woensdag 15 februari 2012
Frederick Weinreb - René Marres
Subtitel: verzetsman en groot schrijver
‘Over de geschiedenis zal men altijd blijven strijden. Geschiedenis is niet iets wat vaststaat, iets onomstotelijks, maar iets waar continu over gediscussieerd wordt, iets wat altijd opnieuw besproken zal worden.’ – Salman Rushdie
Tegelijk met “Vermoord en verbannen” – zie mijn vorige blog - kreeg ik een wat gedateerd boekje, uit 2002, van de Leidse literatuurwetenschapper René Marres over Frederik Weinreb (1910 – 1988): joods-chassidisch schrijver, econoom, en onderwerp van de z.g. “Weinreb-affaire” vanwege zijn activiteiten als Duits collaborateur en vermeend jodenhelper tijdens WO II.
Mensen onder de 45 hebben waarschijnlijk nooit van hem gehoord, en mensen boven de 45 (waaronder ik) denken misschien vaagjes: “oh ja, dat was die verrader”. In ieder geval; hij lijkt me compleet vergeten. Ik kan me dan ook haast niet voorstellen dat er nog iemand is die belangstelling voor hem heeft, maar omdat dit z.g. ‘pamflet’ nu eenmaal in het recensiepakket van de uitgever zat, zal ik er toch maar wat woorden aan wijden.
De grote vraag is: was Frederik Weinreb ‘goed’ of ‘fout’ in de oorlog?
Weinreb zette in de oorlog een fictief emigratiebureau op waar Joden zich
– tegen betaling - konden laten registreren en zo hun deportatie uitstellen. Hierdoor kregen ze de tijd om onder te duiken. De Duitsers waren Weinreb nogal ter wille: hij zou hen contacten met een nep-generaal voorgespiegeld hebben. Toch werden er joden die op zijn lijst stonden opgepakt.
In 1944 begonnen de Duitsers argwaan te koesteren en dook hij onder.
Na de oorlog werd Weinreb veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf. Beschuldiging: heulen met de vijand. Vanwege het 50-jarig jubileum van koningin Wilhelmina kreeg hij gratie; en ging, ter rechtvaardiging van zijn doen en laten tijdens de oorlog, aan het schrijven. Een autobiografie: “Collaboratie en verzet”.
Dit werk deed enorm veel stof opwaaien en gaf aanleiding tot de “Weinreb-affaire”.
Het kamp werd aangevoerd door pro-Weinreb aanhanger Renate Rubinstein en contra-Weinreb tegenstander W.F. Hermans.
Het pikante is dat Willem Ottespeer op 17 september 2011 in de Volkskrant met het verhaal naar buiten kwam dat W.F. Hermans lid is geweest van de Nederlandse Kultuurkamer (dat kon Marres natuurlijk niet weten). Dit was een door de Duitse bezetter ingesteld instituut waar iedere kunstenaar zich verplicht moest melden, en waarvan Joden waren uitgesloten. Hermans heeft dit altijd buiten de publiciteit weten te houden. En uitgerekend hij ging als een gek tekeer tegen Weinreb. Hoezo ‘boter op je hoofd’! Maar misschien is het zo dat wie zich het dichtst bij elkaar bevinden, elkaar het hardst bijten…
Marres zegt dat ze qua overtuigingen toch al veel op elkaar leken. Zowel Weinreb als Hermans waren beiden anti-autoritair en ook hun mensbeeld verschilde weinig.
Hij is een bewonderaar van “De donkere kamer van Damokles”, maar vindt “Collaboratie en verzet” nog sterker geschreven. Het is enkel te krijgen bij de Slegte. Toch zeggen verschillende deskundigen dat het buitengewoon scherp is geschreven. Als je echt wilt weten hoe het er in de oorlog aan toeging, kun je niet om dit verhaal heen, vindt Marres.
Enfin; om het tumult te smoren gaf de minister van justitie in 1970 het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD, later RIOD) de opdracht een rapport uit te brengen over deze zaak. Leiding: dr. Lou de Jong. Na zes jaar onderzoek publiceerden Riod-medewerker A.J. van der Leeuw en oud-rechter D. Gilthay Veth een vernietigend rapport. Er werd geen spaan heel gelaten van Weinreb’s verzetsdaden.
Weinreb-aanhangers trokken dit werk van het begin af aan sterk in twijfel: volgens hen stond van te voren al vast dat Weinreb beschuldigd zou worden. Weer bonje, dus.
Bedoeld als uiteindelijk laatste woord in deze geschiedenis schreef historica Regina Grüter in 1988 haar proefschrift “Een fantast schrijft geschiedenis: De affaires rond Friedrich Weinreb”, dat notabene bekroond werd met de dr. L. de Jong-prijs.
