donderdag 22 mei 2014

De langste week – Nick Page

Wat er werkelijk gebeurde in de lijdensweek


Het verleden is niet dood. Het is niet eens voorbij. (William Faulkner - Requim voor een non)

“… Op vrijdag 3 april van het jaar 33 werd Jozua ben Jozef – die gewoonlijk Jezus van Nazaret werd genoemd – terechtgesteld.

Hij was slechts zes dagen eerder in Jeruzalem aangekomen, vanaf de Olijfberg, gevolgd door een grote groep mensen. In de dagen daarna werd er in de hele stad over hem geroddeld en geruzied: hij had voor opschudding gezorgd in de tempel. Hij was er voorstander van dat mensen geen belastingen betaalden, hij had de reinheidswetten van de tempel getrotseerd en hij had de autoriteiten scherp bekritiseerd – zowel de joodse als de Romeinse. Uiteindelijk was hij verraden door één van zijn eigen volgelingen, berecht door de plaatselijke aristocratie en overgeleverd aan de Romeinse bezettingsmacht. Na wat politiek getouwtrek tussen verschillende machtige groepen en individuen waren de Romeinen bereid hem terecht te stellen. Hun soldaten – hulptroepen uit Samaria – sloegen hem zo hard dat de dood aan het kruis sneller dan gewoonlijk zijn intrede deed. Een rijke sympathisant vroeg de Romeinen toestemming hem te begraven, en zijn lichaam werd haastig ter aarde besteld om te voldoen aan de plaatselijke religieuze wetten.

De zoveelste onruststoker uit Galilea. De zoveelste zogenaamde Messias. De zoveelste voetnoot in de politieke geschiedenis van het Romeinse rijk. Niet meer dan een routineuze executie in een buitengebied van het imperium.

Niets bijzonders dus…”

Kletspraat?

Hoe is het mogelijk dat de hele westerse beschaving is gebaseerd op het levensverhaal van deze joodse rabbi? Nick Page - zie hier zijn website - probeert in dit boek, naast de evangeliën, via allerlei andere bronnen zoals b.v. de joodse historicus Josephus, de joodse schrijver Philo, de Misjna (een reusachtige verzameling mondelinge wetgeving die in de periode tot rond 200 na Christus door rabbi’s is verzameld) en de apocriefe evangeliën (christelijke geschriften die geen deel uitmaken van het Nieuwe Testament en over het algemeen later zijn geschreven), dichter bij “… de meest bijzondere man die ooit heeft geleefd…” te komen. Het boek is trouwens schitterend vertaald door Ralph van der Aa.
Het vreemdst aan het verhaal over Jezus is volgens Page zijn ‘opstanding’. Daarin onderscheidt hij zich van elke andere Messias. Heel veel mensen zien het verhaal van de opstanding als een mythe of beeldspraak, maar “… er is geen evangelieschrijver die beweert dat Jezus het graf inging als een man, en eruit kwam als een metafoor…”.
Ik moest denken aan de joodse theoloog Pinchas Lapide die in een boek uiteen heeft gezet waarom het eigenlijk niet anders kan dan dat Jezus werkelijk is ‘herrezen’ (zie hier), en, hoewel hij geen volgeling van Hem was, sprak over ‘overweldigend en feitelijk bewijs’. Er waren meer dan 500 mensen die Jezus na zijn opstanding hebben gezien – als dat niet zo was, zou toch minstens één iemand de vroege christenen hebben moeten betichten van bedrog? In eerste instantie geloofden de discipelen niets van het verhaal over de opstanding van Jezus, maar dat veranderde. Later zijn ze, voor zover wij weten, allemaal de marteldood gestorven. Zijn er ooit mensen bereid geweest hun leven te geven voor een mythe, voor een leugen, voor kletspraat?

Ongewone duisternis en een bloedrode maan
Na 2000 jaar is het evangelie zo vaak en tot vervelens toe naverteld en herkauwd dat je van goede huize moet komen wil je er nog een sprankje inspiratie aan ontlenen. Toch lukt Nick Page dat. Zelfs ik, die al een halve eeuw ben doodgegooid met Bijbelverhalen, vond dit boek a-dem-be-ne-mend!
Page heeft geprobeerd het leven van Jezus in de historische, politieke en religieuze context van zijn tijd te plaatsen. Hij duidt zelfs astronomische feiten binnen het verhaal. Als hij de profeet Joël aanhaalt: ‘Ik zal wonderen doen verschijnen aan de hemel boven en tekenen geven op de aarde beneden, bloed en vuur en rook. De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed voordat de grote, stralende dag van de Heer komt’, betrekt hij dat niet op de Apocalyps – zoals ik dat altijd en overal ben tegengekomen – maar op de sterfdag van Jezus: “… Wat hier zo fascinerend is, is de vermelding dat de maan in bloed veranderde. Volgens de evangeliën werd het op een onnatuurlijke manier donker toen Jezus stierf, wat strookt met de profetie. Maar hoe zit het dan met de bloederige maan? Op de avond van 3 april van het jaar 33 vond er een gedeeltelijke maansverduistering plaats, die zichtbaar was in Jeruzalem. Bij een gedeeltelijke maansverduistering wordt de maan oranje of rood. Het zou kunnen dat het citaat uit Joël door de eerste gemeente werd gezien als een profetie van twee merkwaardige voorvallen die in verband werden gebracht met de dood van Jezus: een ongewone duisternis en een bloedrode maan…”.

Een pelgrimsoord dat je gezien moést hebben
Uitgebreid behandelt Page de Romeinse dictatuur die onderworpen volken via belastingheffing vooral gebruikte als economische melkkoeien. De joodse aristocratie, de kliek van hogepriesters in Jeruzalem, waren in feite collaborateurs, die alleen aan de macht bleven zolang de Romeinen dat wilden. Er was geen sprake van een geregelde rechtsgang zoals wij dat gewend zijn. Page over het politieke gekonkel van de joodse en Romeinse elite: “… Wie denkt dat er een Sanhedrin, een raad was die dingen besloot, zit er helemaal naast. Jeruzalem werd bestuurd door één familie: het Huis van Hanan…”. Het Sanhedrin had volgens hem niets te vertellen, en bestond vooral uit een stel meelopers en jaknikkers.
De tempel was niet zoiets als een kerk van tegenwoordig, maar het grootste bedrijf van Jeruzalem en verreweg de grootste werkgever van de stad: “… Er werden voortdurend bouwwerkzaamheden verricht. Er moesten dieren geslacht worden. Er waren werkkrachten nodig om de handel en wandel in de tempel in goede banen te leiden, en slaven en dienstknechten om alles schoon te houden en ervoor te zorgen dat alles goed liep. Voor de offers waren graan, hout, runderen, schapen, vogels, olijfolie, fruit en wierook nodig. Dat moest allemaal worden aangeleverd. Daar stond tegenover dat de tempel enorme rijkdom ontving doordat iedere jood in de hele Grieks-Romeinse wereld een jaarlijkse donatie deed en door de tienden op de landbouwopbrengsten van mensen uit Judea en daarbuiten…”. De tempel functioneerde als de centrale bank van Judea, omdat het ontvangen geld niet kon worden opgepot maar gebruikt moest worden. Joodse schrijvers maken duidelijk dat verschillende priesterlijke facties het niet beneden hun waardigheid achtten hun macht met geweld en afpersing uit te oefenen als arme mensen hun schulden niet konden aflossen. Herodes de Grote bouwde het tempelcompex uit tot een schitterend pelgrimsoord dat je gezien moést hebben.
Dit in tegenstelling tot de onvoorstelbaar smerige plekken waar de armen woonden, opeengepakt in overvolle krottenwijken met stinkende open riolen: “… Suetonius schrijft dat terwijl keizer Vespasian een keer aan het lunchen was, een hond binnen kwam lopen met een mensenhand in zijn bek en die onder de tafel liet vallen. Vespasian zag het als een voorteken…” en “… Eén van de favoriete geintjes die keizer Nero uithaalde als hij er s’ nachts incognito op uit ging, was om onoplettende burgers in het riool te duwen…”.

Tweederangs burgers
Steeds zet Nick Page de verhalen rond Jezus in een net even anders dan gebruikelijk licht. Van de geschiedenis over Maria die ervoor koos aan Jezus’ voeten te gaan zitten in plaats van haar zus Martha te helpen (Lucas 10:38-42) wordt vaak gedacht dat het aangeeft dat het contemplatieve leven te verkiezen is boven het aktieve. Page denkt dat het eerder laat zien dat Maria lak had aan de heersende conventies: “… De rabbijnse leer lijkt vrouwen te verbieden de Tora te bestuderen. Rabbi Eliëzer zei dat ‘iedereen die zijn dochter de Tora onderwijst, hetzelfde doet als haar ontucht onderwijzen’…” (wat mij direct aan Yentl, de film van Barbra Streisand, deed denken). In de hele Grieks-Romeinse wereld, en in Judea in het bijzonder, waren vrouwen tweederangs burgers: “… De geboorte van een meisje was een teleurstelling. In het joodse apocriefe boek Ben Sira staat: ‘Het is een schande om de vader te zijn van een ongedisciplineerde zoon, en de geboorte van een dochter is verlies.’…”. Vrouwen waren lichtzinnig en gevaarlijk, want ze wekten lustgevoelens op. Vooral hun haar was een bron van verleiding. Iedere fatsoenlijke vrouw bedekte haar hoofd als ze de deur uitging: “… Het haar van een vrouw werd als seksueel provocerend beschouwd, vergelijkbaar met de manier waarop tegenwoordig in het westen haar borsten worden gezien…”. Vandaar dat de manier waarop een vrouw een kostbaar kruikje parfum openbrak en over Jezus’ hoofd leeggoot, en vervolgens zijn voeten nat maakte met tranen die ze droog wreef met haar haar, als buitengewoon schandalig werd opgevat. En nog steeds is er in orthodoxe kring geen sprake van gelijkwaardigheid, bedacht ik, toen ik van de week het ontroerende tv-gesprek zag dat Annemiek Schrijver had met Hilligje Kok (Het Vermoeden; 18.05.14).
Jezus maakte geen verschil tussen ‘Joden of Grieken, slaven of vrijen, mannen of vrouwen’ (Galaten 3:28) en de eerste christenen hadden de gewoonte elkaar te begroeten met een kus als “… uiting van revolutionaire sociale verbondenheid en/of radicale gelijkheid…”. Normaal gesproken werd een dergelijke openlijke uiting van genegenheid in de cultuur van die tijd afgekeurd. Daarom was het ook zo schokkend dat Judas zijn Meester verraadde met een kus.

Satire en spot
Over de intocht in Jeruzalem: “… Jezus rijdt op een ezel die hem twee maten te klein is, zoals een man op een kinderfiets. En het vermakelijke element, de satire en spot, wordt versterkt wanneer we ons realiseren dat het niet de enige stoet was die die dag Jeruzalem binnenkwam…”. Ook Pontius Pilatus kwam met zijn soldaten opdagen, zoals bij ieder belangrijk pelgrimsfeest: “… De gigantische aantallen (bezoekers), gecombineerd met religieuze hartstocht en bezieling van het feest, zorgden voor een licht ontvlambare sfeer. Josephus maakt melding van de nodige onrust. Hij schrijft dat de feesten ‘de gebruikelijke gelegenheden waren waar rebellie de kop opsteekt’. Er is maar een vonkje nodig om een vuur te laten ontbranden. Tijdens een berucht voorval vond een soldaat die in de burcht Antonia op wacht stond – vanwaar hij uitkeek over de tempel – het nodig zijn achterwerk te ontbloten naar de joden onder hem en ‘een geluid te maken dat al net zo onbetamelijk was als zijn gedrag’. Tijdens de rellen die hierdoor ontstonden, werden volgens Josephus dertigduizend mensen doodgedrukt…”. Over Jezus: “… Als we ze in hun maatschappelijke en politieke context bekijken, zien we wat Jezus’ gelijkenissen in werkelijkheid zijn: uiterst controversiële, ongemakkelijke verhalen die grote woede opwekten. Wanneer ze verteld worden in de tempelhoven, te midden van de zinderende, explosieve sfeer van Pesach, kunnen we ze zien als bespottingen waar de tempelautoriteiten kwaad en verbolgen op reageren, zinnend op wraak. Dit zijn geen kinderverhaaltjes. Dit zijn opruiende verhalen…”.

Outsider
Nick Page zet Jezus neer als een outsider met een overrompelend revolutionair elan. Een ‘veelvraat’ en een ‘wijnzuiper’ volgens sommigen. Iemand die predikte dat je je vijand moest liefhebben, hem zelfs je andere wang moest toekeren als je werd geslagen, en zich omringde met alles wat zwak en onrein was: armen, verdrukten, kreupelen, blinden, verlamden, melaatsen, bezetenen, heidenen, hoeren, tollenaars, en overige minkukels. En dat in een wereld waarin veel buitenlandse slaven werden gedwongen het joodse geloof aan te nemen en zich te laten besnijden, alleen om te vermijden dat hun eigenaars niet in contact zouden komen met niet-joden.
Page vertelt over de keiharde kruisigingen die bekend stonden als ‘de slavendood’: “… De slavenopstanden in de tweede eeuw voor Christus mondden uit in massale kruisigingen; de zegevierende Crassus liet zesduizend slaven kruisigen; ze stonden langs de hoofdweg Rome in…” en “… Het is wel ironisch dat de joden al vele jaren op één of andere manier verantwoordelijk worden gehouden voor het kruis, terwijl ze die straf zelf zo vaak hebben moeten ondergaan. Er waren maar weinig volkeren die meer onder kruisiging te lijden hebben gehad dan de joden zelf. Josephus beschrijft hoe de Hasmoneese heerser Alexander Janneüs in het jaar 88 voor Christus achthonderd mannen liet kruisigen. In de dagen van de joodse revolutie bestrafte de Romeinse procurator Florus degenen die hem bespotten door hen te kruisigen. Hij liet een groot aantal joodse burgers en leden van de joodse aristocratie lukraak oppakken, boeien en vervolgens kruisigen. Dit deed hij ondanks de smeekbede van koningin Bernice. Volgens Josephus liet Quicntilius Varus tweeduizend joodse mensen kruisigen na de opstand die volgde op de dood van Herodes de Grote…”.
Het opmerkelijke is dat Nick Page een heel andere Jezus presenteert dan de westerse kerken, die in het ergste geval – vergeef mij de uitdrukking, maar ik wil het toch even gezegd hebben – een stichtelijke ouwe-wijven-god van Hem maakten: “… En Jezus? Wat gebeurde er met hem? Nou, na zijn hemelvaart zijn we met hem aan de haal gegaan en de geschiedenis vergeten. We hebben alle onaangename, lelijke dingen verwijderd: alle politieke intriges, de armoede en al het andere. Vervolgens hebben we het bloed van hem afgespoeld, hem op een troon gezet, hem een purperen mantel aangedaan en een keizer van hem gemaakt. We hebben hem angstvallig uit de buurt gehouden van de tafels van de geldwisselaars, en van de manier waarop hij is terechtgesteld hebben we iets moois en lieflijks gemaakt. En als ultiem verraad hebben we hem de leider gemaakt van een wereldwijde beweging die precies die principes aanhing waar hij zo’n afkeer van had. We maakten hem tot het hoofd van een wereldwijde kerk. Tijdens zijn rondwandeling op aarde ging het hem om het koninkrijk van God, geweldloosheid en liefde en armoede en gerechtigheid; nadat hij was overleden, ging het om gezag, om macht en rijkdom en pracht en praal en status en eenvoudigweg iedereen afslachten die het niet met je eens was…”.
Met de Jezus van Nick Page kan ik beter uit de voeten.

Uitgave: Gideon – 2014, 356 blz., ISBN 978 905 999 018 0, €19,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten