woensdag 21 december 2016

De kinderwet – Ian McEwan


Met een leesclub bespraken we “De kinderwet”, een subtiel en respectvol drama over een familierechter op leeftijd, die moet beslissen over het al dan niet toedienen van een geweigerde maar noodzakelijke bloedtransfusie aan een jonge Jehova’s getuige. Van de Britse schrijver Ian McEwan (1948, won in 1998 de Man Booker Prize met "Amsterdam").

De boomloze heide van andermans problemen

Terwijl rechter Fiona Maye zich op een zondagavond beroepsmatig voorbereidt op de komende week komt haar man van bijna zestig haar vertellen dat hij ontevreden is met hun seksleven en nog één keer wil vlammen voor hij oud wordt. Niet met haar, want zij heeft toch nooit tijd en zin, maar met een vrouw die hun dochter had kunnen zijn. Of ze na vijfendertig jaar kinderloos huwelijksgeluk kan instemmen met een ‘open’ relatie. Alles in haar steigert, maar de kwestie wordt niet uitgepraat want de telefoon gaat: ‘saved by the bell’. Haar griffier. Een ziekenhuis vraagt zo snel mogelijk gerechtelijke actie vanwege een ernstig zieke jongen die een bloedtransfusie weigert. Hij en zijn ouders zijn Jehova’s getuigen. Hun geloof verbiedt hen bloed van anderen te gebruiken. De jongen is bijna achttien, dus nog minderjarig. Terwijl ze in gesprek is loopt haar man de kamer uit: “… Het vertrek van Jack stoorde haar niet. Ze waren met hun woordenwisseling op weg geweest naar ondraaglijke openhartigheid. Ze kon niet ontkennen dat ze opgelucht was om op de neutrale grond, de boomloze heide van andermans problemen te zijn beland…”. Ze gaat met de Jehovazaak aan de slag zodat ze de volgende dag beslagen ten ijs kan komen. Als ze klaar is en naar het raam van hun appartement loopt ziet ze haar man met een koffer in de auto stappen…

Altijd weer die godsdienst!
Even terzijde: seks is ook wel het laatste waar Fiona de laatste tijd aan denkt. Ze is absoluut niet de koele kikker die ze in de rechtszaal lijkt. In haar nachtmerries wordt ze achtervolgd door ingrijpende rechtszaken die ze niet uit haar hoofd kan zetten. Moeders die vechten met strenggelovige islamitische en Joodse vaders om hun kinderen een vrije opvoeding te geven. Een Siamese tweeling waarvan maar eentje levensvatbaar blijkt. Om God niet in het vaarwater te zitten zijn de gelovige ouders tot en met de rooms-katholieke aartsbisschop van Westminster van mening dat beiden moeten sterven. Eerlijk gezegd lijkt mij dat persoonlijk een nogal overtrokken standpunt. Zowel de protestantse kerk als het Joodse geloof geven bij mijn weten altijd voorrang aan het leven – zie bijvoorbeeld Deuteronomium 30:19 “… leven en dood stel ik u voor, de zegen en de vloek, kies dan het leven…”, wat Jezus later in het Nieuwe Testament bekrachtigt door bijvoorbeeld verhalen over het redden van een schaap uit een put en over het eten van graankorrels op de Sabbat (het is voor orthodoxe Joden streng verboden werk te verrichten op Sabbat). Enfin; een waar mediacircus is het gevolg. Altijd weer die godsdienst!

Liefde herzien tot waan

Bepaald indrukwekkend schrijft McEwan bij monde van Fiona over de hausse aan gebroken gezinnen in onze moderne wereld. In de zomer van 2012 lijkt “… de afbraak en ellende tussen echtelieden of partners…” te zijn aangezwollen “…als een grillig springtij, dat hele huishoudens wegvaagde en waardoor bezittingen en hoopvolle dromen vervlogen en degenen zonder een krachtig overlevingsinstinct verdronken…”. Over de kinderen die altijd weer de dupe zijn: “… Pionnen in een spel, onderhandelingsfiches ingezet door moeders, voorwerp van financiële of emotionele verwaarlozing van vaders, voorwendsel voor echte of gefantaseerde of cynisch verzonnen beschuldigingen van misbruik, meestal door moeders, soms door vaders, verdoofde kinderen die in co-ouderschapsregelingen wekelijks tussen huishoudens op en neer pendelden, kwijtgeraakte jassen of etuis waarmee advocaten elkaar vinnig om de oren sloegen, kinderen die maar een- of tweemaal per maand hun vader mochten zien, of nooit, want de daadkrachtigste mannen verdwenen in de smidse van een vurig nieuw huwelijk om daar nieuw kroost te smeden…”. Diep in haar hart koestert Fiona een “… puriteinse minachting voor de mannen en vrouwen die hun gezin uiteenrukten en zichzelf wijsmaakten dat ze onbaatzuchtig en naar beste weten handelden…”. Haar oordeel: “… Pure genotzucht. Morele kitsch…”. Haar ervaring:
“… Liefdevolle beloften werden ontkend en herschreven, eens gemakkelijke kompanen werden listige strijders, verscholen achter advocaten en zonder enig besef van de kosten. Eens veronachtzaamde spullen in huis werden nu verbitterd betwist, eens gemakkelijk vertrouwen maakte plaats voor zorgvuldig verwoorde ‘regelingen’. In gedachten herschreven de hoofdrolspelers de geschiedenis van het huwelijk zodanig dat het altijd al een verloren zaak geweest was, liefde werd herzien tot waan…”. En vlak de rol van geld niet uit: “… De nieuwe valuta waren halve waarheden en verdraaiingen. Hebzuchtige mannen tegenover hebzuchtige vrouwen, manoeuvrerend als landen die aan het einde van een oorlog elke mogelijke buit inpikten voor ze zich voorgoed uit de puinhopen terugtrokken. Mannen en vrouwen die hun geld naar buitenlandse rekeningen sluisden, vrouwen die voor altijd een lekker leventje verlangden…”. Het gaat maar door:
“… Moeders die kinderen beletten hun vader te zien, ondanks gerechtelijke bevelen, vaders die verzuimden hun kinderen te ondersteunen, ondanks gerechtelijke bevelen. Mannen die vrouw en kinderen sloegen, vrouwen die logen en haatdragend waren, een van beide partijen – of allebei – die dronk of aan de drugs of psychotisch was, en telkens weer kinderen, gedwongen om een asociale ouder te verzorgen, kinderen die serieus misbruikt werden, seksueel, geestelijk, allebei, met de bewijzen die op een scherm in de rechtszaal werden getoond. En buiten bereik van Fiona, in zaken die eerder aan de strafrechter dan aan de familierechter voorbehouden waren, kinderen die gemarteld, uitgehongerd of doodgeslagen waren, boze geesten die in animistische rituelen uit hen waren geranseld, afgrijselijke jonge stiefvaders die peuters hun botten braken terwijl wezenloze moeders toekeken, en drugs, drank, extreem smerige huishoudens, onverschillige buren die selectief doof waren voor het geschreeuw, en achteloze geïntimideerde maatschappelijk werkers die verzuimden in te grijpen…”. Ondertussen is Jack ook weg. Nu schuifelt Fiona zélf mee in het leger der verlatenen.

