Subtitel: Een mythe van liefde en vrijheid
Vervolg Lisette Thooft. Ze schreef eerder een veel ernstiger boek: “Jezus en Maria Magdalena. Een mythe van liefde en vrijheid”. Het is een reactie op de hype rond "De Da Vinci Code" (2003) van Dan Brown - wie kent het niet - en de boeken die op zijn succes meeliften. Brown ontketende een soort Maria Magdalena-cultus, die ondertussen weer min of meer lijkt te zijn overgewaaid, maar wel interessant is om op terug te kijken. Over christendom en seksualiteit.
Aards versus hemels
Dan Brown begon er mee. Of eigenlijk nog eerder, de onderzoeksjournalisten Michael Baigent, Richard Leigh en Henry Lincoln in hun pseudo-wetenschappelijke "Het Heilige Bloed en de Heilige Graal" (1982), waaruit Brown de ideeën putte voor zijn bestseller “De Da Vinci Code”. Dat Jezus en Maria Magdalena met elkaar getrouwd waren. En dat er zelfs kinderen waren: “… Het gaat als een soort roddel de wereld over: ‘Heb je het al gehoord? Jezus had kinderen! Van Maria Magdalena. En de kerk heeft dat altijd in de doofpot gestopt.’…”. Want de kerk wil niets met seks te maken hebben.
Mensen namen klakkeloos aan dat het waar was wat Dan Brown beweerde, ook al lees je er niets over in de Bijbel of in gnostische teksten of in de katholieke traditie.
Het vroege christendom heeft zich met hand en tand geweerd tegen de gnostiek. Niet het christendom - zoals veel nieuwe spirituelen beweren - maar de gnostiek kenmerkte zich door een diep dualistische verachting van het lichamelijke en wereldse. Het zichtbare, het aardse vertegenwoordigt het kwaad; het onzichtbare, het geestelijke het goede. Van de week zag ik een uitzending met rabbijn Menno ten Brink, waarbij het me weer opviel hoe het jodendom zich concentreert op het leven nu en hier. Het aardse is belangrijk. Daarom hebben christenen het jodendom zo hard nodig, denk ik. Het houdt ons met beide voeten stevig op de grond, want het is zeker waar dat wij ons vaak dreigen te verliezen in het geestelijke en het hiernamaals, zodat we voor we het weten heel gnostisch bezig zijn. Het is geen kwestie van of-of; het is een kwestie van en-en.
Niet de christenen, maar de gnostici, onthielden zich van seks. Uitzonderingen daargelaten. Er is een sekte bekend die zich juist te buiten ging aan alle zondige daden die er maar te bedenken waren, met het idee dat als alle begeerten die in je hart opkwamen waren uitgewoed, je geest vanzelf rein werd.
Materialistisch wereldbeeld
Hoe worden mythes geboren? Misschien was de tijd gewoon rijp voor het verhaal van Dan Brown. Ik heb er nooit zo over gedacht, maar Thooft zegt dat het verhaal precies
paste in onze doorgeschoten materialistische cultuur. Tastbare feiten. Een Jezus die zichtbare kinderen had, waarvan de afstammelingen in de lijn van de Merovingers tot op de dag van vandaag op aarde rondlopen: dat is een opwindende gedachte (sommigen kwamen zelfs met het wilde idee om zo’n Merovinger op de troon van een verenigd Europa te zetten). Dan nog de ultieme kapitalistische droom: een arme 19de eeuwse priester die vanwege een geheimzinnige ontdekking een fortuin vergaart. In het echt viel het trouwens bar tegen. Thooft is in Rennes-le-Château, zijn parochie, wezen kijken.
De heidense vruchtbaarheidsriten die het hele verhaal in een prikkelende porno-show laten eindigen, maken het natuurlijk áf.
Mythosoof
Lisette Thooft, zelf geen christen, maar wel iemand met veel sympathie voor het christendom en redacteur van “VolZin, opinieblad voor geloof en samenleving”, noemt zich ‘mythosoof’. Iemand die op zoek is naar de diepere betekenis, naar het verhaal achter het verhaal, zeg maar. Het is b.v. niet voor niets dat in moderne verhalen, films en computergames heel vaak gevoelloze robots opduiken waar een held het tegenop neemt. De robot kun je zien als een beeld voor de koude, kille techniek, die de wereld in zijn greep heeft. Blijft de mensheid de doorgeschoten techniek wel de baas?
De rabbijnen vertellen dat je op 70 manieren naar de teksten in de Thora kunt kijken. Vandaar dat christenen iedere zondag naar de kerk kunnen: dominees raken nooit uitgepreekt! Je kunt de Bijbel op een letterlijke manier lezen, je kunt ook dieper spitten en allerlei andere lagen van betekenis aanboren. Het exploreren van een laag zegt niets over de waarde van andere lagen. Het is niet of-of, het is en-en.
Op deze manier heeft Lisette Thooft naar de figuur van Maria Magdalena gekeken: vanuit de Bijbel, dwars door de geschiedenis en de beschaving heen, naar de plek die ze uiteindelijk inneemt in de hedendaagse populaire cultuur.
Maria Magdalena in de literatuur
Ze behandelt de bijbelse Maria Magdalena, de boetvaardige zondares, die Jezus zalfde met kostbare mirre en terwijl ze huilde van geluk haar tranen op zijn voeten liet vallen die ze vervolgens afveegde met haar haren. Ze bleef ook in zijn buurt toen Hij gekruisigd werd, en was de eerste die Hem na de opstanding zag. Geen wonder eigenlijk dat mensen er een liefdeskoppel in zagen.
De gnostische Maria zou Jezus op zijn mond hebben gekust, maar gnostici kusten elkaar altijd op de mond, om hun adem die gelijk werd gesteld met de Heilige Geest, aan elkaar door te geven.
En verder komt Maria Magdalena in allerlei legendes en verhalen naar ons toe, zoals b.v. in “Mary Magdalena” (2003) van Lynn Picknett, die woedend is op de kerk en op het hele christendom. Ze viel smartelijk van haar geloof nadat een vriendin door kerkautoriteiten onaardig werd behandeld, en schreef vervolgens een boek waarin Jezus een op politieke macht beluste schuinmarcheerder is en Johannes de Doper de echte Messias, die wordt vermoord door leden van de groep om Jezus, omdat zijn hoofd nodig zou zijn om magische krachten te ontwikkelen: “… Het feit dat er geen enkele aanwijzing in de Bijbel te vinden is voor een relatie tussen Maria Magdalena en Johannes de Doper ziet Pickett juist als een aanwijzing dat er wel degelijk zo’n relatie is. Want de evangelisten hebben zich ‘dus’ in allerlei bochten gewrongen om deze relatie voor hun lezers verborgen te houden. Er is niet veel redelijks wat je kunt zeggen op zo’n wanhopige redenatie. Ik laat het er maar bij…”.
Ook de roman "Volgens Maria Magdalena" (1997) van Marianne Fredriksson, waarin Jezus een naïeve maagd van dertig is, die een relatie aangaat met de vrijwillige prostituee Maria, die hem niet voor zijn ondergang kan behoeden, werd een bestseller. Na zijn dood wil Maria Magdalena een gnostische vrouwenschool beginnen, wat mislukt, want Paulus timmert het nieuwbakken christelijke geloof dicht, en de vrouwen die weten waar het werkelijk om gaat, worden onzeker en houden hun mond: “… Frederiksson is misschien niet boos, maar wel verdrietig. De menselijke Maria Magdalena is volledig ontdaan van haar mythische elementen. Het is interessant dat dit haar scheppers emotioneel maakt. Ze voelen kennelijk dat ze iets kostbaars verliezen, zonder precies te kunnen zeggen wat dat is…”. Ze kunnen uiteindelijk niets met haar.
Dr. Esther de Boer (overleden in 2010 op 51-jarige leeftijd), destijds predikant in de PKN en gespecialiseerd in het Nieuwe Testament en gnostiek schreef "De geliefde discipel. Vroegchristelijke teksten over Maria Magdalena" (2006). Het bevat een vertaling van het apocriefe "Evangelie van Maria", in 1896 gevonden in de Egyptische stad Achmien, waarin ze het evangelie met alle tot nu toe bekende vroegchristelijke teksten over Maria Magdalena bespreekt.
Maria Magdalena als psychologisch archetype
Lisette Thooft duidt Maria Magdalena als een psychologisch archetype waar ik, vanwege haar reputatie als prostituee, eerlijk gezegd meer mee heb dan met de - in al haar steriele volmaaktheid - katholieke maagd Maria en Moeder Gods.
