maandag 6 mei 2013

Zuidenwind – Norman Douglas


Uitgeverij Van Oorschot heeft tot mijn grote vreugde al een heel rijtje bijna vergeten ‘klassieken’ opnieuw het licht laten zien, waaronder de non-conformistische cultroman “Zuidenwind” van de Schotse schrijver Norman Douglas (1868-1952). Het is briljant vertaald door Johan Hos. Eigenlijk gebeurt er weinig tot niets in het verhaal (behalve helemaal op het eind, dan geschiedt er toch nog een moord, maar zo tussen neus en lippen door dat je je ogen uitwrijft van vertwijfeling over het feit of je het nu wel echt hebt gelezen). Sommige critici verweten Douglas indertijd dan ook dat zijn boek geen plot had. Volgens hem was het hele boek een plot. Een ideeënroman dus, waarin vooral veel wordt gepraat. “De een zal het geouwehoer noemen, de ander gefilosofeer”, schreef een recensent. Ik schaar me bij de laatste categorie; ik vind het heerlijk – al dat denken – en dan ook nog eens alle kanten op…

Laat maar waaien-mentaliteit
Hoe zet je ideeën om in een stevig verhaal? Door je personages af te zonderen in een omgeving waar ze geen fluit uit voeren. Dan hebben ze tijd zat om na te denken. Thomas Mann sloot Hans Castorp in zijn magnifieke “De Toverberg” (1924) zeven jaar op in een Zwitsers sanatorium. Norman Douglas laat missionaris Heard, die op zoek is naar zijn nichtje, in “Zuidenwind” (1917) twee weken rondsjouwen op een niet-bestaand eiland: Nepenthe. Een naam uit het repertoire van de oude Grieken. Het vertegenwoordigt een medicijn tegen smart. Een soort antidepressivum. Gemaakt van de vleesetende plant Nepenthus (het is maar dat je het weet). Op het eiland wordt dan ook heel lollig geleefd, goed gefeest, flink gegeten, nog beter gedronken (ze brouwen er hun eigen whisky: “… Na het zesde glas voelde je je beneveld – twistziek, magistraal, klagerig, zwijgzaam, erotisch, sentimenteel, zeeziek, extatisch, verlamd, huilerig, pugilistisch – al naargelang je temperament. Ongeacht je temperament had je de volgende morgen gierende hoofdpijn en een keel als de vurige oven van Nebukadnessar…”), naakt in zee gezwommen, eindeloos gezwetst, verdiend aan duistere zaakjes, en zonodig is menigeen bereid een oogje dicht te knijpen als er ‘zonde’ aan het licht komt. Kortom: ieder doet wat aangenaam is in eigen ogen. En bisschop Heard gaat langzaam maar zeker mee in deze letterlijke laat maar waaien-mentaliteit. Hij komt allerlei aangespoelde excentriekelingen tegen die de vreemdste verhalen opdissen en zijn vastgeroeste overtuigingen definitief aan het wankelen brengen. Ontneemt de hitte de bisschop zijn principes? Komt het door de gekmakende sirocco, de altijd maar waaiende zuidenwind, dat hij niet meer zichzelf is? Ik moest denken aan een bouwvakker die mij ooit vertelde dat hij hartstikke moe werd van ‘de hele dag die rotwind om mijn kop’. Tsja; en als je moe bent kun je niet goed meer denken… In ieder geval: in die veertien dagen wordt bisschop Heard een ander mens.
Norman Douglas bracht zelf trouwens ook een groot deel van zijn leven als halve banneling door op een Italiaanse eiland (Capri) - vanwege seksuele uitspattingen die rond 1900 door de goegemeente om hem heen niet door de vingers werden gezien.

Modern
Het knappe van “Zuidenwind” is dat als je niet beter weet, je niet zou zeggen dat het honderd jaar geleden geschreven is. Sommige citaten doen zo modern aan dat ze zo uit het werk van Paul Verhaeghe (Identiteit) of Dirk De Wachter (Borderline Times) lijken te komen: “… Toch moeten overal met rede begaafde mensen zijn; zij die weigeren hun capaciteiten uit te putten in vernederende pogingen elkaar te plunderen, zij die het ellebogen en twisten beu zijn. Wat zou u bestempelen als het fenomeen van vandaag? Wat is het meest kenmerkende element van het hedendaagse leven? Het bankroet, de bewezen stompzinnigheid, van alles wat onder de noemer van Westerse beschaving wordt geschaard. De mens begint, volgens mij, de verwerpelijkheid van mercantiele en militaire idealen, en de verhevenheid van de oudere idealen te onderkennen…” en “… Degelijk onderwijs zou een manier van denken moeten aanleren, in plaats van feitenkennis… Ik denk dat het hedendaagse onderwijs te veel nadruk legt op het intellect. Ik neem aan als gevolg van de wetenschappelijke trend van tegenwoordig. Je kunt geen nuttige burger maken als je alleen zijn intellect ontwikkelt… We brengen een generatie van handige egoïsten groot wier vroegste herinneringen bestaan uit het krijgen van iets voor niets van de staat. Ik ben geneigd onze huidige sociale onrust terug te voeren op deze overwaardering van het intellect. Het verhardt het hart en smoort alle impulsen van edelmoedigheid in de kiem…”. En over de nieuwe media: “… Het produceert een nieuw publiek, een publiek dat belust is op persoonlijkheden en niet op informatie. Alles moet gedeeld worden. Wee hem die zich afzijdig houdt…”. Alleen gaat dit niet over internet, facebook, of twitter, maar over de toenmalige telegraaf, societybladen en boulevardpers (!). Douglas heeft iets profetisch. Je zou het hele boek bijna als een blauwdruk van het aanstormende secularisatieproces in de komende eeuw kunnen zien.

Pijporgel
“Zuidenwind” heeft met zijn 427 blz. iets van een geweldig pijporgel en Norman Douglas is de ironische organist. Zoals iedere pijp zijn karakteristieke geluid voortbrengt, zo zingt elk personage zijn eigen deuntje. Iedereen heeft zijn ‘gespleten hoef’; en de alleswetende verteller registreert dit met duivels plezier. Over van alles komt op een hele slimme en hilarische manier vooral de achterkant van de feiten aan bod: religie, opvoeding, mineralogie, de antieke oudheid, de omgang van mannen en vrouwen. Alsof Douglas constant zegt: “ja, maar…”.
Laat ik wat registers opentrekken.
Een ‘nimmer bevredigde, want ongeneeslijk romantische dame’ verklaart oprecht dat het hele leven een zoektocht is naar een vriend: “… Ongelukkigerwijs zocht zij met haar ogen open, aangezien ze nooit het fundamentele feit had begrepen dat je om een vriend te vinden één oog dicht moet houden; en om hem te houden – twee…”.
De pastoor van de parochie is ‘een starre tuchtmeester’ en ‘een frigide ziel’: “… De dunne lippen, spitse neus, kraalogen en kleurloze wangen verrieden de heremiet in de parroco, zo niet de monomaan. Hij fladderde als een koude tochtvlaag in het rond, sloeg alle hapjes en drankjes af en waagde het niet aan de bloemen te ruiken, voor het geval hij daar te veel genot aan mocht ontlenen… Zoals alle godvrezende asceten was hij in de grond een menseneter…”. Gelukkig heeft “… Afrika het meeste stijfsel uit mijnheer Heard weggekookt…”. Wat wil je ook: “… Als je bedenkt dat ik op één dag driehonderd (wilden) heb gedoopt. En nog geen week later aten ze mevrouw Richardson op, onze beste vrouwelijke predikant. De arme schat! We hebben haar rijlaarzen begraven, weet ik nog. Er viel niets anders te begraven… het begint warm te worden, vind je niet? Je krijgt er slaap van…”. De beschermheilige van het eiland, waarbij de bewoners ‘zowel uit vroomheid als voorzichtigheid in de gratie willen blijven’, bezocht een streek vol kannibalen en dodenbezweerders, waar “… het zo heet was, en het licht zo verblindend, dat hun ogen in hun voetzolen zaten…”. En de heilige Eulalia die de Nepentheaanse zeevarenden beschermt zou op de leeftijd van twee jaar en zeven maanden de gelofte van kuisheid hebben afgelegd, weigerde met uitzondering van eens in de vijf weken voedsel tot zich te nemen, hield zich maanden aan een stuk onbeweeglijk ‘als een standbeeld’, heeft nooit een druppel water voor haar toilet gebruikt, wisselde één keer per jaar van ondergoed op bevel van haar biechtvader, sprak tijdens haar veelvuldige trances in negenenzestig talen, bezat op haar hoofd geen enkele haar - het was ‘zo vlekkeloos als een ei’, en “… dwong zichzelf de hordes ongedierte te vangen die haar bruine deken bevolkten, de diertjes te tellen, de mannetjes van de vrouwtjes te scheiden, hen weer vrij te laten en van voren af aan te beginnen…”. Jaja.
Iemand die duidelijk een hekel heeft aan Engeland – en waarschijnlijk voor de schrijver zelf staat: “… In iedere Engelsman schuilt een holbewoner. Hij kan zeggen wat hij wil, maar de nederige cottage is en blijft zijn droom. Je kunt de idealen van een natie aflezen aan de advertenties… De advertenties zijn afbeeldingen van grote bergen voedsel zoals holenmensen van nature begeren, of anders verstilde taferelen – groene laantjes, zonsondergangen en vredige behuizingen op het platteland. Oost west, thuis best! De cottage! Dat betekent ramen open of stikken…”. En een terneergeslagen jongen: “… Iedereen geeft me altijd maar raad, dacht Denis. En het ergste is dat het dikwijls goede raad is…”. Het gaat over “… charmante maar enigszins metaalachtige Amerikaanse dames…” , “… stapels bazige pompoenen…”, iemand die “… een heidense tevredenheid…” uitstraalt en een donkere vrouw “… van hooischuur-achtige afmetingen…”. Persoonlijk voelt iemand zich “… zo lekker als een tor in een roos…” en een ander ziet ene mevrouw Meadows “… altijd als een bundel stalen springveren…”. Een hertogin ‘die vanzelfsprekend helemaal geen hertogin was’ heeft een “… snoer belachelijke amethisten…” om, die “… rusten in het geïmiteerde alpenlandschap dat haar boezem vormde…”. “… Dat is geen mens, dat is een braakmiddel…”, laat iemand zich ontvallen. En wat volgens mij helemaal waar is: “… De sleutel tot geluk is nieuwsgierigheid…”.

Mediterraan
“Zuidenwind” lijkt op “De Toverberg”, alleen is het eerste zo lichtvoetig mediterraan als het laatste zwaar Duits is.
Je kunt niet anders dan het uiteindelijk hartgrondig met deze spreker eens zijn:
“… ‘Dit is een goed eiland’, merkte de laatste op. ‘We spreken als wijzen en drinken als zwijnen’…”. De wereld is een tragedie voor hen die voelen, maar een komedie voor hen die denken, zei Horace Walpole ooit.

Uitgave: Van Oorschot - 2012, ISBN 978 902 824 190 9, €22,50
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten