woensdag 18 april 2018

God en ik – Alain Verheij


Subtitel: Wat je als weldenkende 21e-eeuwer kunt leren van de Bijbel

In mei komt “God en ik” van de jonge theoloog Alain Verheij (1989) uit. Daarin vertelt hij wat de Bijbel in zijn ogen te bieden heeft aan seculiere mensen anno nu. Ik verwachtte niet dat Verheij iemand als ik, die al een halve eeuw is doodgegooid met Bijbelverhalen, nog zou kunnen verrassen. Dat deed hij wel…

Het verhaal gaat

Ooit ben ik deze blog begonnen omdat ik denk dat verhalen kunnen helen. In zijn indrukwekkende boek “Morgen zal het Pasen zijn. Een rondgang om het waarom van het lijden” (zie hier) haalt André Troost een citaat van Henri Nouwen aan: “… De rabbijnen leiden hun mensen met verhalen; dienaren des Woords leiden hun mensen meestal met ideeën en theorieën. Maar wij zouden weer grote vertellers moeten worden…”. Waar wordt verteld, wordt geluisterd. Troost: “… Wij zouden weer stem moeten geven aan wie geen woord meer vinden kan. Hoe? Door een luisterend oor te bieden. Door ruimte te geven aan de klacht. Maar ook door de aloude verhalen te vertellen, zó dat ze ook blijken te passen in de lijst van onze eigen tijd. Door te vertellen over de tocht van Abraham, over het gevecht van Jakob met God, door te vertellen over de verzwaring van de lasten der Israëlieten in Egypte en over de uittocht, na jaren van verdrukking; door te vertellen over Elia, die moedeloos in de woestijn gestorven zou zijn, als niet een engel hem had gevoed; door te vertellen over Zacharias, die wel spreken wilde, maar niet kon; door te vertellen over Johannes, die een heraut van de Messias was, maar in de gevangenis aan zijn roeping twijfelde. Maar vooral door te vertellen over Jezus, die water in wijn veranderde te Kana in Galilea, maar op de begraafplaats van Bethanië huilde, omdat zijn vriend Lazarus gestorven was. Zó zouden we bij elkaar moeten zijn, in dagen van verdriet, luisterend, vragend, vertellend, verhalend…”. Even daarvoor heeft hij het net over zijn zieke dochtertje gehad: “… Toen raakte ze in coma. Dagenlang. We hoopten. We baden. We streelden haar. We vertelden verhalen. Toen kwam ze bij. Maar spreken deed ze niet. Ze keek voor zich uit. Ze zei geen woord. Ze plukte maar wat pluisjes van haar deken. En dat duurde, dat duurde maar. Dagenlang…”. En dan: “… Op een dag las ik haar voor. Een verhaal uit de kinderbijbel. Kerst was in zicht. Ik las het verhaal van Zacharias. Ik dacht: misschien vind je dat mooi, misschien herken je jezelf een beetje in de stomme Zacharias. En zo las ik. Ik las gewoon voor. Totdat ik moest lezen hoe de oude priester uit het heiligdom kwam, het volk wilde zegenen, zijn mond opende om de aloude woorden te spreken, maar ontdekte dat hij wel zijn mond open kon doen, maar dat er geen woord over zijn lippen kwam. Ik liet de tekst van het verhaal uit de kinderbijbel los. Ik vertelde het verhaal op mijn eigen manier. Ik zei: ‘Hij wilde iets zeggen, maar het ging niet. Hij wilde wel, maar hij kon het niet…’ En toen, op dat moment, toen ik die woorden met enige nadruk sprak, tóen deed ze haar mond open en sprák… Eén woordje. Ik weet niet meer wat ze zei. We waren op van de spanning. En we huilden, we huilden om een kind dat na dagen zwijgen weer één woord gesproken had… De volgende dag zei ze nog een woord. En de dag daarop een paar woorden. En na een week sprak ze weer als vanouds, guitig, vrolijk zoals vroeger…”. Een artikel in het ND van 30 maart over Christien Brinkgreve (1949, hoogleraar sociale wetenschappen), naar aanleiding van haar boek "Het raadsel van goed en kwaad", deed mij weer eens beseffen wat voor een ontzagwekkend boek de Bijbel eigenlijk is. Hoe het al duizenden jaren mensen over de hele wereld inspireert. Brinkgreve: “… Mijn generatie heeft door de oorlog een grote weerzin gekregen tegen grote theorieën, grote verhalen. Dat is begrijpelijk. Maar verhalen zijn wél nodig om mensen samen te binden…”. Ze waarschuwt voor wat verloren gaat als alles statistiek wordt en keert zich tegen de marginalisering, verwaarlozing en uitsluiting van mensen. Als er niet meer met respect geluisterd wordt, vallen er mensen buiten de boot. Ze heeft een groep jonge wetenschappers bij elkaar gebracht - psychiaters, psychologen, onderwijskundigen, bedrijfskundigen, filosofen, schrijvers - om na te denken over hoe ze voorbij het tegenwoordige regime van meten en tellen kunnen komen: de groep Babel. In feite willen ze een ‘nieuw verhaal’ ontwikkelen. Ga er maar aan staan, dacht ik. Zou je ooit zo’n krachtig verhaal kunnen verzinnen dat het de Bijbel kan evenaren? Of vervangen?

De wereld is geen paradijs

Verheij begint zijn uitleg aan de hand van het ritueel van de doop. Het heeft te maken met het oerverhaal uit de Bijbel: “… een redding dwars door het water van de onvermijdelijke dood…”. In verband hiermee over de zondeval van Adam en Eva in het paradijs: “… Het is een verhaal dat enorm tot de verbeelding spreekt en heel veel vragen oproept. In de literatuur en de beeldende kunst stelt men zich voor hoe het paradijs eruitzag, wat het voor vrucht was die de mens niet mocht eten, hoe het echtpaar samenleefde in de tijd voordat het fout ging. Sommige gelovigen speculeren over de tijd en de plaats en de betekenis van elke letter van het verhaal. Toch moet je de kern van de zondeval niet in het paradijsverhaal zoeken, maar juist in onze huidige leefwereld. Het belangrijkste gegeven dat dit oude verhaal ons wil mededelen is dit: de wereld waarin wij geboren zijn is geen paradijs en gaat dat ook niet worden…”. Ook Verheij heeft een boodschap , mocht hij onverhoopt vader worden (zie Laurens in mijn vorige blog): “… Lief kind, je bent geboren in een wereld waar je niet voor gekozen hebt. Je bent geboren in verbondenheid met een vader, een moeder, een land, een God waar je niet voor gekozen hebt. Niets kan jou garanderen dat het hier makkelijk zal zijn. Integendeel: het is een wereld waar kinderen tot slaaf worden gemaakt, waar mensen ziekten en verslavingen opdoen en elkaar onderdrukken, waar rivieren, zeeën en zwepen tussen jou en de vrijheid staan…”. Hij relateert een en ander aan de ‘Exodus’, de uittocht uit Egypte: “… we hebben allemaal onze farao, onze dwangarbeid, onze Nijl en onze zee. In de doop buigen je ouders hun hoofd in dat besef. Je bent mens, en bij mens-zijn hoort lijden. Maar het lijden krijgt in dit verhaal niet het laatste woord…”.

