Even geleden bespraken we op een leeskring “Ik ben verboden”, het romandebuut van Anouk Markovits. Haar familie, waar ze op haar negentiende mee brak om een gedwongen huwelijk te ontlopen, was lid van een van de meest orthodox-joodse gemeenschappen die er bestaan: de Satmar. Ze werd Master of Architecture en behaalde een doctorstitel in de Romaanse talen. Tegenwoordig woont ze met haar man in New York.
Gruwelijk
Het boek bevat veel witregels, en dat is maar goed ook: dan kun je even uithuilen. Het is een gruwelijk verhaal wat Markovits opdist. Het begint met Zalman, die zichzelf met zijn polsen en enkels aan zijn bed vastketent, om verboden zaadlozingen te voorkomen. Zijn ellende is voorbij als hij met Hannah trouwt. Op zijn achttiende wordt hij tot rabbijn gewijd en mag hij beslissen in moeilijke situaties: “… ‘Reb Zalman, mijn vrouw werd gevangengenomen… ze werd gedwongen, ze werd helaas…’ ‘Bent u een cohen? Een jood van priesterlijke afkomst mag niet bij zijn vrouw blijven, ook al heeft ze zich verzet.’ ‘Nee, nee! Ik ben geen cohen!’ ‘En heeft ze zich verzet?’ ‘Zoals ze schreeuwde, reb Zalman…’. 'Uw vrouw verzette zich en er waren getuigen, dus er bestaat geen enkele twijfel. Uw vrouw is toegestaan.’…”. Het nazisme komt op, op straat drijven soldaten de spot met hem. In zijn kinderrijke gezin worden de vierjarige Mila, en haar tienjarige beschermer, Anghel, alias Josef, uit Roemenië opgevangen. Allebei wezen.
Boerenjongen
Wat vooraf ging. Josef duikt onder de tafel als boeren met hooivorken het huis waar hij woont binnendringen. Voor zijn ogen wordt zijn kleine zusje vermoord. Florina, het dienstmeisje, vindt hem, gooit zijn keppeltje weg, knipt zijn slaaplokken af, en neemt hem met de nodige gestolen huisraad op een paardenkar mee naar de boerderij van haar moeder, waar ze hem opvoedt als haar eigen zoon: Anghel. Op een dag ziet hij in een schuurtje langs een spoorlijn drie vluchtelingen: een man, een hoogzwangere vrouw en een meisje. Als er een trein aankomt die vaart mindert, roept de vrouw ‘Het is hem, de rebbe, vlug!’, en rent blij naar een goederenwagon met een wijdopen deuropening, waarin een joodse man een boek zit te lezen. Ze wordt doodgeschoten. De man rent het schuurtje uit en wordt gepakt door Hongaarse bewakers die hem afranselen, aan een paal op het dorpsplein vastbinden en ontmannen. Anghel ontfermt zich over het meisje. Als de man dood is gooien ze zijn lichaam in een kruiwagen. Wanneer het donker wordt en iedereen in een kroeg verdwijnt, duwen de kinderen de kruiwagen naar een weiland en begraven hem. Anghel zorgt dat het meisje op een trein naar Sibiu terecht komt, waar ze heen moet als er wat zou gebeuren, zoals haar pappa heeft gezegd, om Zalman Stern te zoeken. Als Zalman van Mila hoort dat de boerenjongen die haar heeft geholpen een chassidische jood is, spoort Zalman hem op, overreedt hem te kiezen voor zijn joodse roots, en wordt hij klaargestoomd voor zijn bar mitswa. Voortaan heet hij weer Josef. Hij wordt naar Amerika gestuurd om voor rabbijn te leren.
Uitgelachen
Na de oorlog komt het communisme op. De familie Stern verhuist net op tijd naar Parijs. Mila deelt een kamer met een dochter van Zalman: Atara. Ze zijn onafscheidelijk. Zalman ontpopt zich als een van God bezeten dictator die onder het eten met zijn vuist op tafel slaat om zijn woorden kracht bij te zetten, terwijl zijn kinderen angstig huilen. Zijn vrouw heeft niks te vertellen. De kinderen mogen geen plezier beleven aan spelen. De jongens die oud genoeg zijn om te kunnen lezen moeten zich in de heilige boeken verdiepen. De meisjes drukken hun rug tegen de muur als hun vader voorbijkomt om hem niet voor de voeten te lopen. Als ze Zalman vergezellen naar de synagoge stappen ze net als hij van het trottoir af om verre te blijven van een plaats waar afgoden worden vereerd: een kerk. Ze dragen lange rokken en dikke kousen, waardoor ze op school worden uitgelachen. Zalman weigert vrouwen een hand te geven. Hij is tegen de joodse staat. Mila draagt een enorme verantwoordelijkheid. Volgens Zalman kan ze ervoor zorgen dat haar overleden ouders dichter bij Gods aangezicht komen door de geboden te houden. Als ze van het rechte pad afwijkt, worden ze verbannen naar een koude woestijn waar de zielen bevriezen en worden verstrooid. Een thuisonderwijzeres geeft de meisjes bijles in zedig gedrag en het vervullen van godsdienstplichten. Als de kinderen op sabbat per ongeluk op de fiets van een schoolvriendinnetje rijden, blijkt dat zo’n beetje een doodzonde te zijn, en slaat Zalman zijn dochter Atara dienovereenkomstig zo ongenadig hard met zijn broeksriem over haar billen, dat de toekijkende Mila van ellende in haar broek plast (als één jood één keer volmaakt de sabbat zou houden zal de Messias komen). Vanaf dat moment begint Atara zich te verzetten tegen het joodse regime. Ze wordt lid van de openbare bibliotheek en leest stiekem alle goddeloze boeken die ze te pakken kan krijgen.
De zaak Kasztner
Altara en Mila mogen na de middelbare school geen toelatingsexamen voor de universiteit doen, maar bij wijze van uitzondering gaan ze wel een tijdje aan een chassidische kostschool in Engeland studeren. Parijs is voor een paar loslopende tieners gevaarlijker dan dat, oordeelt Zalman. Altara stort zich op de religieuze studie, wat bij haar alleen nog maar meer twijfels en vragen oproept aangaande haar milieu. Mila voelt zich daarentegen opgenomen en geborgen in de veilige omgeving van gelijkgezinden. Als ze naar huis worden teruggeroepen om hun moeder bij te staan die vanwege een zoveelste zwangerschap niet uit de voeten kan, vindt Altara een seculiere krant waarin de zaak Kasztner een topic is: een zionistische functionaris die is neergeschoten omdat hij met Eichman zou hebben gecollaboreerd (dit is historisch, zie hier). Altara komt er achter dat de leider van hun gemeenschap, Joel Teitelbaum, zich heeft laten redden door de zionist Kasztner, die in de oorlog een trein wist te regelen voor prominente ruiljoden, om hen in veiligheid te brengen. Diezelfde Teitelbaum was zo tegen de zionisten dat hij de leden van zijn gemeenschap overreedde hun Palestinacertificaten te verscheuren waardoor ze hun land niet konden ontvluchten. Hij wist van de dodenkampen, maar waarschuwde zijn onderdanen niet. Hij moet dezelfde rebbe zijn geweest die Mila in de deuropening van de trein heeft zien zitten toen haar moeder werd doodgeschoten. Altara confronteert Mila met het verraad en de omkoperij, maar Mila kan niet geloven in de feilbaarheid van Joel Teitelboom, de onaantastbare chassidische rebbe. Niet Kasztner, maar God heeft zijn leven gered, redeneert Mila. En wat meer is, Josef studeert bij hem in Amerika. Josef, de Torageleerde, die om haar hand dingt, waardoor Mila naar New York verdwijnt en in een gearrangeerd, tot in de puntjes gereguleerd, streng-orthodox, maar zeer liefdevol huwelijk, om kinderen te baren die niet komen. Na Mila’s vertrek vlucht Altara het huis uit: haar naam mag niet meer genoemd worden.
Alles voor een kind
In de grote synagoge, op het feest van de Vreugde der Wet, herkent Mila de Satmarer rebbe uit de trein onmiddellijk en valt flauw. De legendarische ontsnapping van de rabbijn wordt in de sjoel een ‘wonder’ genoemd. Een ‘goddelijke droom’ zou er voor hebben gezorgd dat Kasztner op zijn pad kwam.
Na tien jaar is er nog steeds geen kind: Mila’s grote obsessie. Zowel Mila als Josef worstelen met de geschiedenis van Tamar in Genesis, die het met haar schoonvader doet als ze van diens zonen geen kind krijgt. Alles voor een kind! Eén van die zonen, Onan, wordt door God met de dood gestraft omdat hij zijn zaad verspilt; de reden waarom volgens de chassidische leer mannen niet mogen meedoen aan vruchtbaarheidsonderzoek. Mila komt na een hoop gepuzzel en gereken (de Hebreeuwse letters hebben ook een getalswaarde) tot de conclusie dat Tamar wel de stammoeder van de grote koning David is geweest, dus dat God soms een satanische daad nodig heeft om iets goed te laten uitpakken. Zoals bijvoorbeeld de redding van de rebbe door een zionist. En bovendien, zeurt ze aan Josefs kop, waarom zijn zondige daden wel geoorloofd als het om het leven van de rebbe gaat, en niet als het om het hunne gaat? Tijdens een bezoek aan Parijs verleidt ze middenin de studentenrevolte van de jaren zestig een jongen die haar zwanger maakt. En Josef weet dat het niet van hem kan zijn, want hij stelt zijn eigen zondige daad: hij gaat naar een kliniek om zijn vruchtbaarheid te testen. De uitslag is negatief. Josef zou van Mila moeten scheiden omdat ze hem geen kinderen geeft, hij zou haar moeten wurgen omdat ze vreemd is gegaan, in plaats daarvan raakt hij haar niet meer aan. De wet zegt dat een vrouw die vrijwillig overspel pleegt verboden is voor haar man.
Levens die aan godsdienst ten gronde gaan
Een dochter wordt geboren: Rachel. Tegen wil en dank houdt Josef van haar. Zielsveel. Steeds neemt hij zich voor aan de rebbe te vertellen dat Rachel een bastaard is. Onrein. Ze besmet het zaad van Israël. Ze hoort uit de gemeenschap verstoten te worden. Hij kan het niet. Rachel wordt volwassen, trouwt, krijgt kinderen, terwijl Josef zowel lichamelijk als geestelijk kapot gaat aan zijn geheim, maar blijft zwijgen. Pas op de laatste dag van zijn leven maakt hij Mila - die veel beter tegen de omstandigheden is opgewassen dan hij - duidelijk dat hij uiteindelijk zijn hart voor de wet zal laten gaan (trouwens: volgens mij gaat in het gewone Jodendom, als het erop aan komt, het leven immer voor de regels van de wet). Hij zal voor altijd zwijgen. Het is te laat. Zijn kleindochter, Judith, die stiekem het dagboek van Mila heeft gelezen, komt achter het familiedrama, en pleegt op datzelfde moment zelfmoord. Natuurlijk duikt de werelds geworden Altara op in het verhaal, maar ook zij kan niet verhoeden dat levens aan godsdienst ten gronde gaan. “Ik ben verboden” gaat over een religieuze gemeenschap waar alles wat zondig is buiten de deur wordt gehouden. Een gemeenschap die zonder vlek of rimpel wil zijn, want dan zal de Messias komen. Maar een volmaakte wereld bestaat niet. Godsdienstfilosoof Leen den Besten in “Keulen: Kalifaat Light en de Fallout van een conflict”: “… Hoe vaak hebben we het al gezien. Uit naam van het eigen onbetwistbare gelijk, de eigen utopie, werd ieder die de realisering van die utopie in de weg stond of verondersteld werd te staan, te vuur en te zwaard bestreden…”. Het christendom kent dezelfde verhalen. Zie bijvoorbeeld “Wij dansen niet” van Ellen Heijmerikx.
Uitgave: De Bezige Bij – 2012, vertaling Ko Kooman, 264 blz., alleen nog leverbaar als Ebook, € 12,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Heb net het boek uit. Onvoorstelbaar! Ben erg onder de indruk, Vreselijk verhaal maar wat een prachtig boek.
BeantwoordenVerwijderen