vrijdag 21 februari 2014

De wereldwijde vloed – Tjarko Evenboer


Subtitel: Mythe of oergeschiedenis van de mensheid?

Christenen hebben zo hun eigen Erich von Dänikens, schreef ik een tijdje geleden. Eentje is Tjarko Evenboer (Zwolle, 1983, cartoonist/grafisch ontwerper/onderzoekjournalist). Hij schreef een verrassend onderlegd en breed georiënteerd boek over de beginverhalen in de Bijbel: het paradijs, Adam en Eva, de zondvloed, de torenbouw van Babel, de spraakverwarring die daarop volgde en de verspreiding van de mensen op aarde. De meeste wetenschappers nemen aan dat deze verhalen in de Bijbel terecht zijn gekomen doordat de Genesis-schrijvers allerlei fragmenten van veel oudere mythen en volksverhalen bij elkaar schraapten en er een logisch verhaal van brouwden. Volgens de evangelische Evenboer is het precies andersom. Juist de wereldwijde legenden en sagen getuigen van één en dezelfde oerbron: het Bijbelse scheppingsverhaal. Een beetje een kip of het ei-discussie dus. In ieder geval zijn vriend en vijand het er wel over eens dat Evenboer een ongelooflijk boeiend boek heeft afgeleverd. Ook al wijst een criticus als prof. dr. M.J. Paul erop dat Evenboer nogal eens met sterk verouderde en dubieuze ‘bewijzen’ komt (RD 29.01.13). Ik ben geen wetenschapper (Evenboer trouwens ook niet). Ik vind dat de lezer zelf maar moet uitzoeken wat hij/zij voor ‘waar’ aanneemt – ik doe alleen maar kond van een buitengewoon intrigerende documentaire…


Zondvloedverhalen
Er zijn bibliotheken volgeschreven over de wereldwijde vloed. Het bijzondere is dat het in het boek van Evenboer evenwel niet gaat over aardlagen, vloedgeologie, gefossilleerde natuur of theorieën over hoe Noachs ark er uit heeft gezien – zoals meestal.
Stel, redeneert hij, dat het allemaal waar is wat er in de Bijbel staat. Dan zou het vloedverhaal wereldwijd terug te vinden moeten zijn in de oergeschiedenis van onze voorouders. Dan zouden er allerlei verwijzingen te vinden moeten zijn naar de scheppingsgeschiedenis. Dan zouden er flarden van de torenbouw van Babel en de daar ontstane verwarring van de taal moeten opduiken, want zo ontstonden en verspreidden zich de volksstammen: “… Op ieder werelddeel leven honderden volken met elk hun eigen cultuur, traditie en dialect. Al deze volken hebben zo hun eigen geschiedenis – soms op schrift gesteld, maar nog vaker mondeling overgeleverd. Vaak kent men ‘heilige verhalen’ over de herkomst van het volk, die van generatie op generatie zijn overgeleverd. Zulke verhalen worden mythen genoemd. Hoewel zulke mythen vaak veel onrealistische en fabelachtige elementen bevatten, neemt men meestal aan dat de basis van zo’n verhaal zou kunnen liggen in werkelijke gebeurtenissen. Maar doordat de verhalen generaties lang zijn doorverteld, zijn er allerhande zaken aan toegevoegd. In zo’n geval is de gebeurtenis ‘gemythologiseerd’…”. Dus legde Evenboer alle mythen die hij kon vinden naast elkaar, en wat bleek: ongeveer elke cultuur kent zijn eigen – zei het soms verbasterde – zondvloedverhaal. Ik noem er een paar:
• Een Aboriginalstam kent het verhaal van Gajara, die op aandringen van de godheid Ngadja een dubbel vlot maakte, om zichzelf en zijn gezin te redden van de verdrinkingsdood. Ngadja was zo boos op een aantal kinderen die de spot hadden gedreven met Dumbi, de knipogende Uil – ze hadden zijn veren uitgerukt, op hem gespuugd en hem gepijnigd -, dat hij besloot regen en een grote tsunami te zenden. Na de ramp plaatste hij de regenboog in de wolken om de regenwolken tegen te houden.
• In het hindoeïstische India heet de overlevende van de vloed Manu of Satyavrata (‘de rechtvaardige’). Evenals Noach zou Manu met zeven anderen op zijn schip hebben gevaren, de ‘zeven rishi’s’, die de allereerste groep goden zijn geweest. De zonen van Manu worden Sherma, Charma en Jyapeti genoemd; namen die sterk overeenkomen met Sem, Cham en Jafet uit Genesis. Er zijn zelfs verhalen waarin wordt verteld dat Charma door zijn vader werd vervloekt omdat hij hem uitlachtte toen hij dronken werd.
• Het oude Egypte kent verhalen over ‘de acht goden die bestonden voor de rest’, met als belangrijkste voorman de godheid Nu. Het gaat om vier echtparen die sterke overeenkomsten vertonen met Noach, zijn drie zonen en hun ega’s. Nu vervaagde tot de Egyptische watergod, die geassocieerd werd met de oceaan. Ook in de Egyptische dodenboeken is een vloedoverlevering gevonden waarin de god Atum besluit de hele schepping te vernietigen door water.
• In het Gilgamesj-epos van de oude Babyloniërs heet Noach ‘Utnapishtim’.
• De vloedheld in de mythen van het oude China heet ‘Nüwa’, die de aarde herbevolkte na een ‘grote chaos’, en later verwaterde tot een vrouw. Tegenwoordig wordt ze vaak afgebeeld als een soort zeemeermin.
• De Griekse Noach heet ‘Deucalion’. Het mythische rijk Atlantis werd volgens Plato verzwolgen tijdens ‘de grote zondvloed ten tijde van Deucalion’.
• In het hoge noorden vertelden Scandinaviërs verhalen over de goden Odin, Honir en Loki die de strijd aanbonden met reuzen. Uit de wond van één van die reuzen stroomde zoveel water dat alle andere reuzen erin verdronken. Alleen ‘Bergelmir’ ontsnapte met zijn vrouw en kinderen in een uitgeholde boomstam.
• Zelfs op de Veluwe, waar ik vandaan kom, doen legenden de ronde van vreselijke gevechten tussen goden en monsters, waardoor het heelal uiteen werd gescheurd, de aarde uit haar voegen gerukt, en overal water begon op te borrelen waardoor torenhoge golven ontstonden. De zeegod vluchtte uiteindelijk weg door de ijsbergen naar de winterreuzen, waarop een periode van kou en ijs volgde: de ijstijd.
Zo kan ik nog wel even doorgaan. In het totaal zijn er van over de hele wereld meer dan driehonderd zondvloedverhalen gedocumenteerd.

Heilige bomen en de zondeval
Niet alleen duiken voor wie wil zien overal vloedverhalen op, ook veel mythische concepten over de wereld vóór de vloed, de zogenaamde ‘antediluviale wereld’, lopen parallel met de Bijbel. De mensheid begint vaak met een man en vrouw, gemaakt uit modder of aarde, die het leven ingeblazen krijgen door middel van de adem van hun Schepper. Ze wonen in een paradijs of omsloten tuin en staan in verbinding met één of twee bomen waarbij een slang of draak huist. Ze verliezen het volmaakte geluk en worden uit het paradijs verbannen.
Veel mythes kennen een ‘boom des levens’, waarboven een adelaar troont, als symbool van onsterfelijkheid (ik moest denken aan de mythische Phoenix, die ook steeds herrijst uit zijn as). Zie onze kerstboom. Het hindoeïsme kent de bayanboom, de Slavische mythologie een eik, de Kelten een hazelaar, en de Germanen hadden de eik van Thor. Het Egyptische mensenpaar, Isis en Osiris, zijn uit een boom ontstaan. Ook het eerste Noorse mensenpaar, Ask en Embla, ontstonden uit twee bomen. Veel culturen kenden boomaanbidding en het wemelt van de heilige tuinen en boomgaarden: Avalon, Midgard, de Tuin der Hespiriden. Het boeddhisme kent de ‘Bodhiboom’. Boeddha zou de boom des levens zelfs weer teruggevonden hebben, waardoor hij wijsheid en onsterfelijkheid verkreeg. In het noorden van Europa heette de heilige boom ‘Yggdrasil’, waar de godin Freya bij werd weggelokt. Aan zijn wortels knaagde de draak ‘Nidhoggr’.
Het Griekse equivalent van de zondeval van Eva is de mythologische Pandora. En de Zoeloes geven de schuld van de zondeval aan de hagedis, die ze nog steeds haten, omdat hij een kameleon verleidde. Er is zelfs een Mongoolse legende waarin de mens in zonde valt vanwege het eten van een pistachenootje!
Bijzonder is dat er tien aartsvaders worden genoemd in Genesis, die voor de vloed leefden (Adam, Set, Enos, Kenan, Mahalel, Jered, Henoch, Metusalech, Lamech en Noach), en dat veel volken ook tien koningen kenden die voor de vloed leefden. Het volk Atlantis zou voor de ondergang door tien koningen zijn geregeerd, de oude Chinezen vermelden tien keizers, de inwoners van Groenland hebben het over tien generaties, in de legendes van de Iraniërs komen tien ‘Pesdadien’ voor, de Germanen geloofden dat er voor hun stamvader Odin tien voorouders leefden, de Arabieren hebben het over de tien koningen van ‘Ad’ of ‘Aditen’ die in de voortijd leefden, de Babyloniërs beschreven een geslachtslijn van tien grote goden, de ‘Igigi’, de Griekse Sibellijnse boeken hebben het over tien perioden tussen schepping en vloed, en ook de hindoes beschreven tien ‘Pitris’ of tien ‘vaders’, die in het begin regeerden.

De toren van Babel
Een groot gedeelte van het boek gaat verder over de toren van Babel, die waarschijnlijk een Babylonische ziggurat was, een soort trappiramide. Hij komt overal op de wereld voor. Evenals de legenden over de taalverwarring (zie ons woord ‘babbelen’), en over de afstamming van de volken van de zonen van Noach. Daar ga ik het verder niet over hebben. Wel interessant vind ik wat Evenboer te melden heeft over de wrok tussen Noach en zijn zoon Cham (in de Bijbel bespot de laatste Noach als deze naakt op de grond een wijnroes ligt uit te slapen; volgens sommige overleveringen zou hij zijn vader zelfs gecastreerd hebben). In ieder geval moet hij Noach zwaar beledigd hebben gezien de heftige reaktie van Noach, die toch algemeen bekend stond als en wijs en geduldig man. Cham zou zich daarop van de aanbidding van de God van zijn vader hebben onttrokken. Zijn kinderen lieten de ernstigste vorm van afgoderij herleven, die zich vanaf Kaïn tot aan de vloed sterk had ontwikkeld, en voornamelijk bestond uit occulte voorouderaanbidding. Daardoor kwam Cham ook in conflict met zijn broers Sem en Jafet, die wel in het spoor van hun vader gingen. De torenbouw van Babel zou de strijd tussen de broers tot een climax hebben gedreven. Evenboer toont door middel van allerlei overleveringen aan dat de namen van Sem, Cham en Jafet overeenkomen met goden uit andere tradities: de Griekse oorlog van Titan tegen Kronus of de Romeinse variant, die van Titanus tegen Saturnus.
Cham zou zijn haat tegen Noach overgedragen hebben op zijn zoon Kus, de eerste grote machthebber op aarde, en erflater van de geweldige jager Nimrod, die voor een religieuze revolutie zorgde. Kus (die zich uitriep tot ‘Bel’ of ‘Belus’, wat ‘heer’ betekent) was de grondlegger van de afgodische cultus: “… De Armeense overleveringen vermelden: ‘In die tijd regeerde de grote Bel, de Gigant, als koning in Babylon, een jager en grote valse godheid, die extreem sterk en zeer knap was. Hij was een heerser over alle mensen die zich over de aarde verspreid hadden en hij volbracht zijn koninklijke bevelen over de mensen met de hulp van hekserij. In zijn opschepperige trots richtte Bel beelden van zichzelf op en liet zich aanbidden als een god en dwong de mensen te offeren…”. Zijn zoon Nimrod werd de strijder die de nieuwe leer met geweld aan de volken oplegde: “… Er zijn zelfs aanwijzingen dat Nimrod de mensheid bang maakte voor een nieuw oordeel van God, en hun beloofde dat ze door onderwerping aan hem veilig waren voor de komende toorn…”. En dat allemaal maar drie generaties na de zondvloed.
“… Nimrods invloed moet enorm zijn geweest, omdat we de occulte cultus die hij vestigde terugzien in talloze oude beschavingen…”.

Oermoeder

Er zijn sterke mythologische aanwijzingen dat de occulte leer meekwam met de vrouw van Cham, Naäma, die uit het verdorven geslacht van Kaïn stamde: “… Onderzoekers hebben ontdekt dat de godinnen die in de oudheid aanbeden werden in het Midden-Oosten terugvoeren naar één oorspronkelijke Soemerische godin genaamd Nammu of Namma. Deze godin werd gezien als de personificatie van het ‘water uit de voortijd’ en werd tevens geassocieerd met de godenberg (de berg waar de ark strandde, in de Bijbel: Ararat). Hebben we hier te maken met Naäma, de persoon die inderdaad op de ark had gevaren en vanaf de ‘godenberg’ de wereld had bevolkt?...”. Het bijzondere is dat het symbool van deze Naäma de slang was. Ze schijnt de duivelse slang uit het paradijs te hebben vereerd. Ze was ‘de grote slangengodin van de diepte’, omdat zij de leer van de verlichting en occulte kennis van de slang terugbracht na de vloed. En dat brengt mij dan weer terug bij het verhaal van die andere mytholoog, Lisette Thooft, in “De onverzadigbare vrouw (en de afwezige man)”, zie mijn blog van 02.12.13.
Evenboer: “… De godin Nammu werd later in een groot gebied aanbeden onder talloze namen, zoals Artemis, Astarte, Hathor, Isis, Ishtar, Ashera, Amaunet en Kanaänitische godin Asherah ‘de dame van de zee’ werd genoemd. In Egypte zien we Naäma terug als de moedergodin Amaunet; door de Egyptenaren zelfs herinnerd als de vrouw van Ammon (Cham). Ook Amaunet werd gezien als de oermoeder die was voortgekomen uit ‘de wateren van de voortijd…”.
Volgens Evenboer zijn de Griekse goden niets anders dan de vergoddelijkte stamvaders uit de Bijbel. Nimrod zien we terug als Herakles, de strijder en jager die het gezag van de oude ‘zeegod’ Nereus – oftewel Noach - omverwierp.
Uiteindelijk kon Sem de gruwelen van Nimrod niet meer aanzien, versloeg hem in een bovenmenselijk gevecht, verdeelde zijn lichaam in een hoop stukken, die hij naar de machthebbers van verschillende steden stuurde, als bewijs van zijn dood. Semiramis, de vrouw van Nimrod, verzamelde de stukken echter weer, en gebruikte de fallus om zwanger te worden van een kind dat de incarnatie van Nimrod zou zijn. Ook dit verhaal komt in talloze mythen en legenden voor. Semiramis liet zich aanbidden als hemelkoningin en moedergodin.

Conclusie
Waar komen wij vandaan? De conclusie van Tjarko Evenboer: het is een opmerkelijk feit dat de volken in de vroegste tijd niet polytheïstisch maar monotheïstisch waren en terugvoeren naar één oerreligie – namelijk de kennis van de enige God zoals Noach die aan zijn nageslacht doorgaf: “… Een geschiedenis die sterk indruist tegen het ‘moderne’ wereldbeeld, waarin de mens het product is van een lange evolutieketen van miljoenen jaren, maar die te belangrijk is om naast ons neer te leggen…”.
Waarvan akte…

Uitgave: Gideon – 2012, 432 blz., ISBN 978 905 999 017 3, €19,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten