zaterdag 24 oktober 2015

Mijn verhaal met Franciscus – Corina Terlouw


Af en toe krijg ik mails van mensen die vragen welke uitgever ze het beste in kunnen schakelen om hun eerste zelfgeschreven boek aan de man te brengen. Zolang je geen bekende Nederlander bent is dat echter een nogal hachelijke onderneming; zie het verhaal van Gert Jan de Vries. Corina Terlouw (1965, Ablasserwaard) loste dit op door printing-on-demand uitgeverij Boekscout te benaderen, waar je ook je manuscript in eigen beheer kunt uitgeven. Misschien een goede tip voor andere verborgen schrijvers. Vervolgens kun je reclame maken voor jezelf door bloggers als mij warm te maken voor je zaak...

Onmogelijke liefde

Op die manier kwam “Mijn verhaal met Franciscus” naar mij toe. Op de voorkant mag dan een - wat je noemt - ‘smachtende’ vrouw figureren; het is beslist geen Libelle-verhaal.
De proloog start met iemand die letterlijk sterretjes ziet. Is ze bezopen? Heeft ze last van migraine? Ligt ze te ijlen? “… 'God, ik geeft het uit handen', prevelde ik als capitulatie in de strijd of misschien wel om mijn handen in onschuld te willen wassen…”. Ik moest er even op kauwen voor het tot me doordrong wat hier nu eigenlijk wordt gezegd. Hét kenmerk van goede literatuur. Tot mijn verrassing zit het boek vol met dit soort prachtige oneliners. De hoofdpersoon, Lidewij, een heel gewone vrouw met een heel gewone man en twee heel gewone kinderen, maakt zelfs Loesjesachtige posters om de veertigdagentijd in haar kerk onder de aandacht te brengen: “… Rijke oogst voor armoedzaaiers?!...”, “… Iedereen is allochtoon in het Beloofde Land…”, “… Vreemd dat alleen dat ene ooilam van de buurman aan mijn kudde ontbreekt…”. Ze schudt ze zo uit haar mouw. Ik vind dat nog een hele kunst. Het doet me direct denken aan de ‘gekke’ teksten op de kerstballen in “Paaz” van Myrthe van der Meer. Lidewij wil woekeren met haar talenten. Besluit een roman te schrijven. Thema: versterving. Hoofdpersoon: Heleen. Een verwijzing naar de middeleeuwse Heloïse, bekend van een tragische brievenroman waarin één van de eerste ‘onmogelijke liefdes’ in de wereldliteratuur wordt verwoord - zo leerde ik van de zomer tijdens het filmcollege van “Film by the Sea”, dat dit onderwerp als thema had.

God en erotiek
Er ontstaat een verhaal binnen een verhaal. Verpleegkundige Heleen heeft een afbeelding van de heilige Franciscus met de wolf gekocht op een rommelmarkt en aan een muur van haar nieuwe appartement gehangen. Blijkbaar leeft ze nog in het internetloze tijdperk, want ze springt op haar fiets om informatie over hem te verzamelen in de bibliotheek. Dat heeft zo zijn voordelen, want daar maakt ze kennis met een hele leuke fysiotherapeut, Stef, die in hetzelfde onderwerp is geïnteresseerd. Binnen de kortste keren zit hij bij haar thuis om ‘haar Franciscus’ te bekijken. Hij is bezig aan een speurtocht naar het zelfbewustzijn van religieuze vrouwen in de middeleeuwen: toe maar. Hij vraagt zich af hoe de relatie tussen Franciscus en Clara is geweest, die onder zijn invloed de kloosterorde der clarissen begon. Stef: “… Waarom heeft hij (Franciscus) haar niet teruggestuurd naar haar toekomstige man? Binnen haar huwelijk had ze toch ook vroom kunnen leven. Waren ze door die afzondering en ascese ook meer opwindend voor elkaar? Heeft juist die beteugeling van de lust hun lust gewekt en energie gegeven, zodat haar opoffering ook zijn eigen opoffering nog groter zou maken? …”. Wat een gespreksstof voor een eerste date. Kom daar nog maar eens om! Heleen: “… Misschien wil je gewoon het raadsel van de vrouw oplossen?...”. Stef: “… Laat ik me voorlopig maar beperken tot het raadsel van de heiligheid…”. Hoe het precies zit weet ik ook niet, maar God en erotiek schijnen inderdaad meer met elkaar te maken te hebben dan je zou denken. Door middel van seks of juist geen seks God vinden, zoiets. Daar gaat “Mijn verhaal met Franciscus” in wezen over. Ooit kwam ik een boeiend verslag over dit thema tegen op een website over mystiek naar aanleiding van het werk van de Zweedse schrijver Per Olov Enquist: zie hier. Ik herinner mij de gevleugelde uitspraak “Het begint geestelijk en het eindigt vleselijk” - het omgekeerde schijnt ook te kunnen - van een oude dominee uit mijn jeugd, wiens preken van oneliners (alweer) aan elkaar hingen. Niet dat ik daar de betekenis toen ook maar voor een spatje van doorgrondde. Inmiddels vermoed ik dat hij een waarheid als een koe verkondigde.
En dan is daar ook nog Lidewijs’ werkgever, de galeryhouder Adriaan. Hun relatie wordt gevoed door ‘eerbiedige afstand’ en ‘mateloze presentie’. Wat heeft dat te betekenen? Hoofse liefde?

Hollandse kneuterigheid naast verheven beschouwingen
De personages van Corina Terlouw hebben wat met de kerk maar zijn niet streng gelovig. Ze vloeken. Ze gaan ongehuwd met elkaar naar bed. In plaats van op zondag in de kerk te zitten drinken ze op een terras een biertje. De vierenveertigjarige Lidewij raakt onbedoeld zwanger en worstelt met de vraag of ze abortus zal plegen. Zij en haar man zijn best een leuk stel. Toch bijt hij haar op een gegeven moment toe dat haar boek een vorm van geilheid naar aandacht is, en kan zij het beertje met een hartje op zijn buik, dat hij als verrassing voor haar heeft meegenomen, wel door de kamer smijten. Wie geeft er nu zo’n stomme knuffel kado. Waarom geen sieraad of een wellnesstrip?! Wat weet een man sowieso van zwanger zijn. Hij hoeft niet met een dikke toeter rond te lopen, geen kinderen te baren of ongesteld te wezen. Het is oneerlijk verdeeld op de wereld. Lidewij haat zijn onbezorgde het-komt-wel-goed-houding. Heel het psychische drama van onuitgesproken verwachtingen, zoals Huub Buijssen dat in “Nu begrijp ik je” heeft uitgelegd, wordt in “Mijn verhaal met Franciscus” weer voor het voetlicht gehaald.
De nadruk op vrouwelijke seksualiteit maakt van “Mijn verhaal met Franciscus” wel een echt vrouwenboek. Hollandse kneuterigheid (de afwas, kinderfeestjes, zwemlessen) wisselt af met verheven beschouwingen over bijvoorbeeld “Het Joodse Bruidje” van Rembrandt. Toevallig heb ik het een paar weken geleden gezien in het Rijksmuseum. Nooit geweten, maar het stelt waarschijnlijk niet Isaäk en Rebecca voor, schrijft Corina Terlouw, maar Jefta’s dochter. Rembrandt zou het geschilderd hebben na het zien van Vondels treurspel “Jeftha of offerbelofte”: “… Die hand met de lange vingers op het hart. De goedkeurende aanraking van de mensenhand. Ja, kind. Ja, vader. Dit was een heilige belofte, dit was een offer waard. Natuurlijk dit kon niet anders. Deze weg moeten we gaan. Het grote zoete lijden lag in de kleine parels om haar hals, het schitterde in het diepe ongeëvenaarde rood van de jurk. Een en al passie. Geen ontkomen aan. Dit meesterwerk der meesterwerken. Die hartstochtelijke, rooie Van Gogh had er tien jaar van zijn leven voor over gehad, als hij twee weken naar dit schilderij had mogen kijken…”. Een fragment dat over de geheimzinnige Pater Pio gaat: “… Hij had de bijzondere gave om op twee plaatsen tegelijk te kunnen zijn, de zogenoemde bilocatie. Hij was een toegewijd volgeling van Franciscus en had net als hij de stigmata (wonden van de gekruisigde Jezus) ontvangen…”. Omdat hij vrij recent heilig is verklaard mag je aannemen dat dat allemaal redelijk wetenschappelijk is onderzocht. Over een beeld van Franciscus in een park: “… Op zijn schouder zat een rolletje opgedroogde vogelpoep. Misschien hoorde dat ook wel bij hem…”.

Oprecht veinzend geloof
Een verhaal over versterving en opoffering kan natuurlijk niet vrolijk aflopen. Het is maar de vraag wie uiteindelijk het grootste offer brengt: Heleen of Stef of Lidewij of misschien wel Adriaan… Ik ga daar niet teveel over zeggen, het moet een beetje spannend blijven. Ik blijf wel nadenken over fragmenten als: “… Was het de literatuur, de kunst en de religie die God tot leven riep? Schilderde de piëta het bloed in de lijdende Christus? Verrees in het uitspreken van het credo het ontbonden lichaam? Er zij en er was! ‘Da wir Seine Existenz vorzustellen vermögen, wird Seine Nicht-Existenz unvorstelbar.’ ‘Nader tot God, en Hij zal tot u naderen.’…”. God gebeurt, zou de vrijzinnige dominee Klaas Hendrikse waarschijnlijk zeggen. En over Lidewij die haar schrijverij op een bepaald moment verwoordt als “… Het verrukkelijke sadomachisme der letteren, in mijn geval misschien toegediend met zweepslagen van oprecht veinzend geloof…”. Of: “… Alles wat je geloofde berustte op de afspraak met jezelf dat je er in moest geloven…”. Of: “… Engelen hebben altijd mannennamen…”. En: “… Hoe zou een kip dat toch doen vroeg ik me opeens af: onbevrucht vruchtdragen…”. Ik zei het al: dit is geen Libelle-verhaal.

Uitgave: Boekscout – 2015, 176 blz., ISBN 978 940 221 922 7, € 21,05
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten