woensdag 9 oktober 2013

Dat weet je niet – Jens Christian Grøndahl


Het voordeel van meedoen aan een leeskring is dat je boeken leest waar je in je eentje nooit aan zou beginnen of na tien bladzijden gewoon weg zou leggen, terwijl je ook nog eens gedwongen bent er over na te denken waarom je het betreffende boek nou zo goed of helemaal niks vindt. “Dat weet je niet” van Grøndahl is zo ongeveer te vergelijken met pootjebaden in een regenplas als je net de oceaan bent overgezwommen met “Speeldrift” van Juli Zeh (zie mijn vorige blog). Nu snap ik best dat je geen appels met peren kunt vergelijken, maar alleen uit een bodempje leeservaring kan een kritisch geluid ontstaan, toch?!

Scheidingdrama’s
Jens Christian Grøndahl (1959, Lynngby) is één van de belangrijkste schrijvers van Denemarken. Zijn jonge, depressieve moeder liet haar gezin in de steek, waardoor zijn vader de kinderen alleen op moest voeden. Ook zijn opa’s en oma’s scheidden van beide kanten. Zelf leeft hij met zijn tweede vrouw. Niet zo raar dus dat in “Dat weet je niet” de focus op een relatie ligt. Die van de Deense advocaat David, en zijn dromerige, Engelse vrouw Emma, een kunstenares die niet exposeert. Al 25 jaar vormen ze tussen allerlei ontploffende huwelijken een saai maar onverwoestbaar koppel. Zelfs geen gekke midlifecrisis te bekennen (psychiater Paul Verhaeghe in “Liefde in tijden van eenzaamheid”: “… Straks krijgen we het Brave New World-effect, waarin de cynicus een langdurige liefdesrelatie niet alleen als onmogelijk beschouwt, maar zelfs als verdacht, als teken van een psychische stoornis, waarbij de twee ‘abnormalen’ zo snel mogelijk in behandeling moeten…”. Maar: “… Terzelfder tijd blijft een dergelijke levenslange liefdesrelatie toch datgene waar jong en oud van dromen. De mislukkingen in de realiteit maken die droom alleen maar heviger…”). Samen hebben ze één dochter: Zoë.
Kortom, het lijkt wel of het over mij gaat.

De mens ziet aan wat voor ogen is
Per hoofdstuk wordt het verhaal afwisselend verteld vanuit het gezichtspunt van de man dan wel de vrouw, waardoor je dezelfde gebeurtenis ziet door nu eens de één en dan weer de ander, en je je bewust wordt van hun totaal verschillende perceptie.
In het eerste deel gaat het over hoe David aan Emma is gekomen (ontmoet op een feest), en worden de familieverhoudingen uitgebreid uit de doeken gedaan. In het laatste deel blijken de zaken toch wat anders te liggen dan je op het eerste gezicht zou zeggen: de mens ziet aan wat voor ogen is. Iedereen heeft zijn geheim en in hoeverre kun je de ander echt kennen?

Roots
Tijdens een etentje ontstaat er een soort van conflictsituatie tussen de twee echtgenoten als Zoë haar vriendje voor komt stellen: de Pakistaanse Nabeel. Ik dacht: daar gaan we – dochter verliefd op een fundamentalistische moslim – je houdt je hart vast. Maar nee hoor, Nabeel is een keurige student medicijnen. Zo ongeveer de ideale schoonzoon.
David komt op de proppen met zijn eigen achtergrond. Hij is joods maar zegt daar niets mee te hebben: “… ‘Ik ben altijd sceptisch over al dat gepraat over roots. Kijk naar de bomen. Hoe hoger de boom is, hoe groter de afstand tussen de kruin en de wortels. Een gelukte boom is een boom die mettertijd weg groeit van zijn wortels.’ ‘Maar dat is iets anders dan de wortels kappen,’ zei Nabeel…”.
Emma snapt niet waarom David altijd maar nadrukkelijk gezegd wil hebben dat zijn afkomst er niet toe doet. Als dat zo was zou hij het er toch helemaal niet over hebben? Die ochtend is er een hakenkruis op de brievenbus gekalkt, waar David zo ongewoon overdreven op reageert dat Emma er niet goed van wordt. Een beetje beneveld zegt ze tijdens en na het eten dingen die hem pijn doen, en andersom zoekt David haar kwetsbare plekken. Later schildert Emma haar frustraties weg op een doek vol hakenkruisen waarvoor in de kunstscene veel interesse is.

Identiteit
Zoë studeert aan de kunstacademie en nodigt haar ouders uit voor haar eerste expositie. Een videovoorstelling waar ze nogal geheimzinnig over doet, en die ze samen met Nabeel heeft gemaakt (ze heeft het in ieder geval verder geschopt dan haar moeder, die haar hele leven in een kas achter in de tuin heeft zitten schilderen, zonder dat ze wat doet met haar werk). Uiteindelijk blijkt het om een wat smakeloos uitgevallen project over identiteit te gaan, waarin Zoë en Nabeel naakt in verf met de kleuren van de vlag van hun nationaliteit rondrollen (ik moest denken aan de vingerverfschilderijen van mijn dochter op het peuterspeelzaaltje van vroeger: afdrukken van kleine handjes en blote voetjes op de achterkant van behangpapier – hoe schattig, allemaal). David maakt kennis met de vader van Nabeel, die het net als hij, maar niets vindt.
Het is allemaal ongelooflijk blasé beschreven – eerlijk gezegd. Er komt geen heftige ruzie of wat ook aan te pas. Net als het gereserveerde fragment waarin het gaat over de periode waarin Emma schreeuwende mensen schildert: à la Francis Bacon (1909-1992). Als je weet dat Bacon zijn leven lang kadavers, hompen vlees, en lijken schilderde zou je toch op zijn minst een vleugje waanzin verwachten – maar niets daarvan.
Als je een roman wilt lezen over écht schrijnend kunstenaarsleed kun je volgens mij beter Potok (1929-2002) lezen, “Mijn naam is Asjer Lev” en “De gave van Asjer Lev”, waarin een jongen die opgevoed wordt in een gemeenschap van streng-orthodoxe joden het presteert om een kruisiging te schilderen (en later ook naakten). Dat komt hem op verbanning te staan. Ik vraag me af of Grøndahl in de voetsporen van Potok heeft willen treden. Ik heb gelezen dat Potok zich liet inspireren door Marc Chagall (1887 -1985). In “Dat weet je niet” krijgt David een ansichtkaart van zijn moeder met een afbeelding van Chagall, dus e.e.a. zal wel met elkaar in verband staan.

Preuts
De schrijver filosofeert wat door over preutsheid. Zijn Emma en David ‘preuts’ omdat ze genoeg aan elkaar hebben? Denken Zoë en Nabeel dat hun naaktheid hun talentloze kunstproject op zal krikken? Of willen ze zich vooral laten zien omdat ze zich geweldig vinden? Een fragment over Zoë die haar jas op de grond laat slingeren: “… Het was wel wat voor Zoë om haar kleren te laten liggen waar ze ze met haar verwende jonge lijf had uitgetrokken…”. David definieert de expositie met een ongemakkelijk gevoel als ‘koket’.
Op het verwijt dat Grøndahl altijd zulke ‘lieve’ mensen neerzet, zegt hij in een interview dat hij vooral doodgewone mensen wil laten zien, mensen van vlees en bloed. Maar mensen van vlees en bloed kunnen ook heftig reageren, hoor. Neem de mediahetze tussen de zangeressen Miley Cyrus (ooit als ‘Hannah Montana’ een geliefd filmsterretje in grappige meisjesfilms) en Sinead O’Connor, waarvan mijn dochter me op de hoogte stelde tijdens het lezen van dit boek (je hoort nog eens wat met een 16-jarige in huis). Miley, die in een videoclip zo ongeveer naakt aan een slopershamer likt (wat veel fans gelukkig verontwaardigd hebben getypeerd als ‘ranzig’), zei dat ze zich ‘geïnspireerd’ voelde door de megahit “Nothing Compares 2U” van haar 26 jaar oudere collega O’Connor, waarop deze zich genoopt voelde zich in een open brief vol ‘moederlijk advies’ tot haar te richten: “… Er komt niks dan kwaad uit voort op de lange termijn als je je laat uitbuiten. En jij en andere vrouwen worden er echt niet sterker van, als jij de boodschap uitzendt dat je vooral gewaardeerd wordt (ook door jezelf) om je seksuele aantrekkingskracht, meer dan om je talent. De muziekindustrie geeft niks om jou, of om wie dan ook. Ze zullen je misbruiken voor wat je waard bent, en dan zijn ze ook nog zo slim om jou het gevoel te geven dat JIJ dat zelf wilt (zie b.v. ook het brein achter de vrouwelijke actiegroep Femen: jawel, een man!... / E. de N.). En als jij in een kliniek eindigt omdat je bent misbruikt, liggen zij te zonnen op hun jacht in Antigua, dat ze hebben gekocht met het verkopen van jouw lichaam, en dan ben je heel erg alleen. Ook mannen die zich aan je verlekkeren, geven niks om je. Je zou de eerste vrouw niet zijn die lust aanziet voor liefde…”, en een eindje verder: “… Je zou pas echt een sterke vrouw zijn als je in de toekomst weigert je lichaam of je seksualiteit te laten gebruiken om mannen aan jou te laten verdienen. Ik hoef er niet eens naar te vragen; ik zit lang genoeg in de business om te weten dat als jij naakt gaat, mannen daar meer aan verdienen dan jijzelf. Jouw lichaam is voor jou en je vriend. Het is niet voor viezeriken op internet of voor poenerige platenbazen…”. Overigens reageerde Mily Cyrus hierop met dat ze Sinead O’Connor een ‘psychiatrisch geval’ vindt. Ondertussen heeft O’Connor wel een statement gemaakt dat door duizenden meisjes is gelezen – wat ik fantastisch vind. Als je bedenkt dat Sinead O’Connor “Nothing Compares 2U” zingt in een hooggesloten outfit vraag je je wel verbaasd af waar Cyrus die inspiratie vandaan haalt. Ik denk dat O’Connors “Mother” meer bij dit hele drama past. Kijk; dit gaat tenminste ergens over. Ik ben blij dat we de discussie over preutsheid nog niet voorbij zijn. Ik word namelijk altijd een beetje misselijk als ‘zelfrespect’ wordt neergezet als ‘preutsheid’. Niet dat Grøndahl dat doet. Hij insinueert, maar komt nergens ter zake.

Dankbaarheid
Zo blanco zijn Emma en David trouwens ook weer niet. In het verhaal blijken ze eerdere relaties te hebben gehad. Emma met een kunstenaar die haar met zijn talent onder de voet liep, die ze weer ontmoet, waarmee ze zelfs naar bed gaat, waarna ze zeker weet dat het goed is dat ze voor David (die van niets weet) heeft gekozen: de enige man ‘bij wie ze zichzelf kan zijn’. En David heeft het hart gebroken van een zelfverzekerde psychologe, die hij opzoekt nadat hij heeft gehoord dat ze kanker heeft. Al met al benauwende relaties met dominante partners waaruit ze zich ternauwernood hebben weten te bevrijden.
De extraverte zus van Emma die met een man naar bed gaat die ze net heeft ontmoet: “… Je kunt het ook zo zien. Ik bespaar een boel kostbare tijd. Bedenk hoe het vroeger moet zijn geweest, brieven schrijven en eindeloos wandelen en dan, als de grote dag kwam, ontdekken dat je met een regenworm was getrouwd!’…”.
De vader van Emma die is verongelukt met een zeilboot. Hij had een maîtresse bij zich. Haar klagerige, bejaarde moeder (die zich tot Davids ongenoegen xenofoob uitlaat over moslims - maar weer zo netjes - in het echt hoor ik het meestal honderdduizend keer grover) dat ze dat allemaal wel wist; dat ze het na de geboorte van haar dochters niet meer kon opbrengen om de lakens met hem te delen, maar dat hij een te groot verantwoordelijkheidsgevoel had om haar te laten zitten.
David die walgt van zijn vader, een graag aan mooie vrouwen zittende sjacheraar die nadat hij bijna in de gevangenis belandt, godsdienstig wordt. Als de deal wel was gelukt, zou hij dan ook vroom zijn geworden? (Waarschijnlijk niet; het is nu eenmaal een waarheid als een koe dat ‘nood leert bidden’/ E. de N.) Zijn ouders nemen het David kwalijk dat hij met een ‘sjikse’ is getrouwd; evenals de moeder van Emma het haar kwalijk neemt dat ze haar talent begraaft aan de zijde van David.
En dan nog een vriendin die een abortus wil, omdat ze zwanger is geraakt van haar man terwijl ze verliefd is geworden op een ander. Emma weet zelf niet waarom, maar reageert geshockeerd: “…Hou me even vast voor ik in de grond zak…”.
Een hoop vermoeiende verhoudingen dus. Vraag: hoe weet je dat je met de juiste bent getrouwd? Antwoord: dat weet je niet. Maar het boek eindigt heel mooi: “… Hij leunde naar haar toe, terwijl hij naar de verdorde bladeren op de stoep keek en naar het lege asfalt op de weg. Zij rilde en trok haar schouders op. ‘Fijn dat je er bent,’ zei hij en hij legde een arm om haar heupen. ‘Eigenlijk is het te koud om hier te zitten,’ zei zij. ‘Ja,’ zei hij...”.
Misschien komt het uiteindelijk allemaal wel aan op 'dankbaarheid'

Gewoon
En toch, en toch. Ondanks alle fijnzinnigheid vind ik dit verhaal gewoon gezever op de vierkante millimeter. Maar dat zegt meer over mij dan over het boek, denk ik. Ik ben meer iemand van het grote drama. Als ik gewone verhalen over gewone mensen wil lezen, koop ik de Libelle wel. Bovendien heb ik genoeg gewone mensen met gewone levens om me heen en ben ik van mijzelf al gewoon genoeg: daar hoef ik geen boek voor te lezen. Ik wil uitgedaagd worden; ik wil mijn horizon verbreden – ik zoek geen ‘herkenning’. Het is niet zo dat ik niets heb met verhalen over gewone mensen. Ik vind auteurs als Ann De Craemer, Marente de Moor en Vonne van der Meer, die allemaal over heel gewone mensen schrijven, geweldig. Maar dat komt omdat ze er ‘ongewoon’ over schrijven. Dat doet Grøndahl niet, of misschien wel, maar komt dat in vertaling gewoon niet over.

Uitgave: Meulenhoff - 2010, vertaling Annelies van Hees, 208 blz., ISBN 978 902 908 884 8, €10
Rechtstreeks bestellen: klik hier

3 opmerkingen :

  1. Zo langzamerhand leer je ook de recensent een beetje kennen :-)
    Die trouwens zo schrijft dat je elk boek wel zou willen lezen. Jammer dat ik daar de tijd niet voor heb.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ach ja; een recensent is ook maar een mens ;)

    BeantwoordenVerwijderen