vrijdag 8 april 2016

Heer van de vliegen – William Golding


We hebben allemaal onze leermeesters. Of rolmodellen. Of voorbeeldfiguren. Ik heb die ook. Of liever gezegd: ik hád die ook. Joost Zwagerman (1963-2015). De bevlogenheid waarmee hij een boek of een kunstwerk besprak spatte er vanaf; zijn enthousiasme hief mij op. Een depressie nekte hem. Wim Brands (1959-2016). Je vóelde gewoon hoe hij - altijd tot in de finesses ingelezen - probeerde de schrijver die hij tegenover zich had te begrijpen. Een depressie nekte hem. En dan theoloog Henk Vreekamp (1943-2016). Toen hij depressief werd ging hij lopen. Over de Veluwe. Je zou kunnen zeggen dat hij letterlijk en figuurlijk door, wat Tommy Wieringa zo treffend in “Dit zijn de namen” (zie mijn vorige blog) ‘de haag van verschrikking’ noemt, heen liep. Hij bleek in staat daarbij diepere lagen in zijn ziel en in zijn omgeving aan te boren. Heidense lagen. En hij wist die lagen in zichzelf te integreren – wat een nieuw mens van hem maakte. Zie mijn blogs over “Zwijgen bij volle maan”, “De tovenaar en de dominee” en “Als Freija zich laat zien”. Vreekamp werd zes weken geleden geschept door een auto. The wrong time - the wrong place. Hij wandelde met God en was niet meer.
Rust in vrede, heren…

Geneigd tot alle kwaad

“Dit zijn de namen” van Tommy Wieringa deed mij denken aan “Heer van de vliegen” uit het zogeheten Young Adult-genre, waar ook een ‘hoofd’, in dit geval van een wild varken, een afgodsrol gaat vervullen. Het verscheen in 1954 als debuutroman van William Golding (1911-1993), een Britse auteur die in 1983 de Nobelprijs voor Literatuur won. Henk Vreekamp was gefascineerd door het heidendom (letterlijk worden met ‘heidenen’ bewoners van de heide bedoeld). Volgens hem was het christendom historisch gezien enkel een sausje over onze heidense wortels, en die wortels gaan diep.“Heer van de vliegen” is daar bijna exemplarisch voor. Een groep jongens, onder andere bestaande uit Engelse koorknapen, verandert binnen no-time in een stel barbaren als hun vliegtuig neerstort op een onbewoond eiland. Het is weliswaar een wat ouderwets (ik denk niet dat iemand tegenwoordig bijvoorbeeld zijn bril nog met ‘fok’ aanduidt – ik las het trouwens in de vertaling van H.U. Jessurun d’Oliveira), maar nog steeds intrigerend verhaal over macht en moord. Golding schreef het tegen de optimistische Robinson Crusoë-verhalen over de nobele wilde à la Jean-Jacques Rousseau. Niets geen ‘onbeschreven blad’ vol zuiverheid, onschuld, en aangeboren goedheid; wij zijn geneigd tot alle kwaad. In de Tweede Wereldoorlog had Golding ondervonden waartoe de mens in staat is. Het boek werd tweemaal verfilmd: in 1963 door Peter Brook en in 1990 door Harry Hook.

Loser
In eerste instantie is de twaalfjarige Ralph door het dolle heen als hij merkt dat hij op het strand van een tropisch eiland is beland. In de verste verte zijn er geen volwassenen te bekennen. Een dikke jongen met een bril komt naar hem toe hobbelen. De laatste begint direct over zijn astma te zeuren en smeekt of Ralph hem alsjeblieft geen ‘Biggie’ wil noemen, zoals ze op zijn school in de bewoonde wereld doen. ‘Barst met je assema’ reageert Ralph gedachteloos en lacht zich een kriek om de scheldnaam die hij uitgelaten over het strand scandeert. Sommige kinderen vragen er gewoon om gepest te worden. Biggie zal de loser van de groep worden. Ook al blijkt naderhand dat hij de intelligentste jongen van de hele meute is. Uit de uitlatingen van Biggie valt op te maken dat er een atoombom is gevallen op het vaste land: misschien is iedereen wel dood. De jongens vinden een oorschelp waar Ralph op aanwijzingen van Billy geluid uit weet te blazen, met als gevolg dat er allerlei andere overlevers uit het oerwoud opduiken. Zelfs een in zwarte gewaden gehuld jongenskoor met een eigen leider: Jack Merridew. Voorzichtig tasten Ralph en Jack elkaars autoriteit af. Het is duidelijk dat er maar één aanvoerder kan zijn. De kinderen stemmen vooralsnog voor Ralph: hij is de langste - “… groot genoeg om een schakel te vormen met de volwassen wereld van gezag…” -, ziet er goed uit (jawel!) en heeft de schelp.

Bloeddorst
Ongelooflijk knap beschrijft Golding het verwordende groepsleven. De sterke jongens beginnen de zwakkeren uit te dagen; eentje gooit zand naar een kleuter om hem te zien huilen, eentje begint keitjes te smijten naar een ander: “… Maar er was een ruimte om Henry heen, misschien zes meter in doorsnee, waarbinnen hij niet durfde te gooien. Hier gold het onzichtbare maar sterke taboe van het vroegere leven. Om het hurkende kind heen heerste de bescherming van ouders en school en politieagenten en het recht. Rogers arm werd beheerst door een beschaving die niets van hem wist en die in puin lag…”. Over de kleintjes die in hun eigen wereldje leven: “… Het grootste deel van de dag waren ze aan het eten, en plukten fruit waar ze het konden bereiken zonder erg kieskeurig te zijn op het punt van rijpheid en kwaliteit. Zij waren nu gewend aan buikpijn en een soort chronische buikloop. Ze doorstonden onzegbare angsten in het donker en nestelden zich tegen elkaar aan om troost en bescherming te vinden. Niet alleen voor slapen en eten, maar ook voor spelen vonden ze tijd, doelloos en zonder regels, op het witte zand bij het heldere water. Ze huilden veel minder vaak om hun moeders dan men zou verwachten; ze waren erg bruin, en viezer dan vies…”. Onder Ralphs leiding werpt Jack zich met zijn koor op als jager. Hij raakt niet bepaald onder de indruk als hij op zijn donder krijgt van Jack omdat hij het moeizaam tot stand gebrachte vuur heeft laten uitgaan, net toen er een schip in de verte voorbij kwam die dus geen waarschuwingsrook heeft kunnen signaleren. Hij is bezeten van de euforie die de jacht bij hem opwekt: “… ‘Als je op jacht bent, overvalt je soms een gevoel alsof…’ Hij bloosde opeens. ‘Er is niets van aan natuurlijk. Gewoon een gevoel. Maar je hebt dan het gevoel alsof je niet zelf aan het jagen bent, maar – gejaagd wordt; alsof er de hele tijd iets achter je aan door het oerwoud sluipt.’…”. Om beter wilde varkens te besluipen komt hij op het idee zich in te smeren met verschillende kleuren klei: “… Naast het meer droeg zijn hoekig lichaam een masker dat hun ogen naar zich toe trok en hen met ontzetting sloeg. Hij begon te dansen en zijn gelach werd bloeddorstig grauwen. Hij tandakte op Bill toe, en het masker was iets zelfstandigs geworden, waarachter Jack schuilging, bevrijd van schaamte en remmingen. Het gezicht rood en wit en zwart zwaaide door de lucht en danste op Bill af. Eerst lachte Bill; toen zweeg hij ineens en nam haastig de benen door de bosjes. Jack stormde op de tweeling af. ‘De anderen vormen een linie. Vooruit!’ ‘Maar…’ ‘- we…” ‘Vooruit! Ik besluip hem en steek…’ Het masker dwong hen…”.

Monster

Als de kleintjes maar blijven doorgaan over een slang en een wild beest waar ze nachtmerries over hebben, probeert Ralph ze dat uit hun hoofd te praten, maar als een paar ouderen aan de hand van een nachtwake bij het vuur reppen over een soort van monster, krijgt angst greep op de groep. Van de alwetende verteller verneemt de lezer dat er een dood lichaam aan een door de wind opbollende parachute tussen de rotsen ligt. Ralph en Jack gaan het verst in het opsporen van het monster en vangen er een glimp van op, waarna ze hals-over-kop terugvluchten naar het kamp, waar een hevige leiderscrisis tussen beiden opsteekt. Jack gaat er met zijn jagers vandoor. Ze weten een zeug te vangen. De kop spietsen ze op een stok als offer aan het monster: misschien dat het hen daardoor met rust laat. De door vliegen omgeven schedel heeft een hallucinerende werking op een solitaire jongen die zich in de bosjes verbergt: “… ‘Jij bent een dwaas klein jochie,’ zei de Heer der vliegen, ‘alleen maar een onwetend dwaas klein jochie.’ Simon bewoog zijn gezwollen tong maar zei niets. ‘Ben je het niet met me eens?’ zei de Heer der vliegen. ‘Ben jij niet een dwaas klein jochie?’ Simon antwoordde hem met dezelfde stille stem. ‘Welaan dan,’ zei de Heer der vliegen, 'ga dan maar liever gauw weer met de anderen spelen. Ze denken dat je getikt bent. Je wilt toch niet dat Ralph denkt dat je getikt bent? Jij vindt Ralph erg aardig, nietwaar? En Biggie en Jack?’ Simons hoofd stond lichtelijk uit het lood gekanteld. Zijn ogen konden zich niet losrukken en de Heer der vliegen hing voor hem in de ruimte. ‘Wat doe jij hier buiten helemaal in je eentje? Ben je niet bang voor me?’ Simon schokte. ‘Er is hier niemand om je te helpen. Alleen ik. En ik ben het Beest.’…”. De Heer der vliegen waarschuwt Simon hem niet dwars te zitten: “… ‘- Of anders,’ zei de Heer der vliegen, ‘gaan jullie eraan. Zie je? Jack en Roger en Maurice en Robert en Bill en Biggie en Ralph. Eraan. Gesnapt?’ Simon zat in de muil. Hij viel neer en verloor het bewustzijn…”. ‘Heer van de vliegen’ is een letterlijke vertaling van de Bijbelse Beëlzebul, een ander naam voor Satan. Zijn priesters voorspelden de toekomst door naar zwermen vliegen te kijken.
Als Simon bijkomt, stuit hij op het monster waarvan hij al snel doorziet dat het om een lijk aan een parachute gaat. Hij wil het aan de groep vertellen die op dat moment een krankzinnig vreetfestijn houdt bij een vuur op het donker geworden strand. Terwijl er een hevig onweer losbarst, spelen ze joelend en dansend de jacht op het monster na. Als Simon uit het bos tevoorschijn komt, wordt hij als het monster aangezien, en afgeslacht. En daar blijft het niet bij. Tijdens een hevige confrontatie tussen Ralph en Jack, laat iemand een enorm rotsblok van een rif stuiteren, waardoor Biggie voluit getroffen wordt, en keren alle jagers zich tegen Ralph. Hij weet voor een nacht te ontkomen in het bos, maar de volgende dag wordt hij weer opgejaagd, waarna hij het strand oprent, recht in de armen van een verbaasde zeeofficier. Dan breekt de betovering.
De teneur van het verhaal: zonder een corrigerende opvoeder veranderen kinderen in halve of hele wilden. Bureau HALT is het daar tegenwoordig helemaal mee eens, heb ik begrepen.

Uitgave: Mouria – 2014, vertaling Niek Miedema & Harm Damsma, 240 blz., ISBN 978 904 580 232 9, € 19,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten