dinsdag 1 juni 2021

Over muren heen – Lody van de Kamp & Oumaima Al Abdellaoui

 


Subtitel: Een hoopvolle briefwisseling

 

Niet alleen in Israël zoeken Palestijnen en Joden samen moeizaam een weg naar vrede (zie mijn vorige blog), ook in Nederland vinden moslims en Joden elkaar in de stichting Yalla!. Secretaris is rabbijn Lody van de Kamp. In 2019 kwam “Over muren heen” uit, een - niet al te zware - kennismaking in briefvorm tussen voornoemde  gepensioneerde orthodoxe rabbijn, en een hoofddoek dragende, schoolgaande moslima, Oumaima Al Abdellaoui, over zaken die beide bewegen. 

 

Ik vraag me af wanneer racisme in samenlevingen precies is ontstaan

In het begin van de correspondentie wordt vooral elkaars voorgeschiedenis afgetast. Lody  torst de Holocaust met zich mee. Zijn vader overleefde als enige in het gezin Auschwitz. Zijn moeder zwierf in de oorlog van het ene naar het andere onderduikadres. Oumaima ervaart de nodige problemen met haar identiteit: is ze een Nederlandse, een Marokkaanse of allebei? In 1970 verkocht Oumaima’s overgrootmoeder haar koe, waarmee een mensensmokkelaar werd betaald, zodat haar zoon, Oumaima’s opa dus, de oversteek naar Nederland kon maken, om hier als gastarbeider te werken. “… In die tijd was koning Hassan de Tweede aan de macht en kregen mensen vanuit het noorden vrijwel nooit een visum…”. Met andere landgenoten werkte hij lange dagen in een abattoir – hij had het prima zijn zin. Oma, die hij na een tijdje meenam naar Nederland, heeft ondanks dat ze liefdevol werd opgevangen door buurvrouwen met oerhollandse namen als tante Annie, Gerda en Greet, nooit kunnen aarden en altijd heimwee gehouden naar haar geboortedorp. Oumaima: “… Hoewel mijn oma niet gelukkig was, spreken zij en mijn opa vol lof over de Nederlanders. Ze waren vanaf de eerste dag welkom. Voor mij is dat lastig te geloven, aangezien ik mij juist vaak niet welkom heb gevoeld. En dat, terwijl ik meer ‘Nederlands’ ben dan zij destijds waren! Dit bewijst maar weer eens dat elkaar accepteren niets met modernisatie of ontwikkelde kennis te maken heeft. Blijkbaar waren Nederlanders vroeger erg gastvrij. Waar is het toch misgegaan? Wanneer is die afgunst en wrok jegens het onbekende ontstaan? …”. En even verder: “… Vaak hoor je dat tolerantie echt iets westers en moderns is. Ik weet dat dit niet klopt. In vrede met elkaar samenleven, is eerder iets van de oudheid. Het Westen en modernisatie hebben daar niks mee te maken. Ik denk zelfs dat het Westen te laat is gekomen met deze mindset. Als je teruggaat in de geschiedenis zie je al gauw dat een heleboel volkeren vóór ons – en verspreid over de hele wereld – eraan gewend waren met elkaar te leven ongeacht grote verschillen…”. Volgens Lody kun je vaststellen dat het juist de westerse wereld met haar koloniale verleden is, die een storende factor werd in het vreedzaam samenleven van volkeren en religies.

 

Een leefbare co-existentie

Lody over de Palestijns kwestie: “… Na honderd jaar van conflicten lukt het Palestijnen en Israëliërs nog steeds niet om vrede te sluiten. Natuurlijk zouden beide partijen daarom hun vermoeide hoofd in de schoot kunnen leggen en hulpeloos hun schouders ophalen. Maar er kan ook iets gedaan worden, en dat is wat mij betreft hard nodig. Bij gebrek aan vrede moeten we tenminste proberen een soort ‘leefbare co-existentie’ te regelen tussen de verschillende bevolkingsgroepen en proberen deze leefbaarheid, onder alle omstandigheden, ook zo veel mogelijk te handhaven. Als politieke idealen niet kunnen worden gerealiseerd, laten we er dan tenminste voor zorgen dat vaders en moeders hun kinderen in een geweldloze samenleving kunnen laten opgroeien. Dat er voldoende economische activiteit is, zodat mensen aan het werk kunnen. Dat er goede medische zorg is voor iedereen. Dat kinderen degelijk onderwijs krijgen en dat studenten zich verder kunnen ontwikkelen. Het scheppen van deze leefbare maatschappij moet, ook te midden van een samenleving waar de vrede nog niet geregeld is, prioriteit nummer één zijn. Ik weet dat er zowel in Palestina als in Israël, zowel op de Westbank als in Gaza, mensen zijn die hier – vaak onder heel zware omstandigheden – voor vechten…” (zie ook mijn vorige blog). Aangaande de Palestijnen verschillen Lody en Oumaima van mening. Hoe kan het ook anders. Lody denkt dat Israël geen keus heeft, dat de keiharde veiligheidsmaatregelen gewoon nodig zijn, maar blijft koppig geloven in vrede.

 

Wijze man

Oumaima hoort van haar vrienden dat de Palestijnen te veel wrok koesteren om de wapens opzij te leggen: “… In hun ogen voelt dat namelijk als opgeven. Velen zijn alles kwijtgeraakt en leven nu slechts om hun land te beschermen, om de Palestijnse eer. Ergens zijn ze ook bang dat er met het neerleggen van de wapens nooit gerechtigheid zal plaatsvinden…”. Een jongen van veertien wiens ouders en zusje overhoop zijn geschoten door een sluipschutter is echt niet over te halen zijn wapens neer te leggen. Zo’n jongen voelt zich een mislukkeling omdat het hem niet gelukt is zijn familie te beschermen en staat iedere morgen op met de intentie zijn dierbaren te wreken. “… Hoe wil je hem ooit laten geloven dat de Israëliërs niet binnen de kortste keren hun wapens oppakken om een einde aan hém te maken? Deze jongen, die mentaal gezien helemaal kapot is en eigenlijk niet meer voor rede vatbaar, kun jij niet overhalen zijn wrok opzij te schuiven voor vrede. Het geloof is hij namelijk kwijtgeraakt op het moment dat hij zijn familieleden kwijtraakte. De jonge Palestijnse generatie is vervuld van woede en ik voorzie dat dit complete destructie kan veroorzaken. Daarom houd ik mijn hart vast voor wat komen gaat…”. Evenals de vader van Ichmad in mijn vorige blog pleit Oumaima voor begrip: “… Steek tijd in hem en leer zijn woede begrijpen. Als we begrijpen waar die emoties vandaan komen, kunnen we hem, en velen met hem, helpen emoties om te zetten in iets wat géén agressie is…”. Begrip betekent niet dat je het met een bepaalde keuze eens moet zijn. Uiteindelijk schrijft Oumaima: “… De schuld ligt niet bij de joden, nog bij de Palestijnen. De schuld ligt bij de omringende Arabische landen, bij de Verenigde Staten en bij de rest van de wereld, die zwijgend wapens hebben geleverd en het op die manier zover hebben laten komen. Ik heb het niet over normale burgers zoals jij en ik, maar over de rijke papi’s die met mensenlevens hebben gespeeld alsof het een spelletje poker was…”. Oumaima ziet een taak weggelegd voor de VN en hoopt op een ‘wijze man’ zoals Nelson Mandela. Zowel Lody van de Kamp als de christelijke theoloog Willem Ouweneel geloven dat die ‘wijze man’ de komende Messias zal zijn; zie hier.

 

Regels helpen en beschermen

Oumaima vertelt hoe ze voor de tweede keer de ‘umrah’, de kleine bedevaart, naar Medina en Mekka maakte: “… Die is binnen twee uur te doen, terwijl de ‘hadj’ meerdere dagen duurt en meer rituelen bevat…”. Voor haar is het de enige manier om echte innerlijke rust te ervaren, geeft het haar het gevoel ‘thuis te komen’ en onder ‘eigen’ mensen te zijn. De eerste keer gebruikte ze het als therapie om uit een depressie te komen. De tweede keer was het gevoel herboren te zijn nog sterker. In Saoedi-Arabië blijkt het slecht gesteld met de rechten en ontwikkelingsmogelijkheden van vrouwen, terwijl er tegelijk meer respect is voor en hulpvaardigheid richting de medemens dan in Nederland. Ze vertelt over de vijf zuilen, de meest fundamentele verplichtingen binnen de islam. In het hiernamaals zullen volgens de islam je goede daden tegen je slechte daden worden afgewogen, wat bepalend is voor de manier waarop het leven na dit leven er uit komt te zien. Evenals in de islam zijn vrouwen in het Jodendom vrijgesteld van veel religieuze verplichtingen. Oumaima noemt zich feministisch. In tegenstelling tot Lale Gül in “Ik ga leven” vindt Oumaima de islam helemaal geen misogynistische religie waarin moslimvrouwen onderdrukt worden. Volgens haar geeft de Koran gelijke rechten aan man en vrouw. Zie ook de vrouwvriendelijkheid tijdens de menstruatie waarin de vrouw vrijstelling heeft van het bidden en niet mee hoeft te vasten tijdens de ramadan. De gemiste dagen kan ze op een later moment inhalen. Wat bijna niemand weet is dat alcohol drinken, drugs gebruiken of geslachtsgemeenschap hebben buiten het huwelijk voor zowel man als vrouw ‘haram’ zijn. Dat mannen daar veelal geen oren naar hebben, heeft veeleer een culturele oorzaak. Volgens Oumaima werkt absolute vrijheid desastreus: “… De maatschappij zou zich niet ontwikkelen en ik denk dat geweld de overhand zou krijgen. Regels zijn nu eenmaal nodig. Zodra die er niet zijn, zullen er ongeschreven regels ontstaan en dat zal voor complicaties zorgen. De islam heeft de moslims dus bepaalde regels opgelegd om hen te beschermen en te helpen vooruitgang te boeken…”. 

 

De vrouw als kers op de taart

“… In de joods-religieuze filosofie kom je keer op keer tegen dat de vrouw dichter bij G’d staat  dan de man…”, schrijft Jody. Ik vond het verrassend te lezen dat de in de twaalfde eeuw geboren Joodse wetgever Maimonides stelde dat de vrouw geestelijk op een hoger plan staat dan een man, een conclusie die ik een tijd geleden zelf ook heb getrokken, zie mijn blog over “De onverzadigbare vrouw en de afwezige man” van Lisette Thooft, wat mij door deze en gene zeker niet in dank afgenomen werd. Maimonides stelt dat er in de scheppingsorde een patroon zit van lager naar hoger: hoe later geschapen, hoe hoger en geavanceerder de ontwikkeling. Water, planten, dieren, man, vrouw. De vrouw is dus de kers op de taart. De man richt zich in het Jodendom naar buiten, het openbare leven. De vrouw richt zich naar binnen, het gezin. De waardigheid van de vrouw maakt dat de man zich ‘beter gedraagt’ (daar hoef je ze op de rozenkwekerij waar ik vroeger in de vakanties werkte niets over te vertellen). De vrouw zou een hoger inzicht, een beter ontwikkeld begrip en een specifiekere intuïtie hebben, waar ik ook al eerder op ben gestuit – zie mijn blog over “Zorg voor de ziel” van Arjan Plaisier. Dat deze geestelijke sensitiviteit niet groeit als je je als vrouw tot man verhardt, lijkt mij evident. Mystiek heeft afzondering, innerlijkheid en stilte nodig. De dwarsdenker en psychiater J.H. van den Berg stelde ooit in zijn boek over “De reflex” dat de secularisatie gelijk op is gegaan met de veranderde architectuur van het kerkgebouw, namelijk toen de moderne kerken er uit gingen zien als fabriekshallen waarin een gewijde heilige ruimte ontbrak. Mijns inziens heeft hij daarin gelijk. Het kerkgebouw is verzakelijkt oftewel vermannelijkt, met een leeg centrum (zie mijn blog over “De slinger van Foucault”). De kerk is geen ‘zij’ meer. Ontbeert een beschermende, veilige baarmoeder. Zo is het hoe ik voel. De Duitse filosoof Karl Rahner heeft met zijn statement dat ‘de christen van de toekomst een mysticus zal zijn of níet zal zijn’ dan ook ontegenzeggelijk gelijk, denk ik. Ik zie de ogen van de christelijke mannenbroeders al rollen. Er is veel mis gegaan in het verleden op het immer vage spirituele vlak; dat weet ik ook wel. Maar wie heeft gezegd dat geloven makkelijk is? En verder: is het niet opwindend hoe verschillende godsdiensten elkaar kunnen verduidelijken, aanvullen en versterken?

 

Criminaliteit

Verreweg het meest interessante gedeelte van het boek zijn de brieven die over de Marokkaanse gemeenschap en haar aandeel in de Nederlandse misdaad gaan. Lody blijkt al jaren met maatschappelijk ondernemer Said Bensallam onder de jeugd in de Amsterdamse Kolenkitbuurt - waar ook Lale Gül vandaan komt – te werken. Ze richten zich voornamelijk op de Top-600: criminele jongeren die worden begeleid om verder afglijden richting de zwaardere misdaad te voorkomen. Het Centraal Bureau voor Statistiek publiceerde november 2011 een onderzoek waarin naar voren kwam dat personen met een Marokkaanse en Antilliaanse achtergrond zes keer vaker te maken hebben met criminaliteit dan personen met een Nederlandse achtergrond. Lody is vooral op zoek naar de oorzaken. Volgens René Diekstra en Mieke Komen, lectoren Jeugd en Opvoeding aan de Haagse Hogeschool, zit dat in de kern van de zaak in het ‘dwingend gedrag’ dat jongeren thuis oppikken bij gebrek aan echte opvoeding. Eerlijk gezegd wist ik niet wat ik me precies voor moest stellen bij deze term, tot ik een artikel van Krijn ten Hove las in verband met de zaak Ruinerwold – zie hier. Er ging mij ook wel een lichtje op inzake de ruzies tussen moeder en dochter Gül. Verder werken een negatieve beeldvorming, discriminatie en een respectloze behandeling ook niet mee aan een geslaagde integratie in de samenleving. Daar komt nog bij dat veertig procent van de gewelddadige, criminele jongeren zwakbegaafd is. Hierdoor zijn zij een gewillige prooi voor gewetenloze criminelen, die hen makkelijk kunnen ronselen voor hand- en spandiensten. Zelf blijven ze  buiten schot. Juist de zogenaamde LVB’ers, jonge mensen met Lichte Verstandelijke Beperkingen, worden door de harde criminaliteit graag ‘ingehuurd’: “… Hun kwetsbaarheid bestaat uit het feit dat ze de gevolgen van hun eigen beslissingen niet overzien. Ze zijn daartoe eenvoudig niet in staat. Moeten ze even iemand volgen in opdracht van ‘een aardige vent op de hoek’ om te weten te komen waar die iemand werkt, dan doen ze dat voor vijf tientjes maar al te graag. Ze beseffen totaal niet dat ze hiermee de eerste stap zetten binnen de wereld van de misdaad. De volgende klus levert al gauw honderd euro op…”. Lody vindt het dan ook ronduit verbijsterend dat hij bij opleidingen waar mensen bezig zijn met veiligheid en criminaliteit, leerlingen en docenten aantreft die nog nooit van LBV’ers hebben gehoord. Omdat Oumaima niet zoveel over misdaad weet, laat ze iemand die zich in de onderwereld beweegt een brief over zichzelf schrijven. Hij vertelt hoe hij in een crimineel milieu is geboren, zijn situatie geërfd heeft: “… Dat dit mijn lot was, stond al vast voor ik er was…”. Hij is trots op zijn vrijheid: “… Van negen tot vijf voor een baas werken, belasting betalen en rennen tegen de klok noem ik geen hard werken, maar slavernij…“. Dat is niets voor hem: “… Ik heb geen geldtekort, maar als ik stop, o lieve Oumaima, gaat de geldkraan dicht…”. Zijn leven is keihard, hij weet niet of hij daarom kinderen wil, die dezelfde zorgen zullen hebben als hij.

 

Jodendom heeft meer gemeen met de islam dan met het christendom

Jody en Oumaima hebben elkaar gevonden. De islam blijkt veel dichter bij het Jodendom te staat dan het christendom: “… Moslims eten net als joden geen varkensvlees. Joden kennen net als moslims alleen het ritueel slachten. Beide religies leven met de oorspronkelijk bijbelse kalender, die van de schepping uitgaat en van een maanjaar in plaats van een zonnejaar. Dit in tegenstelling tot het christendom met zijn christelijke jaartelling. Zowel de moslim als de jood is besneden. Ik heb het nu over allemaal regels die gewoon in de Thora staan, maar die de kerk geschrapt heeft. Het Arabisch van de Koran en het Hebreeuws van de Thora zijn nauw aan elkaar verwant. Het Latijn of het Grieks van de kerk heeft geen enkele relatie met de grondtekst van de Thora, waar zowel de Koran als de Bijbel uit zijn voortgekomen. Het jodendom kent vastendagen zoals de islam de ramadan kent…”. Oumaia weet zeker dat de Marokkaanse gemeenschap ‘not amused’ zal zijn over haar schandalige correspondentie met een rabbijn: “… Want waar haal ik het lef vandaan om samen te werken met een jood, een van de mensen die onze broeders en zusters in Palestina afslacht? Ken ik dan helemaal geen schaamte? Ben ik niet goed opgevoed?...”. Oumaia wijt dit aan het feit dat de meeste Marokkanen als ongeschoolde arbeider hier naar toe zijn gekomen en geen weet hebben van de Marokkaanse geschiedenis waarin de Joden altijd een beschermde positie hebben gehad: “… Tijdens de Tweede Wereldoorlog bepaalden de Duitsers dat er wereldwijd geen enkele jood meer als ambtenaar te werk mocht worden gesteld. Koning Mohammed de Vijfde was de enige koning ter wereld die deze opdracht compleet negeerde…”.

 

Uitgave: Kok - 2019, 144 blz., ISBN 978 902 395 675 4, 14,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten