C.S. Lewis vertelt in zijn bekeringsverhaal - zie hier - dat hij diepgaand beïnvloed werd door de Britse veelschrijver en journalist G.K. Chesterton (1874-1936). De auteur van onder andere de Father Brown-detectives op NPO 2. Toevallig kwam ik van de zomer op een tweedehands boekenmarkt “De man die Donderdag was” tegen, een soort metafysische spionageroman van zijn hand, met in mijn exemplaar als ondertitel: ‘Een nachtmerrie’. Dat verbaasde mij omdat het nogal afsteekt tegen Chesterton’s fenomenale humor, die legendarisch is. Ik kwam er achter dat hij dit boek in hetzelfde jaar - 1908 - schreef als “Orthodoxie”: zijn ‘geestelijk testament’. De verschillen in stijl kunnen niet groter zijn.
Als u even om mij heen draait…
Chesterton heeft later uitgelegd dat hij zo worstelde met wanhoop, het kwaad en de zin van het leven, dat hij geestelijk de instorting nabij was. Toen hij uit zijn depressie omhoog klauterde besloot hij de ellende in de wereld te lijf te gaan met al het optimisme dat hij in zich had. Dat lukte hem als geen ander. Als christen ging hij uit van een ‘gevallen’ mensheid. Wij zijn schipbreukelingen. Maar er spoelen nog genoeg mooie dingen aan uit het kosmische wrak dat ons ondermaanse is geworden. Het is zaak ons daarop te richten. Verum, Bonum, Pulchrum: het Ware, het Goede, het Schone. En dan zijn we weer terug bij Lewis die zijn kinderlijke ervaringen met overweldigende schoonheid ook een religieuze duiding gaf. Philip Yancey heeft Chesterton in "Hoe mijn geloof de kerk overleefde" (2004) prachtige neergezet. Chesterton was een reus van 1,93 meter die tussen de 125 en 190 kilo woog. Toen een oudere dame hem bits vroeg waarom hij tijdens de Eerste Wereldoorlog niet aan het front was antwoordde hij koeltjes: ‘Beste mevrouw, als u even om mij heen draait, zult u begrijpen waarom.’ Yancey: “… Zijn opvallende verschijning maakte Chesterton bij de Londense karikaturisten erg geliefd. Een goede spotprenttekenaar had er slechts enkele pennenstreken voor nodig om de essentie van zijn wezen te vangen: van opzij leek hij op een enorme hoofdletter ‘P’. Chesterton vervolmaakte zijn reputatie door andere eigenaardigheden, waarvan de meeste prima pasten bij het stereotype beeld van de slonzige, afwezige professor. Hij verscheen bijvoorbeeld zonder das en met het prijskaartje nog aan zijn schoenen op een huwelijksfeest. Al het papier dat beschikbaar was, zelfs behang, gebruikte hij om aantekeningen op te krabbelen wanneer hij een idee kreeg. Soms stond hij gewoon midden in het verkeer stil om een notitie te maken. Hij stuurde zijn vrouw een keer een telegram: ‘Ben in Market Harborough. Waar zou ik moeten zijn?’ Zij telegrafeerde terug: ‘Thuis.’…”.
Wat is er mis met de wereld?
Chesterton deed niets liever dan het debat aangaan met agnostici en sceptici in tot de nok toe gevulde collegezalen. Een van zijn debattegenstanders, Cosmo Hamilton: “… Het geluid van Chestertons vreugdekreet (…) hem zien kromliggen van de lach om zijn persoonlijke beledigingen, het effect van zijn eerlijkheid zien in een geschokt gehoor dat door zijn intense en pauwachtige vreugdeuitingen in gejoel uitbrak, was een fantastisch gezicht en geluid (…) ik verliet die ruimte met respect en bewondering voor deze wildebras onder de woordenboeken, deze filosofische Peter Pan, deze humoristische dr. Johnson, deze vriendelijke en galante cherub, deze geleerde student en wijze meester, die sindsdien alleen maar zijn toegenomen (…). Het was monsterlijk, gigantisch, verbazingwekkend, dodelijk, heerlijk. Iets dergelijks is nog nooit eerder vertoond en zal ook nooit meer gezien, gehoord of beleefd worden…”. Opgewekt verdedigde Chesterton met schitterende oogjes in zijn glimmende roze gezicht concepten als de erfzonde en het laatste oordeel, terwijl Sigmund Freud, H.G. Wells en Bernhard Shaw met gefronste wenkbrauwen en een donkere, gekwelde blik streng hun hoopvolle evolutionaire kijk op de wereld loslieten (de Verlichting maakte furore – de slagvelden van de Eerste en Tweede Wereldoorlog hadden nog geen einde aan het verwachtingsvolle wereldbeeld gemaakt). Chesterton maakte zich ongegeneerd vrolijk over het contrast: hij zei dat hij weinig vertrouwen in ‘harde, kille, dunne mensen’ had. Chesterton tegen zijn vrijzinnige vriend Bernhard Shaw: ‘Als ze jou zien denkt iedereen dat er hongersnood heerst in Engeland’. Shaw: ‘Als ze jou zien denkt iedereen dat jij die veroorzaakt hebt’. Nog één anekdote: “… Toen The Times een aantal schrijvers vroeg een essay te schrijven over het onderwerp ‘Wat is er mis met de wereld?’ stuurde Chesterton het kortste en meest relevante antwoord: ‘Geachte heren, Ik. Hoogachtend, G.K. Chesterton ‘…”.
Rebellie tegen de rebellie
“De man die Donderdag was” is zo’n absurd verhaal dat het eigenlijk niet te vatten valt. Tegelijk ligt er een duistere en toch komische, irreële en toch spannende vaart in, waardoor je steeds wilt weten wat er nog meer gaat gebeuren. Als ik iets moet noemen wat er op lijkt, dan komt de Nederlandse film “Borgman” bij mij op: een film die zelfs míj aan mijn stoel gekluisterd hield. Maar waar het nu precies over gaat? Keine Ahnung. Chesterton lijkt vooral de draak te willen steken met de populaire denkbeelden van zijn tijd. “De man die Donderdag was” draait om een dichter, ene Gabriël Syme, die zich heeft laten ronselen als detective. En geen gewone detective, maar een ‘filosofische politieagent’. Door ‘de verbijsterende dwaasheden van de meeste revolutioneren’ is hij aartsconservatief geworden: uit rebellie tegen de rebellie, zeg maar. “… Zijn vader praktizeerde een soort zelfverheerlijking; zijn moeder had alleen belangstelling voor eenvoud en hygiëne. Het kind was daarom in zijn prille jeugd totaal onbekend met enige drank tussen de uitersten van absinth en chocolademelk, die hij beide afschuwelijk vond. Hoe meer zijn moeder een meer dan puriteinse onthouding predikte, des te meer gaf zijn vader zich over aan heidense overdaad; en toen dan ook de eerste zo ver was dat ze een vegetarisch regime oplegde, was de tweede zover dat hij het kannibalisme verdedigde…”. Van kinds af aan omgeven door allerlei vormen van opstandigheid, moest hij zelf ook wel opstandig worden: “… hij vond dat in het enige dat was overgebleven: normaal gedrag…”. Zijn vijand: de anarchisten.
Armageddon
“… Een normale detective gaat naar kleine huisjes om dieven te arresteren; wij gaan naar artistieke feestjes om pessimisten te ontdekken. Een normale detective ontdekt in een boekhouding of een dagboek dat er een misdaad is gepleegd. Wij ontdekken in een bundel sonnetten dat er een misdaad gepleegd zal worden. Wij moeten achterhalen wat de oorsprong is van de verwerpelijke gedachten die mensen uiteindelijk drijven tot intellectueel fanatisme en intellectuele misdaden…”. Een gewone misdadiger is een hervormer, hij wil de dingen zuiveren, veranderen, maar niet vernietigen, zoals boosaardige filosofen: “… Wij denken aan Romeinse keizers. Wij denken aan de grote gifmengende prinsen uit de Renaissance. Wij zeggen dat de meest gevaarlijke misdadiger momenteel de volkomen wetteloze moderne filosoof is. Vergeleken met hem zijn inbrekers en bigamisten in wezen keurige mannen, ik heb medelijden met ze. Zij aanvaarden het wezenlijke ideaal van de mens, ze zoeken het alleen in de verkeerde richting. Dieven hebben respect voor eigendom. Ze willen alleen maar dat het eigendom hún eigendom wordt, zodat ze er nog meer waardering voor kunnen hebben. Maar filosofen houden niet van eigendom als eigendom, zij willen elk idee van persoonlijk eigendom vernietigen. Bigamisten hebben respect voor het huwelijk, anders zouden ze niet nog een keer de ingewikkelde ceremoniële en rituele formaliteiten van een tweede huwelijk willen doorstaan. Filosofen echter verachten het huwelijk als huwelijk. Moordenaars hebben ontzag voor het menselijk leven; ze willen alleen maar hun eigen leven verbeteren door in hun ogen mindere levens op te offeren. Filosofen echter haten het leven zelf, zowel het hunne als dat van anderen…”. Symme wordt officieel aangesteld door een onzichtbare baas in een verduisterde kamer van Scotland Yard, die zijn missie ‘de slag om Armageddon’ noemt. Zijn identiteitsbewijs heeft als opschrift ‘De laatste kruistocht’. Een stemming die weerspiegeld wordt in een apocalyptische zonsondergang: een bloedrode zon weerspiegeld in een bloederige rivier. Voilá.
Met tranen in de ogen het spoorboekje lezen
Syme komt uit de lucht vallen in Saffron Park, een artistiek voorstadje van Londen - “… De vreemdeling die de vreemde rode huizen voor het eerst zag, moest zich wel afvragen hoe bijzonder vreemd gevormd de mensen moesten zijn die er in pasten; en als hij die mensen dan later ontmoette werd hij daarin niet teleurgesteld…” – om met de gevestigde dichter, de roodharige Lucian Gregory, zo ongeveer over alles van mening te verschillen wat de poëzie betreft. Syme zegt dat hij een dichter van de wet en de orde en het fatsoen is. Gregory betoogt hoogdravend dat een kunstenaar per definitie een anarchist is. Syme vindt dat de meest poëtische zaak in de wereld de Metro is: “… ‘Laat me je vertellen,’ ging Syme hartstochtelijk verder, ‘dat elke keer als een trein arriveert, ik het gevoel heb dat hij vele tegenslagen overwonnen heeft en dat de mens een overwinning op de chaos heeft behaald…”. Hij zegt met tranen in zijn ogen het spoorboekje te lezen. Nonsens, vindt Gregory. Volgens hem zien alle kantoorbedienden en werklui er in de trein zo triest en moe uit omdat de reis zo voorspelbaar is, omdat er nooit iets bijzonders gebeurt. Gregory wil bewijzen dat Syme ongelijk heeft, en neemt hem op sleeptouw naar een obscure kroeg, als hij zweert niets aan de politie te vertellen over wat hij mee gaat maken. Na hem getrakteerd te hebben op een buitengewone maaltijd, waarschuwt Gregory dat er iets geks gaat gebeuren, en schieten ze met stoel en al dwars door de vloer om door een soort schoorsteen naar beneden te ratelen. Gregory spreekt een wachtwoord uit en leidt Syme door een onderaardse gang, behangen met geweren en pistolen, naar een bolronde collegezaal, waar allerlei bommen aan de muur prijken. Hier blijkt de Centrale Anarchistische Raad te vergaderen. De zeven leden hebben als schuilnaam een dag van de week. Hun president: Zondag. Hun doel: een eind maken aan God. De man die Donderdag is, blijkt te zijn overleden, en die avond zal men een plaatsvervanger kiezen. Gregory is ervan overtuigd dat niemand anders dan hijzelf de nieuwe Donderdag wordt. Syme zet Gregory schaakmat door hem te vertellen dat hij ook een geheim heeft dat Gregory niet mag verraden. Als Gregory hoort dat hij bij de politie werkt schiet hij Syme nog net niet dood. Vervolgens weet Syme de voorzichtige toespraak die Gregory voor het verzamelde genootschap houdt zo af te kraken, dat híj in plaats van Gregory tot Donderdag wordt gekozen.
Monthy Python
Dat ontketent een wervelstorm aan gebeurtenissen waarin niets is wat het lijkt. Zo ongeveer alle anarchisten blijken gaandeweg vermomde agenten. Vijanden worden vrienden. Vrienden worden vijanden. Het meest ongrijpbare heerschap blijft president Zondag. De anarchistische Gregory staat uiteindelijk zo ongeveer voor satan zelf, en zijn zuster Rosamond lijkt nog het meest op de maagd Maria. Terwijl het verhaal ook nog eens vergeven is van bijna Monty Python-achtige scenes. Iemand die de les wordt gelezen omdat hij slecht is in vermommen: “… Als een man iemand onder zijn bed aantreft, zal hij waarschijnlijk enigszins vreemd opkijken. Maar als hij iemand onder zijn bed aantreft met een hoge hoed op …”. Syme heeft zich met een collega-detective , die zich voordoet als Professor, een klopsignaaltaal aangeleerd. Als ze bij iemand op kantoor informatie proberen los te peuteren gaat dat zo: “… ‘Ik heb een ingeving.’ Bijna zonder zijn monoloog te onderbreken seinde de Professor terug: ‘Hou die maar voor je.’ Syme seinde: ‘Hij is nogal bijzonder.’ De ander antwoordde: ‘Bijzonder onzinnig!’ Syme zei: ‘Ik ben een dichter.’ De ander seinde nijdig terug: ‘Je bent een dode man.’ Syme was tot aan zijn gele haar rood aangelopen en zijn ogen brandden koortsig. Zoals gezegd had hij een ingeving, die inmiddels was overgegaan in een overigens weinig gefundeerde zekerheid. Hij hervatte zijn getrommel en seinde zijn vriend: ‘Je hebt geen enkel idee hoe poëtisch mijn ingeving is. Hij heeft dat plotselinge effect dat we soms voelen bij de komst van de lente.’ Hij ontcijferde het antwoord van de vingers van zijn vriend, dat luidde: ‘Loop naar de duivel!’. Vervolgens hervatte de Professor zijn gesproken monoloog tegen de Doctor. ‘Misschien had ik eerder moeten zeggen,’ zei Syme met zijn vingers, ‘dat het lijkt op die plotselinge zeelucht die je middenin welig tierende bossen kunt tegenkomen.’ Zijn metgezel verwaardigde zich niet te antwoorden. ‘Of misschien,’ tikte Syme, ‘is het iets positiefs, zoals het vuurrode haar van een mooie vrouw.’ …”. Waarschijnlijk heeft Chesterton het allemaal stikkend van het lachen op zitten schrijven. Wel leuk: terwijl ik met deze blog bezig was kwam ik er achter dat Roy Bergsma en Reinier Sonneveld met een stripboek over “De man die Donderdag was” aan de gang zijn geweest. Het project stopte vroegtijdig omdat het te duur werd – maar verschillende schitterende tekeningen staan op internet: zie hier (kijk vooral ook bij de kolom aan de zijkant onder MEEST GELEZEN).
Uitgave: Menken Kasander & Wigman – 2015 (Ebook), vertaling Joop Wigman, 158 blz., ISBN 978 949 149 500 7, € 8,00
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten