vrijdag 19 december 2014

Pleidooi voor de Psalmen – Tom Wright


Subtitel: Waarom we ze niet kunnen missen

N.T. Wright (1948 - Northumberland), actief binnen de Anglicaanse Kerk als nieuwtestamenticus, is één van de spraakmakendste theologen van onze tijd. Sommigen noemen hem zelfs de nieuwe C.S. Lewis - bij ons vooral bekend van de Narnia verhalen en films - vanwege zijn vermogen het aloude christelijke geloof zó te verwoorden dat moderne mensen er weer wat van gaan begrijpen. Tot 2010 was hij bisschop in Durham. Tegenwoordig hoogleraar aan de Universiteit van St. Andrews.

Sterke taal

“Pleidooi voor de Psalmen” is zijn meest persoonlijke boek, waarin hij zijn zorg uit over het feit dat de psalmen door veel christenen als te ouderwets en te zwaar aan de kant worden geschoven: “… De Psalmen behoren tot de oudste gedichten ter wereld, en ze kunnen nog steeds wedijveren met elke vorm van poëzie uit alle antieke of moderne culturen, waar ook maar ter wereld. Ze zijn vol kracht en passie, gruwelijke ellende en uitgelaten jubel, tedere fijngevoeligheid en krachtige hoop. Wie maar een beetje hart en openheid heeft voor nieuwe dimensies van menselijke ervaring, iedereen die van een goed boek of gedicht houdt, iedereen die zicht wil krijgen op de heldere flitsen en op de donkere schuilhoeken van de menselijke ziel – iedereen met openheid voor de fraaie uitdrukking van een weidse visie op de werkelijkheid, zou op deze gedichten moeten reageren, met de eetlust van een mens die voor een week of twee geen goede maaltijd heeft gehad. Het is er gewoon allemaal...". Daar ben ik het volkomen mee eens. Bijbeltaal is anders dan vrome taal. Van de zalvende toon in veel kwezelige gedichten, de alles-komt-goed en het-is-toch-wat vooringenomenheid in veel christelijke verhalen en de happy-clappy-mentaliteit in veel gospelliederen zakt mijn broek af. Bijbeltaal is sterke taal, heb ik eerder beweerd - zie mijn blog over “Agaat” van Marlene van Niekerk - of je nu vloekt of een Bijbeltekst citeert. Van de week keek ik naar een oorlogsfilm, “Fury” met Brad Pitt, en wat gebeurt er als in het heetst van de strijd een paar soldaten opgesloten zitten in het binnenste van een defecte tank: ze gaan Bijbelteksten reciteren.

The Third Quest
“Pleidooi voor de Psalmen” is niet het makkelijkste boek van Wright. Daarom ga ik het eerst over wat andere boeken van hem hebben. In "Gewoon Jezus" legt Tom Wright aan een breed – en niet per se christelijk publiek – uit wie volgens hem de echte Jezus was, door Hem als historisch figuur in de sociale en politieke cultuur van zijn tijd te plaatsen (Romeinse overheersing, Joodse nationalistische gevoelens – zie b.v. ook “De langste week” van Nick Page). Hij noemt zijn manier van onderzoek ‘the Third Quest’, in tegenstelling tot de eerste wetenschappelijke zoektocht van negentiende-eeuwse theologen die de ‘ware’ Jezus trachtten te vinden door enkel de evangeliën uit te kammen - waardoor ze meestal een Jezus overhielden die voornamelijk in hun eigen straatje paste; en de tweede zoektocht die na WO II op gang kwam, en zich vooral richtte op het vroegchristelijke denkkader, waardoor men meestal niet verder kwam dan een visie over hoe er in het begin over Jezus werd gedacht.
In "Verrast door hoop" houdt Wright een pleidooi voor de feitelijke opstanding van Jezus (nogal wat Bijbelwetenschappers nemen dat verhaal niet serieus). Volgens hem bestaan er hiervoor veel aanwijzingen waar ook niet-gelovigen niet omheen kunnen (zie b.v. eveneens Pinchas Lapide, die als ongelovige Jood er toch van overtuigd was dat Jezus lichamelijk opstond). Hieruit volgt dat de bestemming van christenen na de dood niet in de hemel, maar op de door God vernieuwde aarde ligt – eens zal God de hele kapotte wereld verlossen, en niet alleen maar bepaalde personen.
In "Goed leven" gaat het over de verandering die je ondergaat als je gelovig wordt. Het gaat er niet om dat je je aan allerlei wetjes en regeltjes houdt, het gaat om ‘karakterontwikkeling’, om ‘een tweede natuur ontwikkelen’ naar het voorbeeld van Jezus. Wright: “… een van de elementaire geestelijke wetten is dat je wordt wat je aanbidt…”. Dat maakt je een ander mens (ik heb daar uitgebreid bij stil gestaan in mijn blog over "De zon tegemoet" van Else Grabe; zie verder ook de recensie over “Het smalle pad van de liefde” van Vonne van der Meer met onderwerpen als ‘religieus ontwaken’ en ‘geloof als ontwikkelingsmodel’).
Ik denk dat als je deze boeken gelezen hebt, “Pleidooi voor de Psalmen” veel toegankelijker wordt, omdat je dan bent ingewijd in de gedachtegang van Wright. Ik las dat zijn Bijbelcommentaarserie "Voor iedereen" wel weer heel laagdrempelig is.

Het ‘verhaal’ van de Psalmen
Prachtig schrijft Wright over het ‘verhaal’ van de psalmen: “… Het is het verhaal van God de schepper, over zijn kracht en heerschappij, die hemel en aarde bestuurt, die de hele schepping verheugt door een oplossing te geven voor heel de janboel en warboel, alle wonden en ongerechtigheden, eens en voor altijd. Het is ook het verhaal van kwaadwillende vijanden die om prooi rondzwerven, van mensen die leugens fluisteren en strikken zetten, en van slapeloze nachten en flessen vol tranen. Een deel van het vreemde werk van de Psalmen is om de verschrikking en schande van alle eeuwen samen te trekken naar een punt waar het intens en ondraaglijk wordt, waar het samengebald wordt in één grote schreeuw van pijn, de pijn van Israël, de pijn van Adam en Eva, de pijn die uitroept, in de meest paradoxale daad van aanbidding, om te vragen waarom God in de steek liet. En dan vertellen de Psalmen natuurlijk het verhaal van een vreemde vindicatie die de zaken rechtzet, van een wonderlijke uitredding, van troost en herstel…”, oftewel: het verhaal dat Jezus kwam vervullen.
Hij wijst op het opmerkelijke gegeven dat sommige psalmregels iets zeggen vanuit een bepaalde invalshoek en herhalen vanuit een net iets andere, waardoor de lezer wordt uitgenodigd beide gezichtspunten te volgen, en zo een grotere, onuitgesproken waarheid te ‘zien’, die tussen de regels doorschijnt. Sommige mysteries zijn nu eenmaal te groot voor woorden. Aan sommige realiteiten kunnen zelfs de grootste dichters niet tippen; er is alleen maar naar te verwijzen. Zoals: “… Door het woord van de Heer is de hemel gemaakt / door de adem van zijn mond het leger der sterren…” (33:6), "... Ik open mijn mond voor een wijze les / spreek uit wat sinds lang verborgen is..." (78:2), “… Ga ik op weg of rust ik uit, U merkt het op / met al mijn wegen bent U vertrouwd…” (139:3). Wright: “… Iets dergelijks wordt elders in de Bijbel bereikt – bijvoorbeeld in Genesis dat ons twee scheppingsverhalen geeft, met twee voorstellingen in beeldtaal, voor een werkelijkheid die beide te boven gaat…”.

Anders
Volgens Wright is het niet problematisch dat de tekst van de Thora ‘oud’ is en onze hedendaagse wereldbeschouwing ‘nieuw’ – en daarom op de een of andere manier beter – maar fundamenteel ‘anders’. Een gelovige zal zich dus niets minder dan een nieuwe denkwereld eigen moeten maken. De westerse levensbeschouwing is grotendeels gebaseerd op het klassieke epicurisme, zoals verwoord door de grote Romeinse dichter Lucretius, die ongeveer een eeuw voor Jezus leefde. Hij zag God of ‘de goden’ en de wereld die wij kennen door een grote en onoverbrugbare kloof gescheiden. Dus kun je maar het beste, wat betreft de godenwereld, je schouders ophalen, en uit het leven halen wat er voor je in zit. Deze filosofie staat haaks op de aanname van een monotheïstische Scheppergod die zich met jou en de wereld bemoeit.
Aan de andere kant zijn we ook nog eens gevormd door een nog steeds werkzaam platonisme, dat de materiële wereld ziet als een krakkemikkige en verdorven plaats die verdragen moet worden zolang we ertoe veroordeeld zijn en die we moeten ontvluchten als dat mogelijk is. Wright noemt dat ‘een tamelijk verwoestende combinatie’, die veel christenen ertoe gebracht heeft de wereld en het hier-en-nu af te wijzen. Hij verwijst naar het Oudtestamentische Bijbelverhaal over Sadrach, Mesach en Abednego , de drie helden die weigeren het gouden beeld dat Nebukadnessar had opgericht eer te bewijzen: “… Als trouwe Joden waren zij vastbesloten alleen de ene schepper-God te aanbidden. Maar wanneer mensen de heidense afgoderij afwijzen, dan zijn zij maar al te gauw geneigd te schuilen bij een soort dualisme, met angst voor de materiële wereld voor het geval dat dat een plaats van demonen mocht zijn…”. Vervolgens komt hij met een enorm scala aan psalmverzen, die de schoonheid van de wereld, met alles er op en er aan, bejubelen. De psalmdichters beschouwden de aarde zelf niet als ‘goddelijk’, als de ‘godin Gaia’, zoals veel New-Age aanhangers, maar het is wél de luisterrijke creatie van de ware God, dus alle lof waardig.

Transformatie
Wright behandelt de psalmen aan de hand van de thema’s tijd, ruimte en materie als onderwerpen waar de menselijke en goddelijke wereld elkaar kruisen. Op die manier lijken de psalmen een nieuwe dimensie, een spirituele ruimte te kunnen scheppen in de ziel van mensen. Een ruimte voor God. Om ons die ruimte eigen te maken is het lezen, zingen of reciteren van de psalmgedichten een belangrijk hulpmiddel: “… De Psalmen geven aan dat de mensen die ze zingen werkelijk veranderd worden tijdens het proces van zingen. Hun diepste innerlijk – ook in fysieke zin – wordt getransformeerd…”. De psalmen trekken je een andere wereld in. Hoe ‘werkt’ dat in de praktijk? “… Elke gedachte die we denken, elke daad die we doen, en vooral elke gewoonte die we aannemen en ontwikkelen, schept ‘paden’ in onze hersenen. Dat is de reden waarom een gewoonte is wat het is: iets wat in het begin moeilijk of onmogelijk is (denk aan het leren van een vreemde taal of het bespelen van een muziekinstrument), wordt langzamerhand, zoals we zeggen, ‘tweede natuur’. Plotseling realiseren we ons dat we een hele zin gesproken of een hele melodie gespeeld hebben, zonder erbij stil te staan. Wanneer dat gebeurt is er neurologisch iets veranderd in ons systeem. Soms hebben deze veranderingen overduidelijk fysieke gevolgen. Ik kende eens een jongen die zo lang en toegewijd op de viool geoefend had, vanaf zijn vroegste jaren, dat de vingers van zijn linkerhand toen hij een tiener was een paar centimeter langer waren dan die van zijn rechterhand…”. Ik moest denken aan Maarten 't Hart die het geloof der vaderen verloor maar in wie het vuur voor de psalmen nog altijd brandt - zoals hij zegt. Ik heb zelf wel eens meegemaakt dat vrienden die het geloof allang voorbij waren, terwijl ze opgingen in een bezigheid - schilderen, auto wassen, ik noem maar wat – zonder dat ze het in de gaten hadden een psalm neurieden. Soms legde ik uit waar de melodie vandaan kwam, omdat ze daar zelf geen idee van hadden. Altijd bleken ze als kind meegenomen te zijn naar een kerk. Gebaande hersenpaden blokkeer je niet zomaar. Zoiets ontroert mij. Misschien zijn we in ons onbewuste wel veel religieuzer dan we denken.

Uitgave: Van Wijnen – 2014, vertaling Kees van der Ziel, 128 blz., ISBN 978 905 194 481 5, €12,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten