woensdag 19 augustus 2015

Essays over de ziel – Robert Lemm


Verder over de ziel. Een lezer wees mij op “Essays over de ziel” van Robert Lemm - waarvoor dank! Een boek waar ik het in mijn vorige blog al even over had, in verband met het voorwoord daarin van Willem Jan Otten. Robert Lemm (Rotterdam, 7 mei 1945) is hispanist en historicus. In 1979 kreeg hij de Martinus Nijhoff-prijs voor zijn vertalingen van Latijns-Amerikaanse literatuur, waaronder Octavio Paz (Het labyrinth der eenzaamheid), Pablo Neruda (Ik beken ik heb geleefd), José Donoso (Obscene nachtvogel) en in het bijzonder voor de vertaling van "Concierto Barroco" van Alejo Carpentier. Later vertaalde hij werk van Jorge Luis Borges, fray Luis de León, San Juan de la Cruz, Miguel de Unamuno, Juan Donoso Cortés, Joseph de Maistre, Léon Bloy, Leopoldo Marechal, Giovanni Papini en René Girard. Zelf schreef hij onder andere "De Jezuieten. Hun opkomst en ondergang", "De Spaanse Inquisitie: tussen geschiedenis en mythe", "Miguel de Unamuno. De ziel van Spanje, kerngedachten en uitspraken", "De athentieke reactionair. Handorakel van Nicolas Gomez Davila", "Bloedjas. Portretten van Latijns Amerikaanse heerszucht", "De literator als filosoof. Een innerlijke biografie van Jorge Luis Borges", "Een Rembrandt voor vijfentwintig mensenlevens", "De teloorgang van het geweten. Kanttekeningen bij de geest van de tijd", "Eldorado", "De vrouwe van alle volkeren", "De kruisgang van het christendom", "Een grote paus. Het pontificaat van Johannes Paulus II in historisch perspectief", "Maria. Haar geheime evangelie" en dan heb ik het nog maar niet over alle titels waar hij met andere schrijvers aan heeft gewerkt. De lijst is eindeloos.

Sporen van God

Wat heeft een aartsconservatieve en traditioneel rooms-katholieke intellectueel te zeggen over de ziel? En over het bewijs voor het bestaan van God?
Er is een diepere of hogere werkelijkheid die niet met de zintuigen kan worden waargenomen, stelt Lemm. Gelovigen maken zich niet druk om onvoldoende bewijs - er is zoveel in de Natuur en de Kosmos dat niet kan worden waargenomen - maar filosofen wel, en al heel lang: “… Ze bedoelen wetenschappelijk bewijs, wat proefondervindelijk kan worden vastgesteld en door iedereen met gezond verstand kan worden beaamd…”. God laat zich echter niet zomaar vinden. Maar wie Hem zoekt zal steeds meer sporen ontdekken die naar Hem verwijzen: “… Abstracte, logische redeneringen brengen ons niet bij het bestaan van God. Maar enkel ervaring evenmin. Rede is nodig, anders krijg je lichtgelovigheid, bijgeloof…”.

De Homo Oeconomicus
De filosofie van Lemm: “… Met de ‘dood van God’ begint de opmars van het nihilisme en de aanbidding van het Gouden Kalf, de Homo Oeconomicus. De bankwereld, een product van de Revolutie van 1789, evolueerde tot roversbende. Beurzen creëerden met hun speculeren en aandelen, hun spelen en schuiven met kapitalen de mystiek van het materialisme. Wat ooit was bedoeld voor het lichamelijke onderhoud van mensen, ontaardt in zakelijke transacties, en zo wordt eigendom diefstal. Het productieproces en de distributie zijn niet meer op elkaar afgestemd en dienen alleen nog maar om de rijken rijker te maken. Geld wordt het leidende, allesbepalende principe voor staat en samenleving. De ‘economische mentaliteit’ krijgt overal ingang, en daaraan onderwerpen zich de wetenschap, de kunst en de filosofie. En zo verziekt het sociale lichaam, de mens verloor zijn uiteindelijke bestemming uit het oog en raakte verwikkeld in het aardse, het louter tijdelijke. Individualisme is het gevolg, de ene mens werd voor de andere mens een vijand, een kwelling…”. De hel is de ander, aldus Sartre. Dat Lemm een punt heeft bewijst alleen al het nieuwe boek van een zo ongeveer tegenovergestelde denker, groen links politicus Jesse Klaver: "De mythe van het economisme" (wonderlijk hoe uitersten elkaar altijd weer raken). Of "Dit kan niet waar zijn" van Joris Luyendijk. En de discussies over het zogeheten ‘basisinkomen’.
Na de Tweede Wereldoorlog was er wel even een opflakkering van groupies die het ‘anders’ wilden. Een tegencultuur die uitliep in de generatie van 1968. Maar ze bestond voornamelijk uit verveelde welvaartskinderen die demonstreerden voor vrede en emancipatie en zich verloor in roes, lust, en doodsdrift: “… Op de voorgrond kwamen de cultus van het ik, de autonomie van het individu, de zelftranscendentie, de materialistische spiritualiteit, het hier en nu, een afwisseling van opgefokte levensvreugde en depressiviteit. Men wilde de wereld veranderen zonder de wereld te kennen, en zonder zichzelf te kennen. Men verklaart alles tot relatief en subjectief. De filosoof en kunstenaar geloven niet alleen niet meer in de waarheid, maar ook niet meer in het objectief bestaan van de werkelijkheid. De wetenschappers raken gefixeerd op details, als bladeren die geen weet meer hebben van de takken, laat staan van boom en wortels…”.
Zie in zo’n wereld de ziel maar eens boven water te houden.

Dualisme
Ik heb geen katholieke achtergrond, dus voor mij zijn Lemm’s gedachten niet bepaald gesneden koek. Ik kan hem dan ook niet overal even goed volgen, maar ik vind zijn ‘robuuste’ - om het zo maar eens te zeggen - christendom wel mooi.
In het eerste hoofdstuk toont Lemm aan dat de kerk in de loop der tijd anders is gaan denken over de ziel. Dat heeft te maken met het begrip dualisme: zijn ziel en lichaam twee verschillende substanties, of vallen ze samen? Volgens Lemm houden vrijzinnigen en modernisten vol dat het Nieuwe Testament alleen de verrijzenis van het lichaam kent, maar niet de gedachte van het overleven van een geestelijke, onsterfelijke ziel. Nooit geweten, ook Joseph Ratzinger, kardinaal en later paus, ontraadt het beschouwen van een ‘afgescheiden ziel’ conform de moderne wetenschap, in casu de antropologie. Maar wat gebeurt er dan met de ziel na de dood?
Lemm vertelt dat een Latijnse tekst ‘Anima mea’ in de Heilige Mis veranderd is van ‘ziel’ in ‘ik’. Waar vroeger de vertaling luidde ‘raak mij aan en mijn ziel zal gezond worden’ is dat nu in alle volkstalen ‘ik zal gezond worden’. Volgens Lemm zijn de protestanten de katholieken daarin voorgegaan: “… In hun nieuwste herziene Statenvertaling is de keren dat het woord ziel voorkomt meer dan gehalveerd ten opzichte van de voorafgaande vertaling, en vervangen door ‘wezen’ of ‘zelf’…”. Wat daar achter steekt is dat het Hebreeuwse woord ‘nefesj’ (of ook ‘nesjamá') niet overeenkomt met het Griekse ‘psyche’ of het Latijnse ‘anima’, aldus de theologen: “… De joodse mens denkt lichamelijk. De ‘verrijzenis van het lichaam’ is joods, de ‘onsterfelijkheid van de ziel’ is Grieks…” (zie bijvoorbeeld Plato). Lemm oordeelt daar trouwens verder helemaal niet over, maar hij vraagt zich wel af hoe dat dan zit met de ziel na de dood. Is ze toch sterfelijk? En wat te denken over uitspraken als van Jezus in Mattheüs 10:28: “Vrees niet wie het lichaam kan doden, maar niet de ziel”? Of van Paulus in zijn 2e Brief aan de Korinthiërs dat hij tot hoog in de hemel werd opgetrokken, zonder te weten of dat gebeurde in of buiten zijn lichaam? Of waar hij in diezelfde brief zegt dat hij verkiest “de woning van zijn lichaam te verlaten”?
Lemm oppert dat het idee van ‘de laatste oordeelsdag’, wanneer Jezus terug komt op de wolken en ‘de verrijzenis van het lichaam’ plaatsvindt, misschien wel helemaal niet op een bepaald tijdstip in de toekomst gedacht moet worden, maar dat ieder mens de oordeelsdag veeleer persoonlijk bij de dood overkomt. Misschien denken we veel te fysiek. Voor ieder die sterft, eindigt de wereld. Dat zou ook aansluiten bij de apostelen die er van overtuigd waren dat ze het einde van de wereld zelf nog mee zouden maken. En dan is het vraagstuk waar de ziel in ‘de tussentijd’ verblijft ook meteen opgelost.

Het hiernamaals
In het tweede hoofdstuk gaat Lemm verder met denken over het hiernamaals. Een item dat de kerk volgens hem verwaarloosd heeft omdat ze niet meer 'de dingen zoekt die boven zijn' (Kol. 3:1,2) maar zich steeds meer op het hier en nu richt (internationale solidariteit, de waardigheid van de mens, pacifisme, oecumene, de wereldraad van kerken, de Verenigde Naties, Samen op Weg, enzovoort). Hierdoor zijn veel mensen hun heil gaan zoeken in het schemergebied van occultisme en esoterie: “… daar waar het gezonde verstand door de knieën zakt voor allerlei mysterieuze invloeden die ons zouden beheersen en in het doorgronden waarvan ons lot of geluk besloten zou liggen…”. De dood is nu eenmaal onvermijdelijk. Het bewijsbare raakt het wezenlijke niet en blijft het antwoord schuldig op de levensvragen, het waarom van de wereld, het lijden, de zin van het bestaan: “… De markt heeft gretig op de behoeften van al die zoekers en nieuwsgierigen ingespeeld. Als een soort stille kracht sluipen ontelbare boeken over gene zijde door de huiskamers van wie een halve eeuw geleden nog keurig naar de kerk ging…”.
Uitgebreid behandelt Lemm vervolgens het hemelbeeld van christelijke denkers als (Pseudo) Dionysis, de Areopagiet, één van de toehoorders van Paulus op de Atheense Areopagus, die door de Grieken werd uitgelachen toen hij over de opstanding van de doden begon. En de beroemde dichter Dante in "De goddelijke komedie". Evenals de protestantse wetenschapper, mysticus, filosoof en theoloog Emanuel Swedenborg (Zweden, 1688-1772). Uit onze tijd komen onder andere het werk van de bekende psychiater Elisabeth Kübler-Ross, de visioenen van Sadhoe Soendar Singh - een tot het protestantisme bekeerde hindoe - en de ervaringen met BDE’s van Paul van Lommel aan bod ("Eindeloos bewustzijn" – Ten Have 2007). De BDE-wetenschappers gaan niet uit van de christelijke leer, maar zijn daar ook niet mee in tegenspraak, aldus Lemm.

Dwars op het gangbare
De rest van de hoofdstukken zijn aan aardsere zaken gewijd, maar altijd heeft Lemm een kijk die dwars staat op de gangbare. Hij zet de Spaanse Inquisitie in zijn context en bepleit de navolging van Don Quichotte. Een schitterend hoofdstuk gaat over "De naam van de roos", het magnum opus van de Italiaanse schrijver Umberto Eco. Lemm beweert dat het een anti-Borges boek is en dat de moordenaar, de oude, blinde, dogmatische monnik Jorge de Burgos staat voor de Argentijnse dichter en schrijver Jorge Luis Borges (1899-1986). Als recensent word ik buitengewoon vrolijk van zinnen als: “… Hij (Borges) ziet een orde, die de kunstenaars van nu niet zien omdat die gevangen zijn in de illusie dat de wereld verbeterbaar is en in hun wanhoop en teleurstelling niets anders weten uit te beelden dan schilderijen die niets betekenen of die niets anders weten te schrijven dan boeken waar kop nog staart aan zit, zo ze zich niet laten gaan in de sentimentele details van het leven en de cultivering van hun eigen ik, denkend daarmee iets wezenlijks bij te dragen tot een zogenaamde moderne kunst, die in feite niets anders is dan het zoveelste masker van de oude chaos…” (het zal je maar gezegd worden). Of van details als het citaat van degene die de geheimzinnige moorden in het klooster uitzoekt, William van Baskerville, die maar één keer uit zijn evenwichtige rol klapt, als hij zegt: “…Ik haat je, Jorge, en liefst zou ik je uitkleden en voor schut zetten. Ik zou kippeveren in je reet willen steken en je gezicht beschilderen als dat van een nar of een clown, zodat het hele klooster om je kon lachen en niemand meer bang voor je zou zijn…” (Burgos heeft het tweede deel van de ‘Poetica’ van Aristoteles in de bibliotheek verstopt omdat het een pleidooi is voor de komedie, een genre dat bedoeld is om de mensen aan het lachen te maken – niets is erger dan lachen). Lemm in een voetnoot: “… Het is bekend dat dictator Juan Perón Borges heeft vernederd door hem van directeur van de Nationale Bibliotheek van Argentinië te degraderen tot marktinspecteur van kippen en konijnen, vanwege diens kritiek op zijn persoon en op de Duitse nazi’s. Ik weet niet of Eco daar bewust een zinspeling op maakt met zijn ‘kippeveren’, maar het is wel een opmerkelijk verhaal…”. Verder heeft Lemm het over de Spaanse burgeroorlog, over vrijheid, over macht, over de tijdgeest, over de bekende psychiater H.C. Rümke en de onbekende dichter Henri Bruning. En óveral kijkt hij anders dan de mainstream naar. Dat schud je denken nog eens op!

Uitgave: De Blauwe Tijger – 2014, 182 blz., ISBN 978 908 211 337 2, € 16,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten