’ echo ik. Ik staar gefascineerd naar mijn zusje. Elise kijkt ongeïnteresseerd op als Bas met een nieuwsgierige blik in haar richting voorbijloopt en ze doet haar oorbel weer in. Er is een messcherpe geest en een oprechte verontwaardiging voor nodig om een scheldwoord met zo’n monumentale afschuw over tafel te spugen. Ik vind het geweldig. Ik vind haar geweldig. ‘Maar goed, genoeg over mij,’ zegt ze. ‘Jij hebt al genoeg problemen.’ ‘Die van jou zijn boeiender,’ mompel ik. ‘En jij hebt betere scheldwoorden…”.
Overdracht
Een prachtig stuk gaat over het psychische fenomeen ‘overdracht’:
“ … ‘Wat is overdracht?’ vraag ik aan Marja. Ze fronst. 'Dat is dat je personen of behoeftes uit je verleden op de therapeuten of verpleegkundigen van nu projecteert. Zoiets.’ Ik staar haar verward aan. ‘O, overdracht,’ zegt Yvonne. ‘Dat is toch simpel? Als je therapeut een vrouw is, dan maak je ruzie omdat je in haar je moeder ziet, en als het een man is dan word je verliefd omdat hij de ideale echtgenoot is omdat hij je wil redden.’ ‘En dat is normaal?’ vraag ik vol afgrijzen. Marja haalt haar schouders op. ‘Vaak heb je zelf niet eens door dat het gebeurt, tot de therapeut of verpleegkundige je erop wijst. Het overkomt je eigenlijk bij iedere hulpverlener opnieuw, misschien steeds iets anders, maar toch.’ Verbijsterd kijk ik naar mijn kamergenoot. Het klinkt afschuwelijk onlogisch, een weerzinwekkende verspilling van therapie en tijd. Ik ga niet zomaar als een blok voor elke therapeut vallen. Ik heb een vriend!…”.
Toen ik een beetje zat te googelen op de term ‘overdracht’ schrok ik me rot van alle reacties van mensen die hier heimelijk en soms jarenlang last van hebben. Daarom haal ik het maar even naar voren. Iedereen die in therapie gaat zou moeten weten dat het heel ‘normaal’ is dat je bijna ‘verliefd’ op je hulpverlener wordt. Die gevoelens horen er gewoon bij; je kunt er van alles over vinden op internet.
Belevingswereld
Emma’s belevingswereld is vooral: down-to-earth. Geen wonder, want de schrijfster vertelt dat ze naast manisch-depressief ook gediagnosticeerd is als licht-autistisch: “… Het wordt pas moeilijk als de ‘flat characters’ in mijn leven ‘round characters’ proberen te worden: als collega’s vrienden proberen te worden bijvoorbeeld, of als medestudenten borrelgenoten worden; als mensen uit het hokje proberen te klimmen dat ik in mijn hoofd voor ze gereserveerd heb…” (Haar vriend ziet ze trouwens als een soort 'shetlandpony', waarop een psycholoog vraagt waarom ze dan niet net doet alsof alle mensen shetlandpony's zijn: dan kan ze misschien beter met hen opschieten).
Goede mensen
Myrthe van der Meer gooit niet alleen met klaterend geweld de luiken van de Paaz open - zij kan schrijven hoor! - haar boek is tevens een ode aan al die fantastische mannen en vrouwen die er iedere dag weer, buiten het zicht van alle schijnwerpers, hun werk van lange adem doen. Ik neem daar met respect mijn hoed voor af. Dat is wel even wat anders dan met je grote ego achter vette bonussen aan hollen - wat ik hierbij toch even gezegd wil hebben.
“… Ik denk aan de eindeloze hoeveelheid pillen, deuren die op slot zijn, de fouten in de dossiers, heftige therapiesessies, enge mensen, de dood in mij en de zelfmoorden om ons heen. De achtbaan aan angst, vreugde, teleurstelling, wanhoop, eenzaamheid, vriendschap, absurditeit en warmte en dan af en toe ineens het gevoel dat je zomaar leeft. Ik denk aan hoe ik vijf maanden lang elke dag iedereen angstvallig in de gaten heb gehouden, wachtend op het moment dat verpleegkundigen of therapeuten door zouden slaan, uit zouden barsten in woede en hun patiënten kapot zouden maken – tot ik degene was die brak en ik alleen nog maar de conclusie kon trekken: dit zijn goede mensen, mensen die ik kan vertrouwen, mensen die ik ga missen…”.
Emma beschrijft de Paaz precies zoals de Paaz is.
Ergens zegt ze dat depressiviteit een ontzettend egoïstische ziekte is, maar ik kan niet anders dan concluderen dat ondanks dat Emma soms ver heen is, het van elke bladzijden spat hoeveel ze om anderen geeft. Haar ongemakkelijke verhaal is schrijnend, maar tegelijk gehuld in een warme deken van oprechtheid: "... Blijkbaar was er iets wat me in leven hield, dwars door de depressies, wanhoop en het alleen maar dood willen heen. Iets wat zich door niets liet tegenhouden en alleen door wilde, dwars door alles heen, hoe dan ook, door. Iets onverbiddelijks, kei- en keihard. Iets onverwoestbaars...".
Haar psycholoog: "... Misschien is dat het wel gewoon: iets onverwoestbaars...".
Een mooi interview met Myrthe van der Meer is te zien bij het VPRO-programma 'Brand met Boeken' van 4 november 2012.
Naschrift
In Nederland hebben jaarlijks zo’n half miljoen mensen suïcidale gedachten. Meer dan 99% van hen weet zich te redden met hulp van hun omgeving of van een professional. Hulp zoeken werkt dus echt. Ga voor ondersteuning of meer informatie naar www.113online.nl, www.psychischegezondheid.nl of www.ivonnevandevenstichting.nl.
Gebaseerd op ‘Tien tips voor journalisten’ door Wybo Vons en de Ivonne van de Venstichting.
Uitgave: The House of Books - 2012, 352 blz., ISBN 978 904 434 752 4, €9,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten