vrijdag 29 november 2013

De vonkende vuurman – Willy Vandersteen


Subtitel: De nieuwe avonturen van Suske en Wiske (deel 246)

Zoals beloofd, aan de hand van “De tovenaar en de dominee”, het tweede deel van de Veluwe-trilogie van Henk Vreekamp, een Suske en Wiskestrip. Het is gebaseerd op een volksverhaal rond Turnhout. Daar woonde ooit een reus: Petrus van Gorp, alias Klein Peerke (1809-1842). Hij was 2 meter 18 groot; een kolossale lengte als je bedenkt dat de gemiddelde man in de 19de eeuw maar 1 meter 60 werd. Eerst werkte hij op de boerderij van zijn ouders, later trad hij met zijn spectaculaire gestalte op als reus op kermissen. Tot in Parijs toe.
Er wordt verteld dat zijn buurman eens een grenspaal, die gebruikt werd als afscheiding van elkaars erf, had verplaatst – natuurlijk ten nadele van de familie Van Gorp – waarop Klein Peerke uit woede alle grenspalen met zijn blote vuist de grond in heeft geslagen. Zijn klompen zijn nog steeds te bezichtigen in het Taxandriamuseum in Turnhout.


“Woar blaaif ‘k mé menne poal?”
Het verhaal. Lambik neemt Suske en Wiske mee op vakantie naar de Liereman, een natuurgebied in de Kempen. Daar logeren ze op de boerderij van een oud besje: Treestantje. In ruil voor kost en inwoning moeten ze op de boerderij werken: dat kan Treestantje niet meer. Terwijl ze zitten te eten vliegt ineens een van de stallen in de fik, en vindt Lambik een kerel op zijn pad, met een grenspaal op zijn schouder. Er komt vuur uit zijn mond, en als hij huilt ook uit zijn ogen. Dat doet hij vaak, want hij wil van die grenspaal af. “Woar blaaif ‘k mé menne poal?”, roept hij steeds. Jantje Smet (een karikatuur van Jan Smit): alias de vonkende vuurman.
Er is maar één manier om de vuurman van zijn vloek af te helpen en te voorkomen dat hij heel Turnhout plat brandt: die grenspaal terug zetten op de plek waar hij stond. De enige die weet waar dat is, is de reus Klein Peerke. Maar die is allang de pijp uit. Treestantje weet raad. Ze blijkt te kunnen toveren. Dan heeft ze echter wel de klompen uit het Taxandriamuseum nodig. Als Lambik en de kinderen de klompen gaan halen zijn ze verdwenen. Wat ze wel aantreffen is de heks van Turnhout en schrik van kinderen: de ‘Achturenmoer’. Ze zit Treestantje flink dwars, en dat blijkt allemaal te maken te hebben met oud liefdeszeer. Ooit was de Achturenmoer verloofd met de vuurman. Maar hij werd verliefd op Treestantje, zijn mooie nieuwe buurmeisje, en trouwde met haar. Daarop zorgde de Achturenmoer dat al hun oogsten mislukten. De vuurman zag dat het bij de buren wel goed ging en verzette uit wanhoop een grenspaal. Daarop zat de Achturenmoer net te wachten: een misstap om hem voor eeuwig te vervloeken. Sindsdien heeft hij geen dag geluk meer gekend. Och arme…

Klompen, pummelschatjes en een gouden gulden
Waar zijn die klompen gebleven? Ze worden netjes terug gebracht door een stelletje boeven, en daarmee roept Treestantje de geest van Klein Peerke op. Die boeven blijken ook een appeltje te willen schillen met Klein Peerke. Ze zitten namelijk achter een schat aan (een gouden Nederlandse gulden uit 1830 met de beeltenis van Koning Willem, compleet met handtekening, die met een vernuftig mechanisme is open te klikken en waarin de bergplaats staat van de schat van Anna Pavlovna, zijn gemalin – toe maar), waar Klein Peerke over heeft geschreven in een brief aan zijn moeder. Helaas is Klein Peerke alleen maar geïnteresseerd in het vinden van de vuurman die hij alsnog flink op zijn flikker wil geven vanwege het ondergane onrecht. Oog om oog, tand om tand.
Pas als een woedende Achturenmoer alle inwoners van Turnhout heeft omgetoverd in kabouters, ‘pummelschatjes’, en de vuurman zo ongeveer de hele stad in vlam zet, strijkt hij over zijn hart, en zet de grenspaal op de juiste plek terug. Daarmee wordt de goede orde herstelt. De vuurman herkent in Treestantje zijn geliefde, sluit haar in zijn armen, en bij het zien van zoveel moois rent te Achturenmoer weg. Het boek eindigt met Lambik die bedolven wordt daar een autolading brieven van lezers, die hebben opgemerkt dat hij op de tekening van de grote markt van Turnhout tegen het verkeer in rijdt. Nog een grappig detail: een kabouter is een karikatuur van journalist Patrick van Gompel, die de jaarlijkse Stripgidsdagen organiseert in Turnhout.

Het Laakmannetje
Wat heeft dit Suske en Wiskeverhaal te maken met “De tovenaar en de dominee” van Henk Vreekamp?
Vreekamp vertelt dat het grensriviertje tussen zijn geboortedorp Hoevelaken en Nijkerk, de Laak, volgens oude sagen, ook zijn eigen vuurman of dwaallichtje heeft: het Laakmannetje. Kinderen werden er bang voor gemaakt, maar nooit is gehoord dat het iemand kwaad deed. Op donkere avonden hoorde je het almaar roepen: “Laakmannetje, Laak / Ik heb De Laak niet recht bemeten / en nu heb ik m’n arme ziel vergeten”.
Wetenschappers zeggen dat het geloof in vuurmannen is ontstaan door de fosforische dampen die opstijgen uit venen en moerassen. Fosfor is een geelachtige, doorschijnende stof, die in de natuur in verbinding met andere elementen licht ontvlamt en bij gewone temperaturen heel langzaam ontbrandt, zodat het in de duisternis licht verspreidt.

Alles komt altijd uit de Bijbel
Waarom worden de grenssteenverzetters zo zwaar gestraft? Vreekamp: “… In de Bijbel vinden we een aantal passages aan de hand waarvan het geloof in de vuurman verklaard kan worden. Job uit zich woedend tegen allen ‘die grensstenen verplaatsen, die kudden stelen en ze weiden als de hunne’ (Job 24:2). De spreuk doet de ronde: ‘Zet de oude palen niet terug, die uw vaderen gemaakt hebben’ (Spr. 22:28). Het boek Deuteronomium onderstreept: ‘Gij zult uws naasten landpale, die de voorvaderen gepaald hebben, niet verzetten in uw erfdeel…’(19:14) en ‘Vervloekt zij, die zijns naasten landpale verzet!’ (27:17)…”.
Wie zei ook al weer: ‘Alles komt altijd uit de Bijbel’?

Uitgave: Standaard Uitgeverij Antwerpen - 1995, ISBN 978 900 219 585 3, €5,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten