donderdag 30 augustus 2012

De seingever – Ann De Craemer


Een ‘vertelling’ over Belgisch wielrennen ofwel ‘de koers’, zoals ze dat daar noemen.

Het is tegenwoordig bijna vloeken in de kerk, maar ik zal het maar gelijk bekennen: ik heb weinig met sport en al helemaal niets met racefietsen (laat mij uitleggen: ik sport wel, maar dan puur voor de lol, met te dikke vriendinnen enzo, én uit liefde – mijn huidige man had ooit een racefiets, dus schafte ik er ook eentje aan, zodat ik samen met hem eindeloze fietstochten… , nou ja, je weet wel -, bovendien was ik tot mijn dertigste zo dun als een draadje en dus meer gefocust op ‘verdikkingsmiddelen’, want als elke hippe minirok regelrecht van je kont naar beneden glijdt is dat ook niet alles - kan ik je verzekeren, én ik mis gewoon het fanatisme dat erbij hoort).
Aan dit boek was ik dan ook zeker nooit begonnen als het niet verbonden was met de naam Ann De Craemer (1981 – studeerde Germaanse taal- en letterkunde en Americain Studies, schrijft voor ‘De Morgen’, is Iran-deskundige, won De Bronzen Uil Publieksprijs). Haar vorige boek, “Vurige tong” (zie mijn blog van 09.06.11), vond ik fantastisch. Dat is natuurlijk niet zo gek want ik heb wél alles met religie – en daar gaat het over. Ik weet dat dat een doorn is in De Craemers atheïstische oog, maar sommige mensen noemen sport een vorm van religie, dus zover liggen onze passies misschien niet eens uit elkaar.
Wederom stelde Ann De Craemer mij niet teleur. Ergo: toen ik het pakketje van de uitgever openmaakte, ben ik met “De seingever” in mijn ‘zetel’ (zo noemt de schrijfster dat consequent) gaan zitten, om er voor ik het uit had niet meer uit op te staan. Ik had zelfs niet in de gaten dat de zon was gaan schijnen en ik dus de hele middag lekker in de tuin had kunnen zitten! Een schrijvende wielrenster is dwars door mijn hart gefietst. Iets dat tot dusver alleen mijn man is gelukt…

De seingever is een verkeersregelaar bij koersevenementen. Meestal ‘verwaaide, oude mannetjes’ die gek zijn van de wielersport. Jonge mensen halen hun neus op voor dat soort werk omdat het (bijna) geen cent oplevert.
Ann De Craemer vertelt over haar ontmoeting met zo’n seingever, en verweeft haar sportervaring en sportkennis met zijn levensverhaal en anekdotes over de racefietserij. Zo ontstond een vlot beschreven wielergeschiedenis dat is ingebed in het tragische leven van een gepensioneerde, alleenstaande arbeider. Ooit was hij gelukkig, had een vrouw en een veelbelovende zoon, die net zo gek was van fietsen als hij. Beiden verloor hij.
De Craemer vertelt hoe toen het mis ging met die zoon, zijn vriendin op de hoogte werd gebracht: “… Maar dat liefje hielp niet. Het lief ging ervandoor. Prille verliefdheid vermag veel, maar om leugens en waanzinnige zottigheden te tolereren, moet je al in het hoofdstuk van de liefde zijn aanbeland…”. Ja, dacht ik, zo is dat: de seingever is wat betreft zijn wielerpassie, in ieder geval wel in die liefde beland, want ook al brengt zijn sport hem het meest heftige verdriet, toch valt hij er uiteindelijk gelouterd op terug. Ik moest denken aan wat Tim Keller schrijft in “Het huwelijk”
(zie mijn blog van 16.06.12): “… Je moet de onvolwassen incarnatie van je liefde laten ‘sterven’, zodat ze kan opstaan tot een nieuw leven. De liefde waarin je dan groeit zal wijzer, rijker, dieper en minder veranderlijk zijn. Het lijkt een kosmisch principe: ‘Het graan valt in de aarde en sterft, voordat het groeit’. Sommigen durven zelfs de stelling aan dat álles op die manier werkt…”.

Ann De Craemer schrijft zichzelf nadrukkelijk in het verhaal, en vertelt op een fascinerende manier hoe het schrijfproces van “De seingever” gestalte kreeg. Iets wat b.v. Laurent Binet in “HhhH” (zie mijn blog van 13.08.11) en Jonathan Coe in “De afschuwelijke eenzaamheid van Maxwell Sim” (zie mijn blog van 01.03.11) ook deden. Ik geloof daar wel in: lezers willen persoonlijke verhalen horen – willen weten wie de schrijver achter een verhaal is. In de vorm of vent discussie, speelt heden ten dage de vent een enorm belangrijke rol. Je ziet het ook terug bij politici. Ik denk dat mensen i.v.m. de aankomende verkiezingen echt niet alle partijprogramma’s gaan lezen hoor; ze kijken gewoon of een gezicht hun bevalt.
De schrijfster vertelt dat ze het moeilijk vond om een naam te verzinnen voor de seingever, dus blijft de seingever gewoon de seingever en de zoon zoon. Als typische Elckerlycs. Net zoals mijn oudste tantes, zowel aan mijn vaders als aan mijn moeders kant, ‘tante Zus’ heten.

De seingever leeft in een kleine wereld: “… Altijd had hij alles op de fiets gedaan, en verder dan veertig kilometer hoefde hij zich zelden te begeven. Iedereen die hij kende, woonde vlakbij, en alles wat hij nodig had, was op een straal van tien kilometer te vinden…”. Reizen interesseert hem niet: “… mij gaan ze zo zot niet krijgen om een hele dag in een bus te zitten gelijk een vis in een aquarium…”. Eenenveertig jaar werkt hij op dezelfde werkplek: een weverij. Na anderhalf jaar vinden hij en zijn enige en eeuwige lief het “… net zo vanzelfsprekend om te trouwen als elke morgen je voet in een sok stoppen…”. Nimmer verhuist hij: “… Hoe kon hij alles achterlaten wat hem al zijn hele leven vertrouwd was? (...) Hij zou alle vaste grond onder zijn voeten voelen wegschuiven…”. Hij leest nooit een boek, zoals zijn vader ook nooit een boek las. Ze spellen alleen het dagblad “Sportwereld”. Dat is hun enige venster op de buitenwereld. Plus later de tv. En toch is de seingever een tevreden man: “… waarschijnlijk kende hij iedereen die binnen een straal van vijf kilometer van de Poelberg woonde…”.
Het deed mij denken aan het verhaal van advocate Sanne Bloemink die ik van de week op de radio hoorde over haar binnenkort te verschijnen boek “Happy me”, waarin ze onderzoek doet naar de enorme wellness- en gelukscultuur in Amerika. Ze heeft daar zes jaar gewoond. Haar man kreeg een topbaan aangeboden in New York. Ze woonden in een appartement aan de Hudson, kregen drie leuke kindjes, wat wil je nog meer? En toch was ze niet gelukkig. “Ik schaamde me kapot”, zei ze, “iedereen was jaloers, iedereen zei: wat ben jij een zondagskind, maar ik voelde me vreselijk”. Wat ze miste? Verbondenheid. En dat is nu precies wat de seingever in die vijf vierkante kilometer waarop zijn leven zich afspeelt wél vond: “… Het zal het woord ‘nodig’ zijn geweest (…), want wie voor niets of niemand nodig is, is dood vooraleer hij is gestorven…”.

“De seingever” is een totaal ander boek dan “Vurige tong”. Zo fel en woedend en hilarisch het laatste; zo beheerst en fijnzinnig en melancholisch het eerste. Ik ben maar één keer in de lach geschoten, toen Ann De Craemer vertelde over een zwarte man “… die in die tijd nog ‘neger’ werd genoemd…”, het publiek achter de dranghekken keelpastilles probeerde aan te smeren, waarbij hij luid schreeuwde: “… Karra Boeia, Karra Boeia, Spekka voor de keela…”. Dat zie ik wel voor mij, ja.
De Craemer vertelt herhaaldelijk dat ze geen roman wilde schrijven, maar teksten als: “… Op die afrit van de rotonde die haast loodrecht voor ons lag, stond onder het bord ‘E40-E403’ een wegwijzer ‘Alle richtingen’. Ooit moet iemand met ofwel een uitzonderlijk synthetisch vermogen ofwel een eindeloze besluiteloosheid dat verkeersbord hebben uitgevonden. Voor wie een angstaanval kreeg van de wirwar van borden, masten en vlaggen die hier was neergepoot, had het iets geruststellends: ontsnappen was mogelijk, en het kon nog in alle richtingen…”, en metaforen voor het noodlot als: “… een stuiterbal van het soort zwart dat de meeste mensen in hun leven nooit van dichtbij zullen zien…”, doen mij toch hopen dat ze op een dag van standpunt zal veranderen. Dit boek is zo weergaloos mooi. Ik ga absoluut zitten wachten op haar grote roman; alhoewel er ook nog wel een dichtbundel voor mag gaan, want dat moet met een begincitaat als dit ook wel lukken: “… Voor jou, soms ongrijpbaar als wind, maar altijd aanwezig als zon in mijn letters…”.

Zowel de seingever als Ann De Creamer houden van de koers omdat hun vaders daar van hielden: het is ze met de paplepel ingegoten. Wij zijn allemaal voor een deel producten van onze omgeving. Dat te realiseren kan veel onvrede over anderen relativeren.
De Craemer staat aan het eind van het boek een stuk ambivalenter tegenover het wielergebeuren dan de seingever. Alle dopingschandalen hebben haar een hoop illusies armer gemaakt. “…Vindt je dat nu niet moeilijk om naar de koers te kijken na alles wat er gebeurd is? Niemand wordt toch graag belogen waar hij bij staat?...”, vraagt ze aan de seingever. De seingever haalt zijn schouders op: “… Wat moet ik daarop zeggen? Ge zijt nog te jong, meisje. Ze liegen overal. Gelijk waar ge kijkt of uw televisie openzet, zijn ze ons aan het bedriegen. ’t Is in de koers niet anders, maar of ze nu bedriegen of niet, het blijft een schone tijdpassering, en dat is toch het voornaamste … Trouwens, gij, vertelt gij altijd de waarheid?...”.

Niets is wat het is, alles is wat het lijkt.

“De seingever” is voor €19,95 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (voor meer informatie over IZB-Ark: zie kolom hiernaast).

Uitgave: De Bezige Bij Antwerpen - 2012

2 opmerkingen :

  1. Een dichtbundel...
    Gezien De Craemers kijk op poëzie (http://www.debezigebijantwerpen.be/is-poezie-nog-van-deze-tijd/) zal dat wel nooit gebeuren.

    BeantwoordenVerwijderen