Thooft beziet de geschiedenis als een ontwikkeling die hetzelfde verloopt als de levensfasen van een mens. In de prehistorie leeft de mens onbewust van zichzelf en overgeleverd aan zijn lusten, evenals baby’s. Toen Jezus leefde waren er veel mysteriescholen die het celibaat predikten. Deze tijd is te vergelijken met de pre-puberale fase waarin kinderen van een jaar of tien seks afwijzen maar er wel langzaamaan gefascineerd door raken. Inmiddels zouden we zijn aanbeland aan het begin van de volwassenheid, waarin we onze gang willen gaan en alle ketenen van het ouderlijk gezag van ons afgooien. We zijn er nog lang niet, dus!
Volgens Thooft heeft de zondeval te maken met het zich bewust worden van seksualiteit. Godsdienst en seksualiteit hebben altijd met elkaar te maken gehad. Religie regelde overal en ten alle tijde - behalve de onze - de seksuele omgangsvormen. Het christendom maakte een eind aan de heidense vruchtbaarheidsriten van de Grote Moedergodin en voerde het patriarchaat in, wat Thooft als een vooruitgang ziet. Daardoor werd de dierlijke natuur met zijn seksuele ongeremdheid aan banden gelegd, en kwam er ruimte voor wetenschap en kunst.
Binnen het huwelijk kan de duivelse lust gesublimeerd worden in goddelijke liefde (voor elkaar). Mannen en vrouwen kunnen elkaar stimuleren geestelijk te groeien, juist doordat ze in hun anders en tegengesteld zijn tegen conflicten aanlopen die ze moeten overwinnen. Dat doet hen boven zichzelf uitstijgen. Niet weglopen dus als het moeilijk wordt. Mannen en vrouwen beschaven elkaar en komen samen steeds een level hoger. Dit proces kan doorgaan tot in het oneindige: de hemel. En ze leefden nog lang en gelukkig. Seks als ontwikkelingsmodel. Als je het steeds weer met een ander doet werkt het niet. Een verrassend mooi verhaal, al kan ik het allemaal niet meer zo volgen, als Thooft op een gegeven moment op de trantische toer gaat.
Waar zijn we mee bezig?
Ik heb het er al vaker over gehad dat wij in onze cultuur alles weten over lust, maar eigenlijk niets over liefde. Ontzettend veel huwelijken eindigen in moeilijke en verdrietige echtscheidingen; het lijkt wel of we verleerd hebben een langdurige relatie aan te gaan.
De seksuele revolutie heeft weliswaar bevrijding gebracht maar ook een aantal onvoorziene neveneffecten. De doos van Pandora. Thooft schrijft daar heel sterk en schokkend over. Ik citeer: “… De vrije markt blijkt op de ontketende mannelijke en vrouwelijke lust te floreren als nooit tevoren. De mannelijke lust in ons allen zorgt ervoor dat we als willoze machines betrokken zijn in een blinde competitie, een wedren naar de top, naar hogere inkomens en meer status. De vrouwelijke lust in ons allen zorgt ervoor dat we als gulzige draken consumeren, vele malen meer dan we nodig hebben, meer dan de aarde kan produceren zonder schade te lijden en meer dan onze lichamen aankunnen. De helft van de mensen in Amerika is te dik en in ons land rukt het percentage vetlijvigen gestaag op. Van werkelijke bevrijding is geen sprake. We shoppen ons suf. Hier is de lust enigszins gesublimeerd, zou je kunnen zeggen, want ze is van de drang tot paren opgestegen tot een dwangmatige zucht naar materieel gewin. Aan de onderkant van onze samenleving tiert echter ook nog de totaal ongesublimeerde seksuele begeerte, die onderdeel is geworden van de vrije markt. Seks wordt geïnstrumentaliseerd en op ongekende schaal te gelde gemaakt. Pornografie blijkt een soort Gehenna te zijn, een duister dal waar een demonische afgod om zaad schreeuwt en waar kinderen, vrouwen en mannen ter ere van die afgod levend geofferd worden, geslachtofferd op de roosters van de begeerte. Het verlies aan energie, aan innerlijke autoriteit dat hierdoor optreedt, veroorzaakt in het onbewuste van de geknechte mannen die zich uitleveren aan deze demonische vruchtbaarheidsgod blijkbaar een machteloze woede. Die woede reageren ze af op de wezens die ze nodig hebben in hun eredienst. De helft van alle porno op internet is gewelddadig tot extreem gewelddadig.
‘Wanneer seks zich loszingt van een strenge maatschappelijke regulering ontaardt ze als vanzelf in rauwe macht, verkrachting en bloedvergieten,’ concludeert Ralf Bodelier, die zijn verontrustende verkenningen op internetsites beschrijft onder de titel ‘Vrije seks is geen symbool van beschaving’, in de bundel “Seksuele revolutie ter discussie”. Hij citeert uit een rapport van de Zweedse Europarlementariër Marianne Eriksson: “De hoeveelheid kinky (perverse) seks is geëxplodeerd. We constateren een sterke stijging in gewelddadige pornografie zoals fist-fucking, seks met poep en urine, martelscènes, als authentiek gepresenteerde verkrachtingen, in een seksuele context getoonde dode foetussen, kinderpornografie, necrofilie en seks met dieren. Bovendien verwijzen sekspagina’s nogal eens door naar sites waarop moorden en het beschadigen van lijken worden getoond.’
En die porno komt niet virtueel tot stand: ze wordt bedreven met echte lichamen van echte mensen en kinderen, gefilmd en vervolgens virtueel verspreid. Net zoals er in de seksindustrie buiten internet echte mensen in het spel zijn. Meisjes en jonge vrouwen vooral, en kinderen. Vier miljoen vrouwen worden per jaar verhandeld in de seksindustrie, en 1,8 miljoen kinderen. Er gaat in deze industrie naar schatting meer geld om dan in alle defensiebudgetten van alle landen bij elkaar (dit zijn inmiddels gedateerde cijfers).
Het is een dilemma. Iedereen ziet dat er gruwelijke uitwassen zijn waartegen nodig iets gedaan moet worden. Maar om de seksuele lust terug te sturen naar zijn hok? Dat willen alleen fundamentalisten. We willen geen regressie, we willen vooruitgang. Niet minder vrijheid, maar meer. Filosofen, romanschrijvers en politici pleiten nog altijd voor meer seksuele vrijheid en dat pleidooi vindt gehoor. Op het rapport van Eriksson werd gereageerd met opmerkingen als: ‘Drammerij zonder nadenken,’ en ‘Zendingsdrang uit lang vervlogen tijden’, meldt Bodelier. Dus gaat de eredienst aan de afgod haar goddelijke gang…”. En een eindje verder: “… Uit allerlei onderzoek blijkt dat pornoconsumptie het vrijen negatief beïnvloedt. De fantasieplaatjes in het hoofd verstoren de daad in den vleze. Steeds zwaardere prikkels stompen mensen af en in bed met die heel gewone eigen partner lukt het niet meer. In Time verklaarden echtscheidingsadvocaten dat pornoverslaving bij meer dan de helft van de echtscheidingen een rol speelt.
Waar zijn we mee bezig?...”.
Reculer pour mieux sauter
Toch is Thooft positief over de toekomst. Ze ziet deze achteruitgang als een reusachtige ‘reculer pour mieux sauter’, een collectieve aanloop naar een evolutionaire sprong voorwaarts. Ik help het haar hopen. Misschien keert de wal het schip. Haar verhaal doet mij denken aan de ‘metahistorische’ trilogie van de christelijke filosoof Willem Ouweneel; waarin de eerste twee delen ook over het mannelijke en vrouwelijke principe in de (godsdienst)geschiedenis gaan: "De negende Koning" en "De zevende Koningin". Het laatste heet "De zesde kanteling. Christus en 5000 jaar denkgeschiedenis, religie en metafysica in het jaar 2000". Ouweneel voorziet echter een tijd van terugval in de heidense vruchtbaarheidscultus voordat het goed komt. Ik ben zeker van plan zijn trilogie nog eens te bespreken, maar dat is een hele klus, waar ik wel wat tijd voor uit moet trekken: misschien een goed voornemen voor het nieuwe jaar…
Uitgave: Balans - 2006, 303 blz., ISBN 978 9050 187 626
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten