zaterdag 24 februari 2018

Laat me niet vallen – Willy Vlautin


“… Let the sweet heavens endure / Not close and darken above me / Before I am quite sure / That there is one to love me / Then let come what come may…” – uit “Maud” van Alfred, Lord Tennyson (1809-1892).

Willy Vlautin (1967) schrijft prachtige romans over mensen die hun hoofd boven water trachten te houden in de keiharde Amerikaanse samenleving, die Geert Mak als geen ander beschrijft in “Reizen zonder John” – zie hier. Zijn proza doet denken aan auteurs als John Steinbeck, Jim Harrison, Cormac McCarthy, John Williams, David Vann, Christian Wiman en dergelijke. Eerder recenseerde ik “Vrij” van Vlautin. Wat mij diep raakt is het geweldige mededogen dat in zijn werk naar voren komt: zó zouden we allemaal mens moeten zijn…

Waarom moet hij nou weg?

Hoofdpersoon in dit verhaal is de eenentwintigjarige, geadopteerde, half indiaanse, half Ierse Horace Hopper, werkzaam op de schapenranch van de inmiddels bejaarde meneer Reese die meer met zijn rug te stellen heeft dan hij wil weten, in het ruige Nevada. Zijn mensenschuwe vrouw en hij beschouwen Horace als een eigen zoon. Ze hebben hem zijn eigen stekje gegeven: een wit-met-oranje Prowler-caravan waar hij net zo lang kan opblijven als hij wil, zijn heavymethalmuziek zo hard kan draaien als hij wil, en iedereen mee naar toe kan nemen die hij wil. Op de onafzienbare prairie ligt het dichtstbijzijnde dorp pas negentig kilometer verderop: Tonopah. Voor de laatste keer trekt Horace er met een truck en een paar paarden en honden op uit om te gaan kijken of de Peruaanse schaapherders, die meneer Reese in dienst heeft, niet gek zijn geworden van eenzaamheid op de hoogvlakte (dat gebeurt nogal eens). Want Horace heeft andere plannen. Hij wil zijn droom waarmaken: bokskampioen worden. Daarvoor zal hij naar de stad moeten verhuizen. En ook nog Mexicaans worden, want dat zijn de taaisten. Die geven nooit op. Hij probeert al een jaar Spaans te leren, maar de woorden blijven maar niet hangen. Een oude naaister maakt een prachtige boksbroek voor hem. Een zelfhulpboek functioneert als een soort Bijbel - geeft hem de kracht om door te zetten. De bejaarde Reese biedt hem aan de ranch over te nemen na zijn boksloopbaan. 's Avonds eet Horace samen met het echtpaar op de veranda zijn avondeten en luistert met de oude man en een biertje naar sportwedstrijden op de radio terwijl het langzaam donker wordt. Kan het vrediger? Waar begin je aan Horace, denk je onwillekeurig. Maar Horace móet zijn eigen weg gaan en te weten komen wie hij zijn kan. De laatste nacht ontwaakt meneer Reese in het donker bij het geluid van zijn huilende vrouw: “… ‘Gaat het wel?’ fluisterde hij. ‘Nee,’ zei ze. ‘Wat is er?’ ‘Ik maak me zorgen om Horace.’ Ze lag met haar rug naar hem toe. ‘Het was niet de bedoeling dat je wakker werd.’ ‘Geeft niet,’ zei hij. ‘Waarom moet hij nou weg?’ ‘Hij moet op eigen benen staan, dat weet je best.’(…) Daarna zwegen ze en hij legde zijn hand op haar heup en wreef erover tot hij kon merken dat ze sliep…”.

We are the champignons
Horace neemt zijn intrek in het gastenhuisje van een onbekende tante, in een stadje in Arizona, dat is volgestouwd met oude-vrouwen-spulletjes. Of hij alles wil laten staan zoals het staat. Hij vindt een baantje bij een tweedehands autobandennering. Traint elke dag. Vertrouwt zich toe aan een louche bokscoach die gewend is zijn pupillen verrot te schelden. Op weg naar de eerste bokswedstrijd: “… Hij startte het busje en ging de snelweg op, maar begon weer te hoesten, waardoor hij moest kokhalzen en toen hij dat deed liet hij zo’n harde scheet dat de jongens allemaal in de lach schoten…”. Waarvan akte. Hij draagt de jongens op om de boksomgeving te verkennen. Ze mogen onder geen beding het gebouw uit gaan: “… Dan vermoord ik jullie en jullie ouders zullen blij toe zijn. En als jullie vandaag rottigheid uithalen, wat voor rottigheid ook, dan bel ik de politie. Zonder dollen, dat doe ik dan. En, geloof me, die klootzakken zullen jullie met plezier afvoeren en in een strafkamp douwen…”. Natuurlijk lopen de jongens toch de deur uit. Om zijn aangenomen Mexicaanse naam Hector Hidalgo te verklaren spelt Horace zijn trainer op de mouw dat zijn eigenlijke vader is vermoord door een drugskartel. Om incognito door het leven te gaan zou zijn moeder een andere naam hebben verzonnen. In werkelijkheid wilden zijn ouders niets met hem te maken hebben en heeft zijn oma hem opgevoed tot ze ziek werd. Horace wint de zenuwslopende match: “… en voor het eerst voelde hij zich geen verschoppeling of mislukkeling. Hij voelde zich geen buitenbeentje, hij voelde zich niet raar of gemankeerd. Eindelijk, na al dat werk en al die ellende, begon hij Horace Hopper kwijt te raken. Die werd weggesneden om in het niets op te lossen. Hij had de beker in zijn hand en het respect van de mensen in de zaal verdiend…”.

Dat is al zo sinds het begin der tijden
Ondertussen voert meneer Reese zijn eigen gevecht met de ouderdom. Hij kan geen geschikt personeel vinden om de schapen te hoeden. Zelf lukt het hem het niet meer. Zijn vrouw wil op de ranch sterven. Hij krijgt haar niet eens meer het dorp in voor een afspraak met de huisarts. Dus de bedoening verkopen is ook nogal al wat. En bovendien, wat moet hij de hele dag doen als hij het opgeeft? “… Ik was laatst even bij het ranchersontbijt. De meeste van hen zijn er een hele tijd geleden al uitgestapt of met pensioen gegaan, de meesten leven van hun pensioen en spaargeld en redden het waarschijnlijk best aardig. Maar het enige wat ze zolang ik daar was deden was klagen. Het enige wat ze deden was zeiken en ze hadden geen van allen een truck van meer dan drie jaar oud. Wat hebben zij nou te klagen? Ik wil niet worden als zij. Ze doen helemaal niks…”. Als Horace alleen naar een wedstrijd moet raakt hij zo geïntimideerd en voelt hij zich zo klein tussen alle mensen om hem heen in hippe trainingspakken en op de nieuwste merkschoenen, dat zijn zelfvertrouwen tot onder het nulpunt daalt. Dan staat meneer Reese voor zijn neus die naar de wedstrijd komt kijken. Hij huilt van de zenuwen: “… ‘Iedereen wordt wel eens zenuwachtig,’ zei meneer Reese. ‘Dat hoort erbij. Je bent jezelf op de proef aan het stellen. Je wordt zenuwachtig, als man, wanneer je jezelf op de proef stelt. Dat is al zo sinds het begin der tijden…”. Hij krijgt het voor elkaar Horace uit de put te praten. Horace verliest zijn laatste partij maar is vastbesloten om profbokser te worden, ook al twijfelt meneer Reese aan de haalbaarheid van dat streven. Hij wil niet dat Horace schade oploopt: “… Ik moet kampioen worden, begrijpt u dat nou niet? Ik moet bewijzen dat ik iemand ben, voordat ik terugkom. Ik ben nu helemaal niks, meneer Reese. Een mislukkeling, meer niet. Dat moet u toch zien, elke keer als u naar me kijkt.’ ‘Nee,’ zei meneer Reese, die zich plotseling ongemakkelijk begon te voelen. Hij haalde zijn voeten van het bed en ging tegenover Horace zitten. ‘Dat vind ik helemaal niet. Ik heb nooit iets anders dan het tegenovergestelde gevonden.’ ‘Nou, ik kan niet terug. Niet voordat iedereen weet dat ik de beste ben, zelfs mijn vader en moeder…”. Iemand die een tekort aan bevestiging heeft opgelopen in zijn jeugd zal zijn hele leven zijn best doen dat tekort in te halen; hoe dan ook (zie bijvoorbeeld “De frustratieneurose” - Dr. A. Terruwe en “De liefdesladder” - Else-Marie van den Eerenbeemt).

Eenzaamheid
Na een bokswedstrijd ternauwernood te hebben gewonnen komt Horace er achter dat zijn trainer hem bedondert waar hij bij staat: het geld dat voor hem bestemd is steekt hij in eigen zak. Verward loopt Horace ‘s nachts over straat waar hij andere zwervers ontmoet. De roman is doorspekt met verhalen over mensen die vertellen hoe ze aan lager wal zijn geraakt. Meestal vanwege blinde pech. Horace voelt zich tussen de stroom mensen in de stad eenzamer dan hij op de ranch ooit is geweest: “… Hij gokte dat die eenzaamheid ook een test was. Iets om zijn doorzettingsvermogen, moed en standvastigheid op de proef te stellen. De queeste om een kampioen te worden was een eenzame queeste, nam hij aan. Maar wat hij ook begon te begrijpen, waar hij hiervoor nog nooit aan had gedacht, was dat eenzaamheid ook een soort ziekte was. Het was niet zozeer dat hij alleen maar door eenzaamheid op de proef werd gesteld, hij was ermee geïnfecteerd. Hij begon de telefoon niet op te nemen als meneer Reese belde en toen zijn tante hem een keer uitnodigde om Mexicaans te komen eten, zei hij zonder enige reden tegen haar dat hij niet kon…”. Mensen in de bokswereld nemen hem op sleeptouw. Hij laat zich dronken voeren, heeft nog wel zoveel benul om geen gebruik te maken van een kindhoertje, en voelt zich later weer onnoemelijk schuldig over zijn zwakheid. Een meisje die al een vriend heeft flirt met hem. Hij begint met haar uit te gaan. Ze laat hem zitten als ze zwanger raakt van haar vriend.

Gevloerd

Uiteindelijk delft Horace het onderspit in een gevecht waarbij zijn rechteroog dermate wordt beschadigd dat hij nooit meer zal kunnen boksen. Zijn droom vervliegt. Hij is zo gehavend dat hij een tijdje niet kan werken en zowel zijn baantje als zijn huur opzegt. Zonder vaste woon- of verblijfplaats rommelt hij maar wat rond. Hij raakt enorm depressief. Slaapt amper. Valt af. Hij trapt zijn mobiel aan gort, vertrekt naar Las Vegas, probeert wat te verdienen als dagloner en trekt met de verkeerde mensen op. Hij wordt een keertje te veel in elkaar geslagen. In een dronken bui belt hij meneer Reese, die doodongerust naar hem op zoek gaat als Horace vertelt waar hij zich ophoudt. Hij vindt hem slapend op straat, waarop een aangrijpend gesprek plaatsvindt waarin meneer Reese probeert Horace zover te krijgen dat hij terug komt naar de ranch: “… ‘Mijn leven is sowieso voorbij.’ ‘Dat is het niet. Het begint net.’ ‘Maar het kan me niet meer schelen, meneer Reese. Ik hoop elke avond dat ik word overreden, neergestoken of neergeschoten of dat ik in de gevangenis wordt gegooid. Zo denk ik erover.’…”. Als je het hebt over een ‘identiteitscrisis’: “… ‘Ik zou ook moe zijn, als ik jou was,’ zei de oude man. ‘Het is zwaar om elke dag een hekel aan jezelf te hebben, en het is zwaar om te proberen iets te zijn wat je niet bent. Dat eist allemaal zijn tol. Ik weet dat het veel moeite heeft gekost om het te proberen met dat boksen van je. Dat heeft veel van je gevergd.’ Horace keek naar de oude man. ‘Nu ben ik een dronkenlap van een indiaan.’ ‘Ik geloof niet dat je een dronkenlap bent.’ ‘Dat ben ik wel,’ fluisterde hij. Meneer Reese zweeg even. ‘Misschien, misschien ben je dat nu. Dat weet ik niet. Maar zelfs al ben je het, dan is het niet alleen de indiaan die de dronkenlap is. Het Ierse bloed dat je in je hebt maakt je net zo goed tot een dronkenlap. Dus je kunt niet eens een dronken indiaan zijn zonder te proberen iemand te zijn die je niet bent. Omdat je elke keer dat je een dronken indiaan bent, ook een dronken Ier bent, een dronken Amerikaan, een dronken Nevadaan.’ ‘U ziet het allemaal verkeerd, meneer Reese.’ ‘Wat jij niet begrijpt Horace, is dat je niet één ding hoeft te zijn. Je kunt al de beste dingen die je bent nemen en die allemaal tegelijk zijn. Ik weet niet hoe vaak ik al heb geprobeerd je te vertellen hoeveel geweldige voordelen het heeft om een Paiute te zijn, en hoeveel geweldige voordelen het heeft om uit een dorp te komen, en hoeveel geweldige voordelen het heeft dat je voor een deel Iers bent en voor honderd procent uit Nevada komt.’ ‘Niemand denkt zo,’ zei Horace en schudde zijn hoofd. ‘Daar vergis je je in. Zo denken mensen wel. Zo zijn mensen. Je kunt een cowboy zijn en evengoed naar Slayer luisteren, Horace. Je kunt een cowboy zijn en lang haar hebben. Net zoals je een bokser uit Tonopah had kunnen zijn die deels indiaan was. Het is helemaal aan jou om jou te zijn. Je moet alleen sterk genoeg zijn om jezelf te zijn…” (zie ook "Verlangen naar verbinding" van Brené Brown). Om stil van te worden. Willy Vlautin is echter een te getalenteerd schrijver om zijn verhaal op een ze-leefden-nog-lang-en-gelukkig-manier te laten eindigen.

Uitgave: J.M. Meulenhoff – 2018, vertaling Dirk-Jan Arensman, 304 blz., ISBN 978 902 909 218 0, € 19,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten