donderdag 29 september 2011
Genade om van te leven! – Peter Slagter
In mijn vorige blog had ik het even over ‘Disgrace’ – ‘In ongenade’ – de wereldberoemde roman van de Zuid-Afrikaanse schrijver Coetzee. Ik citeer Jessica Durlacher daarover nog maar weer:
“… het woord alleen, ‘disgrace’. Het tegendeel van alles wat het leven de moeite waard maakt: liefde, gratie, wellevendheid, waardigheid. ‘Disgrace’: de verkrachting daarvan. Schande, schaamte, vernietiging van menselijkheid – allemaal ‘disgrace’…” (ik heb ‘Disgrace’ niet gelezen maar ondertussen wel tweedehands aangeschaft; hierbij beloof ik plechtig dat ik er, zo gauw ik het uit heb, een blog over zal schrijven – als we toch bezig zijn…).
Enfin, mijn stukje stond nog niet op internet of vanuit boekhandel/uitgeverij IZB-Ark kreeg ik een bijbelstudieboekje toegestuurd met de vraag of ik er een korte recensie over wilde schrijven. Titel: ‘Genade’ om van te leven. Ik was verrast. Dat leek mij nou leuk: als tegenhanger. Want zeg nu zelf: van die vorige blog word je toch niet vrolijk. Ik tenminste niet – als ik het overlees…
Even reclame maken: IZB-Ark is een christelijke internet-boekhandel verbonden aan de IZB, een missionaire organisatie binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), die gemeenten en gemeenteleden adviseert, stimuleert, en ondersteunt door middel van toerusting, materialen, en missionair werkers. Hier kun je dus terecht voor al je christelijke boeken; en dat is vooral handig voor mensen die ergens wonen waar geen christelijke boekwinkel is. Voor alle duidelijkheid: omdat IZB-Ark een volwaardige boekhandel is kun je er ook terecht voor al je ónchristelijk literatuur.
Sinds 14 september heeft IZB-Ark een nieuwe webshop: www.izb-ark.nl. Van harte gefeliciteerd daarmee! Ik vind hem heel mooi.
Al goochelend naar de auteur Peter Slagter kwam ik terecht in enorme internetdiskussies over “dispensationalisme” en “ultra-dispensationalisme” (heeft te maken met de manier waarop de Bijbel in evangelische kringen wordt uitgelegd). Nooit geweten dat er zulke theologische uitdrukkingen bestonden. Weer een hoop geleerd dus. Het deed me denken aan een oude opvatting uit de joodse traditie die stelt dat iedere bijbeltekst op 70 manieren kan worden uitgelegd (want er zijn 70 volken, en ieder volk geeft zijn eigen betekenis). Ik vind dat een opwindende gedachte: het doet me denken aan een geslepen diamant. Als je die tegen het licht houdt, zal ieder vlak weer op een andere manier schitteren (Emily Dickinson: When Diamonds are a Legend, And Diadems – a Tale). Zeventig vlakken aan iedere tekst: er komt nóóit een eind aan. Vandaar dat eeuwige ‘lernen’ in het jodendom…
Dit is de recensie die ik uiteindelijk schreef:
Genade is liefde
Genade om te leven!, nr. 251 in de Morgenroodserie, is een korte (60 blz.), maar diepgravende studie over het thema ‘genade’ van de evangelicale bijbelleraar Peter Slagter.
Hij baseert zich vooral op de brieven van Paulus. Stap voor stap laat Slagter zien hoe er met Paulus een nieuwe situatie (bediening) ontstaat: God gaat zijn genade aan de heidenen aanbieden. En die heidenen zijn wij.
“… Het Hebreeuwse woord voor genade is ‘chanan’ en dat betekent zoiets als: blijk geven van liefde. In het Grieks van het Nieuwe Testament komt genade van het woord ‘charis’ en dat betekent in de kern: iets wat vreugde en blijdschap brengt…”.
God heeft nogal wat te geven dus!
“… Genade vloeit voort uit de liefde van God…”, schrijft Slagter, “… en leven uit genade is dan ook wandelen in de liefde…”.
Prachtig vind ik de uitleg van Efeze 1:6 waarin Paulus spreekt over de “heerlijkheid van Zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde”. “… De Engelse vertaling geeft het woord “begenadigd” weer met: accepted. Je bent geaccepteerd in de Geliefde. Je bent door God geaccepteerd! Je kunt misschien jezelf niet (helemaal) accepteren. Je kunt ook het idee hebben dat andere mensen je niet accepteren; en soms is dat ook zo. Maar als je bij God komt, word je zonder meer aanvaard…”.
Peter Slagter heeft de gave om iets van God’s rijkdom en heerlijkheid in woorden te vangen: daar word ik stil van…
Dit boekje is voor €5,50 rechtstreeks bij IZB-Ark te bestellen als u hier klikt.
Wat mij betreft: laat al dat gedoe over dispensationalisme en ultra-dispensationalisme maar zitten. Gods genade is écht genoeg!
Uitgave: Everread Uitgevers - 2011
zaterdag 24 september 2011
De held – Jessica Durlacher
Op de boekenclub “De held”, het negende boek van Jessica Durlacher(1961), besproken. Eerlijk gezegd was ik er bij eerste lezing niet zo kapot van. Ik vond het wat vlak door een beetje teveel-van-het-goede; c.q. kwade. Pas bij tweede lezing ging ik steeds vaker dingen denken als: “toch wel heel knap gevonden” of “wat goed verwoord”.
Hoewel het boek nergens zo wordt aangekondigd zou je “De held” met recht een “literaire thriller” kunnen noemen. Dit in tegenstelling tot het door uitgeverij Anthos met veel aplomb op de markt gezette genre, dat het predikaat meestal echt niet verdient. Want, zei laatst iemand, een literaire thriller hoort natuurlijk in de eerste plaats literair te zijn, terwijl je er ook nog van moet gaan trillen. In dit zeldzame geval gaat dat inderdaad samen op.
Sarah Silverstein - joods, jaar of 45, beetje verwend type - heeft haar leven prima op orde. Geld zat, groot huis en een illegale werkster die dat voor haar schoonmaakt - dus tijd genoeg om te freewheelen als schrijfster (“… mijn specialiteit op de krant was dat ik geen specialiteit had…”), man die succesvol carrière maakt in de filmindustrie en met wie ze nou niet bepaald in diepe verbondenheid leeft, maar ach; en twee tieners die het goed doen.
Echter: als haar 80-jarige vader overlijdt ‘aan een domme, fascistoïde bacil’ houdt het op met goed gaan.
Tijdens een solitair hardlooprondje in een bos wordt Sarah aangerand door een beest van een vent die haar naam lijkt te kennen. Haar in Amerika studerende zoon van 19 heeft de beslissing genomen het leger in te gaan, wat voor Sarah zo’n beetje gelijk staat aan zelfmoord (… Ik loop achter, mijn kind waait weg, hij verdwijnt in de verte en ik kan hem niet pakken…). Op een nacht dringen een paar overvallers het huis binnen, binden Sarah vast, schieten haar man neer, en verdwijnen met haar dochter van 13 naar de zolder, waar ze God-mag-weten-wat met haar uitspoken; in ieder geval is het zo erg geweest dat Tess, zo heet ze, er achteraf niet over kan praten.
Op de achtergrond speelt, zoals in alle boeken van Jessica Durlacher, de tweede wereldoorlog een grote rol. Uiteindelijk liggen daar de lange wortels van het kwaad dat Sarah in golven overspoelt. Ze verdrinkt er bijna in.
In dit boek analyseert Jessica Durlacher op een bijzonder knappe manier ‘het kwaad’: “… Wanneer dringt het tot je door dat iets echt erg is – als je dat altijd is bespaard?...”.
Wat doe je als je met geweld wordt geconfronteerd? Wat gebeurt er met je als het kwaad op je afkomt? Of de mensen die je lief zijn treft? En hoe zit het met het kwaad in onszelf? Hoe ga je ermee om? Kun je het verwerken? Kun je woorden vinden? Of schieten die altijd tekort? Is het te erg? Ben je met stomheid geslagen? Stopt de pijn in jezelf een keertje; of blijft het als een gebed zonder einde altijd maar doorwroeten? Hoe moet je leven met alles wat is gepasseerd? Ga je voor wraak, of kun je vergeven? En wanneer ben je ‘een held’? Als je laf aan de kant gaat staan, of als je overgaat tot vergelding? Met de laatste vraag is Durlachers antwoord eigenlijk al gegeven.
Jessica Durlacher hoort bij de zogeheten tweede-generatie-joden; de kinderen die de Tweede Wereldoorlog niet zelf hebben meegemaakt, maar die wel moeten leven met hun veelal getraumatiseerde ouders. Dat is niet makkelijk. Dat merk je in haar boeken en ook in de boeken van haar eveneens joodse man, schrijver en filmproducent Leon de Winter. Ik herinner mij een interview waarin hij vertelde hoe Jessica en hij hebben gewikt en gewogen over de naam van hun zoon: Moos. Zou hij ermee gepest worden in zijn leven? Vast wel. Het antisemitisme is nooit ver. En toch gewoon doen; die naam. Om een statement te maken, om een vuist te ballen: “Ik ben een jood. Nou en?!...”.
Ook Jessica’s vader, de bekende kampoverlever Gerhard Durlacher (1928-1996), schreef diverse boeken over zijn ervaringen als jood in WO II.
“De held” staat vol indrukwekkende observaties en filosofische gedachtenflarden:
“… In de wachtruimte bij de gate staarde ik naar een jonge moeder met een baby in haar armen. Hij moest een maand of zes zijn, rond en donker was hij, met lange wimpers. De moeder streelde zijn ruggetje haast in trance, de uitdrukking op haar gezicht afwezig, ze was in zichzelf verzonken. Dit was het oerbeeld van moederliefde – ze had het kind vast, hij was veilig, zo veilig als bij haar was hij nergens. Een andere vrouw zag ik naar hen lachen, vertederd. Dat voelde ik niet, vertedering. Ik zag ook geen weerloosheid of zwakte, vaak geassocieerd met moeders, baby’s, kinderen. Deze tederheid was een bundeling van pure kracht, geweld dat klaarlag, geladen voor iedereen die zou proberen dit kind af te pakken of het kwaad te doen. De keerzijde van de ergste, grootste liefde was geweld… De vraag was of het omgekeerde ook waar was. Of aan de andere kant van geweld altijd sprake was van liefde…”.
“… zonder geweten heb je vast veel meer plezier…”
“… we huilden alsof we twee douchekoppen waren (Tess’ woorden)…”
“… ‘Gaat het goed?’ ‘Ja, hoor.’ Dat soort goed. Halfdood-goed. Afwezig-goed…”
“… Tess laat zich weer in de wereld van Facebook zakken…”
Een stuk over de roman “Ongenade” van de Zuid-Afrikaanse schrijver Coetzee, die je als tegenhanger van “De Held” zou kunnen zien: “… Kon ik me niet beter schikken in pijnlijke lijdzaamheid, net als de hoofdpersoon in ‘Disgrace’? Het woord alleen, ‘disgrace’. Het tegendeel van alles wat het leven de moeite waard maakt: liefde, gratie, wellevendheid, waardigheid. ‘Disgrace’: de verkrachting daarvan. Schande, schaamte, vernietiging van menselijkheid – allemaal ‘disgrace’. De volwassen dochter van de hoofdpersoon in Coetzees verhaal accepteert haar algehele ‘disgrace’, alsof het niet een godgeklaagd schandaal is dat zij is verkracht en daardoor zwanger raakt, en haar honden zijn vermoord en ze een ondergeschikte rol moet spelen op haar eigen boerderij. Ze schikt zich in haar lot alsof ze vindt dat ze niet beter verdient, en uiteindelijk, aanvankelijk tegen zijn zin, schikt haar vader zich in het zijne. Wat een oneindige triestheid. Geen wraak, geen vergelding. Hij schikt zich in zijn ongenade, wat uiteindelijk zelf ook weer een ‘disgrace’ is. Wat rechtvaardig is, heeft elke revelantie verloren…”.
“… ‘Muzelman,’ vertelde mijn vader, ‘zo noemden we de mensen die zichzelf hadden verloren. Een muzelman was een totaalvergeter, een menselijk wrak zonder morele waarden of menselijke gevoelens… wat ik je nu ga vertellen, is echt gebeurd. Ik was in het kamp, en ik had zo’n honger, ik was aan het afglijden. Ik voelde niets meer, wist niet meer wie ik was, en toen heb ik het gedaan: ik heb brood gestolen van kameraden die aan het sterven waren. Ik was bijna een muzelman. Zonder wroeging, helemaal zonder gevoel. Dat brood kon hen niet meer redden, dat weet ik ook wel. Ik heb me er jarenlang slecht over gevoeld dat ik dat heb gedaan. Maar de ironie is dat ik juist door het eten van dat brood mijn schaamte terugkreeg, mijn geweten. Saar, in tegenstelling tot wat veel mensen denken verheft leed niet. Integendeel. Verheffing is slechts weinigen vergund – voor een beetje verheffing zijn tijd, aandacht, voedsel en rust onmisbaar, al is het maar een beetje. Leed corrumpeert…”
“… Het uiterste van onverschilligheid is de volstrekte doof- en blindheid voor de pijn die je iemand doet. Onverschilligheid op zijn maximaalst is pure wreedheid…”
Ik moest denken aan de psychologische studie van Jan de Laender “Het hart van de duisternis” (zie mijn blog van 03.12.2010) waar dezelfde fenomenen uit de doeken worden gedaan, maar ook aan het laatste en gruwelijke boek van Primo Levi “De verdronkenen en de geredden”, waarin hij schrijft over de totale morele ineenstorting van zowel de onderdrukkers als de slachtoffers in de kampen. Hij stelt dat de overlevers overleefden ten koste van de doden. Kon hij dat schuldgevoel niet aan? Uiteindelijk pleegde hij zelfmoord.
Ik heb me suf gepiekerd op deze zin: “… Als een geruststellend leven zonder restricties ligt op de achtergrond van deze wanhoop waanzin op de loer…”. Het zal best; maar ik zie het niet voor me, en ook als het gaat over Tess’ “… lange dunne mollige vingers…”, weet ik het eventjes niet.
Jessica Durlacher zegt dat ze is overgegaan van ‘kijkend’ naar ‘handelend’ schrijven. Ze noemt ‘Terug naar Ina Daman’ van Simon Vestdijk het lievelingsboek uit haar jeugd: een boek over een verliefd jongetje dat zich helemaal afspeelt in zijn hoofd. Nu dus: snelle aktie. Heel goed. Wat spanning kan ‘geen kwaad’.
“De held” kent weinig nuances, maar als je zo dicht op het kwaad zit als Jessica Durlacher dan mag je van mij best zwart-wit zijn, hoor…
"De held" is voor €12,50 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (voor meer informatie over IZB-Ark: zie kolom hiernaast).
Uitgave: De Bezige Bij - 2010
maandag 5 september 2011
Een boek per dag – Nina Sankovitch
Ondertitel: Een jaar vol inspiratie
Toen ik een tijdje geleden Pieter Steinz op de radio hoorde vertellen over een boek, geschreven door een vrouw die, om in het reine te komen met haar zelf, het besluit nam een jaar lang iedere dag een boek te lezen, en daar dan ook nog eens een verslag van op internet te zetten, dacht ik, yes, dát moet ik lezen: die doet hetzelfde als ik – al vind ik één boek per week al meer dan zat.
In mijn allereerste stukje op deze weblog (zie 28.11.2010) vroeg ik mij af of boeken kunnen ‘helen’. ‘Ik denk het wel’; schreef ik toen. Nu weet ik het zeker. Dit boek is een verpletterende getuige.
Lang, lang geleden dat ik zó-ó heb zitten janken om een boek: gelukkig was er niemand thuis. En dat niet alleen; ik rolde af en toe ook nog bijna uit mijn stoel van het lachen.
De wereld van Nina Sankovitch, Amerikaans juriste, evenals ik veertiger en moeder van vier zonen, - “Ik vond vier een ideaal getal, een even getal om groepjes te maken en te delen, en geen gedoe met twee tegen een. Ik had genoeg tijd voor vier kinderen, en voor ieder apart. Ik kon me hun namen herinneren wanneer ik boos was en schreeuwde (ik moet tot mijn schaamte bekennen dat ik eens, toen ik heel kwaad was, de namen van de katten heb geschreeuwd), en ik kon ze alle vier tegelijk in mijn armen nemen. Vier vond ik genoeg en ik bleef thuis om voor ze te zorgen, voor ieder apart en voor allemaal samen” - , stort in, als haar oudste zus, een briljante kunsthistorica, overlijdt aan galblaaskanker. Ze is drie maanden ziek geweest.
Vanaf die tijd heeft Nina het gevoel dat ze voor twee tegelijk moet leven:
“… Ik begon te racen op de dag dat Anne-Marie stierf, weg van de dood, weg van mijn vaders pijn en mijn moeders verdriet, weg van het verlies en de verwarring en de wanhoop. Ik was bang om dood te gaan, bang om mijn eigen leven te verliezen. Ik was bang voor wat de dood deed met de achtergebleven familie, de eenzaamheid en de hulpeloosheid. En de afschuwelijke twijfel: hadden we andere artsen moeten raadplegen, andere behandelwijzen moeten proberen, andere methoden?
Ik was bang een leven te leiden dat het leven niet waard was. Waarom verdiende ik het leven en was mijn zus gestorven? Ik was verantwoordelijk geworden voor twee levens, dat van mijn zus en dat van mezelf en shit, ik kon er maar beter iets van maken. Ik moest het onderste uit de kan halen en een vol leven leiden. Als mijn zus niet kon leven, moest ik dubbel zo hard leven. Ik voerde mijn tempo steeds verder op. Ik joeg mezelf voort door middel van actie en plannen en uitjes en activiteiten. Ik wilde mijn ouders weer laten lachen en mijn kinderen laten ophouden over de dood te denken. Ik wilde Jack (man) liefhebben en kilometers met Natasha (andere zus) wandelen. Ik moest alles compenseren wat iedereen om me heen verloor toen Anne-Marie stierf…”.
Na drie jaar topsnelheid beseft ze dat dat niet lukt. Dat ze het niet redt. Ze kan niet meer om haar verdriet heen: “… Mijn zesenveertigste verjaardag kwam eraan, en plotseling kon ik alleen nog maar denken aan het feit dat mijn zus op haar zesenveertigste was overleden. Ik had altijd gehoord dat je, wanneer je van middelbare leeftijd wordt, je af gaat vragen: is dit alles? Maar in mijn geval was het de vraag die gesteld werd door de dood van mijn zus drie jaar eerder, die steeds harder op de deur van mijn brein klopte…
Ik dacht aan wat we gedeeld hadden. Plezier. Woorden. Boeken. Boeken. Hoe meer ik dacht aan hoe ik moest ophouden met alle activiteit en weer een gezond, heel mens moest worden, hoe meer ik aan boeken dacht. Ik dacht aan ontsnappen. Niet aan rennen om te ontsnappen, maar aan lezen om te ontsnappen… Ik wilde mezelf onderdompelen in boeken en als heel mens weer aan de oppervlakte komen…”.
Een jaar lang een boek per dag lezen: is dat geobsedeerd en krankzinnig, of toegewijd en gedisciplineerd? Dat moet de lezer maar uitmaken…
Nina leest en schrijft en denkt en herinnert:
“… Anne-Marie was de schoonheid, Natasha was het brave meisje en ik was het dikkerdje, de grapjas…”. Ze vertelt hoe ze iedere dag naar het ziekenhuis ging: “… De broek die ik die dag aanhad, zat ruim. Ik had de afgelopen maand geregeld maaltijden overgeslagen en dronk s’avonds geen wijn meer. Ik hoefde maar één glas te drinken en dan huilde ik al… Onderweg ging ik naar een winkel om een riem voor mijn te wijde broek te kopen. Ik wilde iets opvallends, want dat was mijn taak zolang Anne-Marie in het ziekenhuis lag: haar aandacht trekken, haar aan het lachen maken of een spitse, scherpe opmerking aan haar ontlokken – bewijs dat ze nog steeds onder ons was... Ik droeg nieuwe en vreemde kledingcombinaties, steeds gekker dan die van de dag ervoor. Anne-Marie lachte wanneer ze me zag. Even vergat ze dat ze op sterven lag. Ik had er alles voor over om haar zo’n moment te geven. Dus koos ik een schokkend lelijke, feloranje riem met witte en roze strepen en reeg hem door mijn oude spijkerbroek…”.
Het hartverscheurende: "... Marvin sliep iedere nacht bij Anne-Marie op de kamer, dus was hij iedere dag moe. Het was niet makkelijk om te slapen met zijn armen om een vrouw die in een ziekenhuisbed aan allerlei slangetjes en zakjes lag...".
Nina's oma filosofie: "... Alle liefde is heilig...".
De humor. Over de aanschaf van een veels te grote kerstboom: “…’Je moet’ m optillen,’ brulde Jack. ‘Niet slepen, optillen!’… Niet begeleid door kerstliedjes maar door scheldwoorden waarvan we gezworen hadden die nooit in het bijzijn van de jongens te gebruiken, maar toch ieder jaar gebruikten wanneer we een kerstboom in huis haalden. Ik zette een blonde engel die dienst deed als piek op de boom (waar hadden we dat vreselijke ding in vredesnaam vandaan?) en we gingen in de houding staan om de boom overeind te zetten. Na nog meer duwen, trekken en schelden slaagden we erin hem in zijn bijna twee ton wegende ijzeren houder te zetten. De boom wankelde en liet lange strepen groen en bruin op de muren en het plafond achter. ‘Komt hij ergens tegenaan?’ vroeg Jack vanuit zijn positie bij de houder. ‘Nee, hoor,’ antwoordde ik. ‘Het ziet er goed uit hierboven.’…
We hadden onszelf weer overtroffen…”.
Haar genadeloze eerlijkheid: “… Anne-Marie vond me niet zo aardig toen we kinderen waren. En daar had ze goede redenen voor. Ik was een kreng… Anne-Marie heeft mijn ouders nooit verteld dat ik dingen van haar pikte en haar pestte. Ze was geen verklikker. Maar ik wel. Ik verklikte haar toen ik sigaretten in de badkamer had gevonden, en zei tegen mijn moeder dat ik me zorgen maakte om Anne-Maries gezondheid. Maar dat was het niet, toen niet. Ik wilde haar gewoon in moeilijkheden brengen. Ik wilde dat ze me aandacht gaf, dat ze aandacht schonk aan dat miezerige zusje van haar… Ik gebruikte de enige macht die ik had, de macht van het pesten en irriteren. Anne-Marie was groter, slimmer en veel mooier dan ik. Maar ik was irritanter, geen twijfel mogelijk…”.
En toch: “ … Ze mocht me dan niet aardig vinden, ze hield wel van me… Anne-Marie werd mijn grote voorbeeld, degene wier goedkeuring ik wilde – nog meer dan die van mijn ouders. Ik zette haar op een voetstuk en wat mij betreft is ze daar nooit meer afgekomen…”.
De dynamiek tussen zussen: “… Ik hield van ze, ook al zou ik misschien nooit vriendschap met ze hebben gesloten als ik ze in een café of op een feest was tegengekomen. Ik heb meer met mijn ouders gemeen dan ik vroeger wilde toegeven, maar met Anne-Marie had ik weinig anders gemeen dan onze liefde voor boeken en schoonheid in kunst. Natasha’s interesses lijken meer op de mijne, maar geen van ons drieën heeft ooit dezelfde soort vrienden of minnaars gehad. We konden het geen van drieën ooit eens worden over de ideale maaltijd, vakantie, het ideale huis of de politiek. Toen ik kinderen kreeg, waren we het ook oneens over namen, kapsels en de tijd dat een kind naar bed moest… Toch hielden we onvoorwaardelijk van elkaar. Als er iets aan de hand was, dan waren we er voor elkaar, en als er niets was, waren we er ook…”.
Echt meiden, dus, en ík kan het weten, want ik heb zelf drie zussen (en twee broers). Daar zal het wel door komen dat ik zo ondersteboven ben van dit boek.
Mijn ouders waren geen intellectuelen, zoals de ouders van Nina, maar ons huis, een ruime (kinder-)boerderij, lag net zo vol met boeken en kranten en tijdschriften als het huis van Nina. Wij keken ook geen televisie; wij lazen. Wij werden ook heel veel voorgelezen, en wij waren ook ongelooflijk slordig en raakten om de haverklap onze bibliotheekkaarten kwijt, zodat de strenge bibliothecaresse van het bibliotheekgebouwtje waar wij praktisch naast woonden, al bij voorbaat met haar ogen begon te rollen, als er weer een Alting (zo heet ik van mijn meisjesnaam) aan kwam zetten. Volgens mij kon dat gebouwtje zo’n beetje bestaan van al onze te-laat-boetes.
En allemaal zijn we stuk-voor-stuk fanatieke lezers geworden.
Nina Sankovitch leert door boeken achterom te kijken; en ik leer dat weer van haar. In al haar wijsheid vertelt ze wat haar boeken haar hebben geleerd over ‘omzien om vooruit te gaan’: “… Adrienne Rich in 'Stepping Backward': "... We leven centimeter voor centimeter en zien maar heel af en toe de volledige dimensie...". Door om te kijken, kan ik mijn huidige leven in zijn volledigheid zien, kan ik zien wat het me gekost heeft om op dit punt aan te komen en wat ik graag zou willen in het leven dat nog voor me ligt. Het grote geheel, het grote perspectief. Ik kan begrijpen wat belangrijk is door achterom te kijken om te zien wat ik me herinner…”. Giovanni Marinetti in 'Waarom ik in het eeuwige leven geloof': "... Het verleden is een trampoline die springen mogelijk maakt, niet een hangmat...".
In gedachten maak ik een diepe knieval voor Nina's taaie levensmoed:
“… Er is altijd een antwoord op wanhoop en dat is de belofte van schoonheid in de toekomst…”. Al gaat dat soms tegen de klippen op: ze kijkt uit naar momenten van schoonheid, omdat ze weet dat ze komen. Het bewijs is geleverd door de momenten die ze al heeft meegemaakt.
Wat haar en mij zelfs herhaaldelijk gebeurde: een hele morgen schrijven en dan per ongeluk op een verkeerde knop op de computer drukken, om daarna tot de conclusie te komen dat al je werk is gewist. En dan een half uur als een idioot tegen het lege scherm schelden en gewoon maar weer opnieuw beginnen: er zit niks anders op…
De horten en stoten waarmee recensies soms (vaak) worden geschreven:
“… Ik holde terug naar de computer en worstelde met de recensie. Terug naar Martin en de emmer (kotsend kind). Terug naar de computer om mijn recensie op de website te zetten. Terug naar...”.
En dan dat geobsedeerde lezen van haar; alleen al de hilarische beschrijving over hoe ze voorovergebogen gaat zitten als het over seks gaat in de hoop dat niemand over haar schouders meeleest…
Het schuldgevoel omdat ze vindt dat ze de kinderen te weinig aandacht geeft en haar Jack te weinig 'liefde betuigt'. “… Jullie krijgen allemaal meer zakgeld,’ beloofde ik. ‘Maar je vergeet altijd om het ons te geven,’ zei Michael terecht. ‘En jullie vergeten er altijd om te vragen,’ antwoordde ik terwijl ik me voornam om de jongens netjes iedere week hun zakgeld te geven…”. Terwijl de manier waarop ze na twintig jaar huwelijk over haar man schrijft zo ontroert, dat ze daarmee volgens mij ruimschoots alle momenten vergoedt waarop ze in slaap is gevallen terwijl ze vast van plan was er voor hem te zijn: als je het hebt over 'liefde betuigen'...
En hoe ze haar best doet om tijdens etentjes niet steeds het hoogste woord over haar boeken te voeren: “… het was al erg genoeg dat ik ‘I’m in love, I’m in love, I’m in love, I’m in love with a wonderful book’ zong.
En de boeken die vanzelf naar je toe komen, als mensen eenmaal weten dat je erover schrijft: “… De wereld was vol veellezers en ze hadden allemaal ‘dit-moet-je-lezen’ en ‘ik-vond-het-prachtig’- boeken voor me…”.
Oh ja, zo gaat dat allemaal.
En dan heb ik het nog helemaal niet gehad over alle prachtige boekcitaten waarmee dit verhaal is volgestouwd (zie voor enkele voorbeelden kolom hiernaast).
Nog veel meer ‘Nina Sankovitch’ is te vinden op haar website:
http://www.readallday.org
Doe als ik: stuur iedereen het huis uit, zoek een diepe stoel, zet een koptelefoon met Eleanor McEvay’s CD “Yola” op, zo hard mogelijk, en laat je louteren door dit prachtige boek… dát is ‘schoonheid’.
Uitgave: Artemis & Co - 2011