Ze noemt Friedrich Weinreb daarin een oorlogsmisdadiger en een pathologische leugenaar en veegt de vloer aan met Aad Nuis (D-66 politicus) die in “Het monster in de huiskamer”(1979) het Weinreb-rapport zwaar bekritiseerde.
En toen werd René Marres wakker.
Hij fulmineerde dat het Niod zijn reputatie te grabbel heeft gegooid door Grüters proefschrift te lauweren, en kreeg de haat van Weinreb-tegenstanders over zich heen:
“… Toen ik me naar aanleiding van mijn studie over het werk van W.F. Hermans in de zaak-Weinreb begon te verdiepen, werd ik door collega’s aan de Universiteit van Leiden gewaarschuwd. Weinreb, dat was taboe, daar moest je je vingers niet aan branden. Maar dat heeft mij nooit kunnen afschrikken. In mijn werk als literatuuronderzoeker heb ik altijd een voorkeur gehad voor non-conformisten in de traditie van Du Perron en Hermans, en ik ben nooit erg gevoelig voor autoriteiten geweest. Onafhankelijk denken is een eerste vereiste voor iedereen die de Weinreb-affaire bestudeert. En je moet een dikke huid hebben…”.
Als een soort Peter R. de Vries ontleedt hij in dit pamflet alle Weinreb-kritiek. Hij noemt het Weinreb-rapport “wrak en hol”, en kwalificeert het werk van Grüter als “onbetrouwbaar” en een “smaadschrift”.
Marres: “… Ik zeg niet dat Weinreb onschuldig is, maar slechts dat zijn schuld niet bewezen kan worden…”.
Marres kreeg positieve kritieken van René Zwaap in ‘De Groene Amsterdammer’ en Martin Ross in de ‘Nieuwsshow’ van Tros-radio. Schrijfster Marja Brouwers maakte echter weer gehakt van hem.
Weinreb, die zich na alle gedoe terug trok in Zwitserland, werd internationaal bekend op het gebied van Joodse mystiek en bijbelinterpretatie. Vanaf de publicatie van zijn boek “De Bijbel als Schepping” (1963), legde hij zich meer en meer op dit onderwerp toe.
René Marres noemt zich geen “Weinrebbiaan”. Hij is niet religieus en kan weinig met het theologische werk van Weinreb, al vindt hij diens vroomheid “niet storend”.
De film “In de schaduw van de overwinning” van Ate de Jong gaat voor een gedeelte over het verhaal van Weinreb. Edwin de Vries speelt hierin een personage dat op Weinreb is gebaseerd.
Hoe meer ik over de oorlog lees, hoe meer ik ervan overtuigd ben dat ‘zwart’ en ‘wit’ nooit hebben bestaan; iedereen was voornamelijk ‘grijs’.
Uitgave: Aspekt - 2002
Evelien de Nooijer
Het typische met Weinreb is, dat het eenvoudig is aan te tonen dat hij tientallen mensen gered heeft door onderduik en allerlei listen, terwijl in feite geen enkele van de verraadzaken duidelijk valt te bewijzen.
BeantwoordenVerwijderenOp een of andere manier is Weinreb iemand die haat en weerstand oproept. Hij heeft altijd een soort isolement gehad, ook al voor de medewerkers van hem in oorlogstijd.
Tegelijk is het absurd hem van geldzucht etc te betichten: men vergeet blijkbaar dat hij als Jood een hopeloos perspectief had in de jaren 1942 t/m 1945. Merkwaardig genoeg ontbreekt dit perspectief volledig in het Weinrebrapport, ondanks de 1683 blz.
Johan Bosland
Dordrecht
Over "Op de een of andere manier is Weinreb iemand die haat en weerstand oproept." Die 'een of andere manier' is wel onder woorden te brengen en het is mijns inziens door wat hij wist en in zijn boeken en cursussen vermeld op een correcte manier, maar wat een geheel wereldse geest niet verdragen kan.
VerwijderenWant op eenvoudige manier en op een gedetailleerde manier en op een ultiem gedetailleerde manier legt hij uit hoe de Bijbel een bovennatuurlijk werk is en hoe de wereld ermee verweven is. Ga daar maar eens een literatuurprijs aan toekennen, dat is in strijd met een wereldse geest. Een prijs uitreiken aan een boek over een gewoon reisverslag of een gedicht of een verhaal dat iedereen kan lezen en z'n tijd op aarde mee kan verdoen dat kan wel, maar niet aan een boek als De Bijbel als Schepping, dat buitengewoon anders dan gewoon is. Weinreb demoniseren werd de ingeslagen weg en vandaar zo'n eenzijdig rapport. Ik heb het niet gelezen en ga m'n tijd er niet mee verdoen, maar lees wel Weinreb's boeken. Deze geven de mens inzicht en een goed gevoel door het inzicht.