Ging het in “Het smalle pad van de liefde” (zie mijn vorige blog) over een niet-christen voor wie God de oplossing wordt; in “Stilte” gaat het over een christen voor wie God een probleem vormt.
Ik denk dat ik in heel mijn carrière als leeskringbezoeker, die onderhand een jaar of tien beslaat, nog nooit zo’n ‘wreed’ boek ben tegengekomen. Moet je wel over wreedheid willen lezen? Ja, zegt de moeder van Will Schwalbe in “De leesclub voor het einde van het leven” (zie mijn blog van 08.08.13): dan herken je het eerder, én beter, als je er mee geconfronteerd wordt.
Laf
Shusaku Endo (1923-1996) was een van de grootste Japanse naoorlogse schrijvers. Hij wordt wel vergeleken met Graham Greene. “Stilte” (1966), zijn beroemdste boek, doet inderdaad denken aan "Het geschonden geweten" (zie mijn blog van 19.03.12). Het is een historisch verhaal over christenvervolging en martelaarschap in het Japan van de 17e eeuw.
Endo was een in zichzelf verdeelde man - en misschien moet je wel verdeeld zijn om een groot schrijver te worden. Hij werd katholiek (1% van de Japanse bevolking) opgevoed in een boeddhistisch land, en studeerde Franse literatuur in o.a. Lyon, waar hij dan wel weer in een christelijke omgeving was, maar werd gediscrimineerd vanwege zijn buitenlandse afkomst. Hij was nergens thuis. Hoorde nergens bij. Levenslang werd hij gemangeld tussen christendom en boeddhisme. Hij was katholiek; maar zo ongeveer tegen wil en dank. En dat zie je terug bij de karakters in “Stilte”. Ze houden het christelijke geloof vast, bijna ondanks zichzelf. Alsof ze niet anders kunnen. Als de autoriteiten opgejaagde christenen te pakken krijgen, worden ze gekruisigd, in kokend water gegooid, in rieten matten gerold en in zee verdronken, met hun hoofd naar beneden in latrines gehangen. Het is te gruwelijk voor woorden, allemaal. Ze kunnen alleen aan de marteldood ontkomen als ze op een beeltenis van Christus trappen, de z.g. fumi-e. De grote vraag in dit beschouwende boek: is het ‘laf’ als je dat doet?
Tel daar ook nog eens het zwijgen van God bij op. De ‘afschuwelijke’ stilte, die Endo steeds opvoert in het beeld van de zee, en donkere wolken die de hemel bedekken. Wie houdt zoiets vol?
Eindeloze worsteling
In de prachtige tv-uitzending van “Boeken” van de VPRO, afgelopen zondag 15 september, merkte Wim Brands tijdens een interview met schrijfster Vonne van der Meer op dat heel veel mensen denken dat christenen mensen met een eikenhouten mening zijn, die overal en altijd hetzelfde doen en denken (de uitzending was geheel gewijd aan het geloof van Van der Meer – ik voelde bijna plaatsvervangende erkenning: ‘we’ mogen weer meedoen, blijkbaar! – want wees eerlijk; de culturele elite heeft de afgelopen decennia flink haar best gedaan om christenen neer te zetten als de gekke gerritjes van de samenleving – echter: niemand vindt uitsluiting leuk, zélfs christenen niet...), wat natuurlijk helemaal niet waar is. Christenen zijn net zo verschillend als alle andere mensen op de wereld. Christenen twijfelen net zo hard als iedereen. Christenen zoeken en vragen en weten het soms ook niet. Christenen denken dat God bestaat, maar dat betekent niet dat ze iets van Hem merken of altijd vol overtuiging geloven kunnen. Integendeel. In “Stilte” is het geloof een eindeloze worsteling: “… En God zwijgt, net als de zee. Hij blijft maar zwijgen. Ik schudde mijn hoofd, dat was onmogelijk. Als er geen God was, zou de mens de monotonie van de zee of haar onheilspellend gebrek aan emotie toch niet kunnen verdragen? (‘Maar als nou toevallig… natuurlijk is het een kans van één op duizend , maar stel je voor…’ fluisterde toen een ander stemmetje heel diep in mijn hart, ‘als er nu geen God bestaat…’) Dit was een vreselijke gedachte. Wat een grap zou dat zijn als Hij niet bestond. Wat voor een absurd drama was het leven van Mokichi en Ichizõzo dan geweest, vastgebonden aan staken en gewassen door de zee! Wat voor een idiote illusie hadden de missionarissen dan nagejaagd, die er drie jaar voor nodig hadden om dit land te bereiken, over vele zeeën? En ik? Met wat voor absurde activiteiten hield ik me dan bezig, nu ik door gebergte zwierf waar geen mens te vinden was?...”.
Stom
Aan het woord is de jonge Portugese priester Rodrigo, die naar Japan is gereisd om zijn leermeester Ferreira te zoeken, waarover het gerucht de ronde doet dat hij na te zijn gefolterd van zijn geloof is gevallen.
In zijn binnenste is hij voortdurend in gesprek met Jezus, van wie hij allerlei afbeeldingen voor zich ziet. Hij maakt zich zorgen dat de verborgen Japanse gelovigen niet de christelijke God aanbidden. Is de geest van de Japanners wel geschikt voor het opnemen van de westerse godsdienst? Hij is naar Japan gekomen om de inwoners iets goeds te brengen, maar het gevolg is dat ze hun leven geven voor zijn leer. Hij belandt in een geweldige geloofscrisis. Waar is hij mee bezig? Is dit de bedoeling van God? En als God almachtig is, waarom staat Hij dan met zijn armen over elkaar stom de andere kant op te kijken terwijl zijn volgelingen verschrikkelijk lijden?
Alles ervaart hij als duister: Japan is een moeras van modder, de boeren leven er als vee, het regent onophoudelijk, de mensen zien er lelijk uit, overal stinkt het en is het smerig, zelfs christenen vertrouwen elkaar niet.
De grootste daad van liefde
De priester wordt verraden door een medegelovige die als een soort kwelduivel voortdurend om hem heen danst. Voor een handvol zilveren munten. Net als Jezus. Een dronken ‘voddenbaal’ die ettelijke keren zijn geloof verloochent door zijn voet op de fumi-e te plaatsen, maar gek genoeg, steeds weer in de buurt van de priester opduikt om vergeving te vragen en te biechten. Steeds jankt hij dat hij een zwakkeling is, dat hij niet zo moedig is als andere geloofshelden, dat hij nu eenmaal zo geschapen is, en dat als hij voor de tijd van de vervolgingen had geleefd hij een vrolijke christen had kunnen zijn. Waarom laat hij het geloof niet gewoon zitten, als hij zo bezig gaat – vroeg ik me telkens af. Waarom moet en zal hij christen zijn?
In de gevangenis zit Rodrigo dagenlang alleen maar naar de muur te kijken, terwijl hij nadenkt over God, die voor hem veranderd is in ‘een object van angst’ en van ‘somber wantrouwen’. Op een nacht wordt hij gek van het gesnurk van een bewaker aan de andere kant van de deur, tot iemand hem vertelt dat dat helemaal geen gesnurk is, maar het geluid van medegevangenen die ondersteboven in een put hangen.
Van alle kanten wordt er op Rodrigo ingepraat. De christenen zullen met rust worden gelaten als de priester voor het oog zijn geloof verloochent. Wat er in zijn hart leeft kan niemand wat schelen. Het zal ‘de grootste daad van liefde zijn die iemand ooit heeft volbracht’.
Eindelijk breekt het moment aan dat hij naar de fumi-e wordt geleid: “… Het vage licht van de dageraad. Het schijnsel viel op de onbedekte kippenek en de uitstekende sleutelbeenderen van de padre. De priester tilde met beide handen de fumi-e op, en bracht hem dicht bij zijn gezicht. Hij wilde zijn gezicht tegen dat – door vele voeten vertrapte – gezicht drukken. De Man op de fumi-e, versleten en uitgehold doordat zo velen op Hem hadden getrapt, staarde de priester met droeve blik aan. Het was net of er echt een traan uit Zijn ogen rolde. ‘O, wat doet dat zeer!’ De priester beefde. ‘Het is louter voor de vorm. Dat maakt toch niets uit?’ drong de tolk opgewonden aan. De priester hief zijn voet. Hij voelde een doffe, zware pijn in die voet. Het was niet louter een formaliteit. Hij zou nu trappen op wat hij als het mooiste in zijn leven had beschouwd, het allerheiligste waar hij in had geloofd, op degene die het meest beantwoordde aan de idealen en dromen van de mensen. De pijn die hij in zijn voet voelde!...”. En juist dan wordt de stilte doorbroken: “… Op dat ogenblik sprak de Man op de koperen plaat tot de priester: ‘Trap maar. Trap maar. Ik ken de pijn in je voet het allerbeste. Trap maar. Ik ben in de wereld geboren om door jullie vertrapt te worden. Om in jullie pijn te delen, heb ik het kruis op mijn rug gedragen.´ De ochtend brak aan toen de priester zijn voet op de fumi-e zette. In de verte kraaide een haan…”.
Innerlijke stem
Het is dramatisch: juist als de priester het diepst is gezonken, pas dan, en niet eerder, doorbreekt Christus het zwijgen. Pas als je tot op het bot bent vernederd, er helemaal niets meer van je over is, is Hij daar. Het is bijna zoals in de strengst gereformeerde prediking wordt geleerd; pas als je helemaal aan je eindje bent gloort het licht.
Vragen te over. Hoe verhoudt dit inzicht zich b.v. met het fragment in “ Eten, bidden beminnen”, voorwaar een roman van heel wat frivoler kaliber, waarin Elizabeth Gilbert midden in de nacht uit pure ellende op de badkamervloer ligt te huilen, en ze een verstandige stem hoort die tegen haar zegt: “Ga terug naar bed, Liz”? Hoe weet je dat het niet gewoon je innerlijk is die je vanuit het onbewuste beschermt tegen je eigen kwellingen? Hoe verhoudt het een en ander zich met b.v. een bijbeltekst als “… Met eigen oren zul je een stem achter je horen zeggen: ‘Dit is de weg die je moet volgen. Hier moet je rechts. Ga daar naar links…” (Jesaja 30:21)?
Mysteries te over.
Zelf denk ik dat de Bijbelse opstelling in gewetenszaken vaak veel minder rigoureus is dan wordt aangenomen. Neem het verhaal over Naäman, de heidense krijgsman, die lijdt aan melaatsheid. Op aandringen van een joods slavinnetje bezoekt hij de profeet Elisa, wiens God hem geneest. Dan zegt Naäman: “Ik hoop dat de HEER mij het volgende zal willen vergeven: wanneer mijn vorst naar de tempel gaat om zich voor Rimmon neer te buigen, steunt hij altijd op mijn arm. Zodat ik wel gedwongen ben me ook in de tempel van Rimmon neer te buigen. Ik hoop dus dat de HEER het mij wil vergeven wanneer ik me neerbuig in de tempel van Rimmon.” Elisa antwoordt dan: “Ga in vrede” (2 Koningen 5:18). Wat Naäman moet doen, wordt hem niet verteld – dat laat Elisa aan hem zelf over: doe maar wat je vrede geeft...
Goede literatuur roept vragen op. Meer vragen dan je kunt beantwoorden.
Voor wie verder wil lezen: Bas Heijne schreef een indringende column over Shusako Endo in het NRC van 31 maart 1995.
Ook vond ik een interessant essay over Endo in “Waarom komt U ons hinderen” (2010) van Willem Jan Otten.
In het RD van 19 december 2012 vergelijkt criticus Enny de Bruyn het geloof van Shusako Endo met het geloof van Tommy Wieringa.
Uitgave: Kok - 2012 (Christelijke Klassieken), 240 blz., ISBN 978 904 352 062 1, €17,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Dank voor deze prachtige blog. Een treffende beschrijving van het boek Stilte van Endo en een mooie reflectie daarop.
BeantwoordenVerwijderen