Welzijn van het kind voorop
De zaak tegen de Jehova getuige wordt gedetailleerd omschreven. De ouders van de jongen komen aan het woord, zijn arts, een maatschappelijk werkster, advocaten van beide kanten en andere rechtskundigen. Godsdienstvrijheid weegt zwaar. Uiteindelijk neemt Fiona het ongebruikelijke besluit de jongen zelf op te gaan zoeken in het ziekenhuis om zich een mening over hem te kunnen vormen. Het is aan haar om hem te verlossen of over te leveren aan de overtuiging van zijn sekte. Zijn charme en intelligentie overrompelen haar. Toch kan ze niet anders dan hem tegen zichzelf beschermen naar aanleiding van Artikel 1 (a) uit de Kinderwet van 1989 die aldus luidt: “… Als een rechter oordeelt over enig vraagstuk inzake … een opgroeiend kind … dan zal deze rechter het welzijn van het kind vooropstellen…”.

Professionele en sociale waanzin
Na een tijdje komt Jack met hangende pootjes terug. Als twee wantrouwende katten draaien hij en Fiona om elkaar heen, zich constant bewust van elkaars ‘radioactieve’ aanwezigheid. Als de Jehova-zaak lang en breed achter de rug is, komen er brieven van de jongen die Fiona onbeantwoord laat en wordt ze door hem gestalkt. Het blijkt dat zijn ontmoeting met haar zo heeft doorgewerkt dat hij zich van de Jehova’s heeft gedistantieerd. Zijn gedrag wordt steeds extremer. Als Fiona een toer langs verschillende buitengebieden maakt om ter plaatse recht te spreken, staat hij in hevig noodweer ineens doornat in het conferentieoord waar ze verblijft. Zijn extatische vraag: of hij niet bij haar kan komen wonen. Dan kan ze hem wegwijs maken in het seculiere denken. Hij lijkt haar te hebben uitverkoren als zijn persoonlijke goeroe. Fiona reageert eveneens buitenproportioneel. Voor ze hem in een taxi wegstuurt drukt ze een kus op zijn lippen. Een impulsieve daad die ze later betreurt als ‘professionele en sociale waanzin’. Het verhaal vond ik in die zin voorspelbaar, dat je als lezer als het ware voélt, dat dit wel fout moét aflopen.

Een hart met bezemen gekeerd
Daarop stuurt de Jehova-jongen haar een halfbakken onafgemaakt gedicht waarin hij haar kus een ‘judaskus’ noemt. Het is duidelijk dat hij zich verraden voelt. Ooit las ik in een artikel in Psychologie Magazine dat verraad ongeveer de sterkste emoties oproept die menselijkerwijs mogelijk zijn. Met andere woorden: verraad is zelden tot nooit meer goed te maken. Fiona is een verdienstelijk pianiste. Tijdens een concert waarin ze de sterren van de hemel speelt dringt de vreselijke betekenis van het gedicht tot haar door: Judas pleegde zelfmoord. Als ze de maatschappelijk werkster die haar in de Jehova-zaak bijstond opbelt blijkt de Jehova-jongen al vier weken dood te zijn. Hij moet in een gat zijn gevallen. Hij “… zocht zijn heil bij haar en zij bood niets in de plaats voor de godsdienst, geen bescherming…”. Het boek lijkt me bijna illustrerend voor de uitspraak van Jezus over dat je wel een duivel uit iemand kunt drijven, maar als daar niets voor in de plaats komt en die duivel bij terugkeer het hart van die mens schoon en leeg terug vindt, hij er wederom zijn intrek in zal nemen terwijl hij zeven anderen meeneemt, zodat die mens er uiteindelijk nog slechter aan toe is dan in het begin (Lukas 11: 24-26).

Uitgave: De Harmonie – 2014, vertaling Rien Verhoef, 205 blz., ISBN 978 907 617 438 9, € 22,50
Rechtstreeks bestellen: klik hier

1 opmerking :

  1. Jammer of eigenlijk een doodzonde van Evelien de Nooijer dat zij in haar recensie de tragische afloop van het boek meent te moeten vertellen.
    Je bent als lezer erg bezig met de vraag "Hoe loopt dit af?" Dat is ook een deel van het lezersgenot en dan ... pats daar staat het te lezen.

    BeantwoordenVerwijderen