De tweede naïviteit
Verheij schrijft een prachtig stuk over het bereiken van de ‘tweede naïviteit’. Op een gegeven moment gelooft een kind niet meer in Sinterklaas. En als Sinterklaas niet bestaat, wie of wat - God bijvoorbeeld - bestaat dan nog wel? “… De Franse filosoof Paul Ricoeur noemt dit verlies van de ‘eerste naïviteit’. Ieder mensenkind gaat door een kritische fase heen, waarin het alles op echtheid toetst. Als het goed is, gaat die kritische fase over in de ‘tweede naïviteit’. Daar is weer ruimte voor verwondering, terwijl de lessen uit de tijd van de vertwijfeling óók hun plek krijgen. Om bij het sinterklaasvoorbeeld te blijven: het lukt de meeste volwassenen uiteindelijk wel weer om van de ouderwetse 5 decembersfeer te genieten, ook al verwachten ze geen paard meer op hun dak. Je gooit de sint niet met het badwater weg nu je weet dat hij niet bestaat…”. In de evangelische bubbel, waar zowel Verheij als Johan Lock (zie mijn vorige blog) hebben vertoefd, blijven mensen volgens Verheij nogal eens op een gevaarlijke manier hangen in de eerste naïviteit. Zie de praktijk van gebedsgenezing of zelfs het geloof in dodenopwekking. Heeft gebed dan geen nut? “… Er bestaat geen magische geest in een olielamp die je kunt oproepen voor een kant-en-klare oplossing in geval van kanker, orkanen of herexamens. Maar er zijn andere manieren om naar een gebed te kijken. De twintigste-eeuwse schrijver C.S. Lewis heeft mij op een vruchtbaar spoor gezet met deze uitspraak over gebed: ‘Het verandert God niet – het verandert mij.’…”. Je kunt niet alleen in de magische, maar ook in de kritische fase blijven hangen: “… Dat is een net zo onvolwassen levenshouding, die bovendien behoorlijk ongeloofwaardig is. Daarvoor hebben we te veel dromerige intuïtie en kinderlijke verlangens in ons. Ik vertrouw in principe niemand die zichzelf als volkomen rationeel beschouwd. Op religieus gebied vind je deze mensen in doodsaaie debatten over het al dan niet bestaan van God. Overtuigde atheïsten redeneren God weg en net zo overtuigde theïsten redeneren Hem terug, maar aan het eind van het gesprek ben je niets wijzer geworden over het leven of het universum…”. De enige manier om volwassen door het leven te gaan, is de weg van de tweede naïviteit van Paul Ricoeur: “… Het zoeken van een goede balans tussen de droom en de scepsis is een levenslange koorddans…”.

Gideonsbende
Nog een sterk fragment, dat bijna illustratief is voor “De erfenis van Adriaan” (zie mijn vorige blog), gaat over het fenomeen ‘gideonsbende’. Naar aanleiding van het verhaal over de richter Gideon en zijn steeds kleiner wordende legertje: “… Het schijnt een sociologisch principe te zijn dat een groepering succesvoller is als je met een kleine club zeer toegewijde, specifieke deelnemers begint. Geef dat groepje mensen vervolgens een heldere identiteit – een ‘wij’ dat scherp is afgegrensd tegen het ‘zij’ van de buitenwereld. Zorg ten slotte voor radicaliteit: een succesvolle beweging maakt het de leden niet makkelijk, maar eist veel toewijding van hen…”. En even verder: “… ‘Hoe meer zielen, hoe meer vreugd’ is in de meeste gevallen onzin: de wereld verander je met fanatieke fellowships, niet met logge menigten…”. Zie ‘Band of Brothers’ en ‘The Lord of the Rings’. “… Om je radicale beweging helemaal af te maken heb je naast een veeleisende moraliteit en een groots droombeeld ook heldere identiteitsmarkers nodig…”. Oftewel, zoals onze dominee vroeger van de kansel bazuinde: ‘Een christen herken je aan z’n praat, z’n daad en z’n gewaad’, wat een tante van mij dan weer vertaalde in: ‘Rok tot de grond, haar tot de kont.’ Verheij: “… Een identiteit is van onschatbare waarde en mag dus wat kosten…”. Tegelijk kan je identiteit ook een stok worden om anderen mee te slaan in plaats van een stok om op te leunen. Zie Jona die niet kan leven met zo’n allemansvriend als God: “… Jona is trots op de genadige God van zijn volk, totdat hij die genadige God met anderen moet delen…”. Verheij: “… Er zijn altijd kerkmensen te vinden die de liefde van God bepreken, maar stiekem hopen op een potje straf voor buitenstaanders…”.

You want it darker
Tot Verheijs’ ‘best of’ horen ook de bizarre teksten over Abraham die van God de opdracht krijgt zijn zoon Isaak - bijna sadistisch uitgesponnen tot: ‘je enige, van wie je zoveel houdt’ - te gaan offeren op de berg Moria. Uitgerekend dit huiveringwekkende verhaal hebben jodendom, christendom en islam gemeenschappelijk. “… Zanger Leonard Cohen, die als joodse jongen al jong werd geconfronteerd met het verhaal van Isaaks offer, schreef aan het eind van zijn leven het lied ‘You Want It Darker’, waarvan het refreintje ‘hineni, hineni’ aan dit verhaal refereert. Onder begeleiding van een synagogekoor snauwt hij naar de God van het kinderoffer: ‘If you are the dealer, I’m out of the game.’ In de jaren zestig heeft de zanger het verhaal ook in een liedtekst verwerkt: ‘The Story of Isaac’ is een hervertelling vanuit het oogpunt van de zoon in plaats van de vader en God. Dit is de conclusie: ‘You who build the altars now to sacrifice these children, you must not do it anymore.’ Geen visioen is heilig genoeg om er een kind aan op te offeren…”. De les die Verheij er uit trekt: “… In de benadering van Leonard Cohen wordt het verhaal van Abraham en Isaak een waarschuwing voor volwassenen in alle tijden. We horen tegenwoordig meestal geen stemmen meer uit de hemel die ons vertellen dat er een kind richting het altaar moet, maar er zijn genoeg heilige huisjes waar kinderen voor moeten lijden. Oorlogen zijn bij uitstek groteske plannen van volwassenen die door jongeren worden uitgevochten. Kleding en technologie zijn de heilige consumptiemiddelen in onze maatschappij, waarvoor kinderen in andere werelddelen onder erbarmelijke omstandigheden moeten werken…”. En dan heb ik het nog maar niet over kinderporno. Of over incest, kindermishandeling en vechtscheidingen.

Wie is Rispa?
Ik kan moeilijk alle onderwerpen behandelen waar Verheij het over heeft. Een intrigerende vraag wil ik er nog wel even uit lichten: “… Wie is Rispa? Als je het antwoord weet, heb je de Bijbel pas écht goed gelezen…”. Ik had in ieder geval geen idee. Rispa blijkt een bijvrouw van de Israëlitische koning Saul te zijn. Over haar verhaal lees je zo heen. Aanhangers van Sauls’ rivaal, de latere koning David, hangen op een berg uit wraakzucht zeven tegenstanders, waaronder twee van Rispa’s zonen, op. “… Wat Rispa besluit te doen is ongekend. Ze spreidt haar kleed op de rotsachtige bodem en blijft van de lente tot de herfst op die plek slapen, vlak naast de rottende lijken van de zeven gehangenen. De Dwaze Moeder avant la lettre slaapt maandenlang in de openlucht op de harde grond en vecht dag en nacht met een stok tegen de boden van de dood: de wilde dieren en de aasgieren die de lijken willen pikken. Rispa komt in verzet tegen het vernederende lot dat haar kinderen hebben moeten ondergaan in naam van een voortslepende vete, in opdracht van de schaamteloze regeerder…”. Koning David wordt getroffen door haar verhaal en laat alle dode lichamen alsnog een eervolle laatste rustplaats geven. “… In haar machteloze maatschappelijke positie, in haar speelbal-zijn van konkelende mannen, bleef zij haar gevoel voor rechtvaardigheid en haar liefde voor haar kinderen trouw. Precies deze verhalen verdienen om naverteld te worden, want de wereld schreeuwt om mensen die kunnen kijken vanuit het gezichtspunt van de Rispa’s – en in actie durven te komen met haar koppige moed…”.

Het eeuwige waarom
Verheij: “… Ik wil laten zien dat religie niet - zoals veel mensen denken - een bundel duidelijke antwoorden op grote levensvragen zijn. Religie is een arsenaal aan rituelen en verhalen die je helpen om gezond met die open vragen om te gaan…”. Job krijgt ook geen antwoorden (zie mijn blog over "Morgen zal het Pasen zijn"). God draait het juist om: hij onderwerpt Job aan een spervuur van vragen. “… Waar was Job toen de aarde ontstond? En is Job wel eens op de bodem van de zee geweest? Heeft Job enige macht over de bewegingen van de sterrenbeelden? Kan Job de geheimen van de wilde stier, de snelle struisvogel en paardenkracht doorgronden? De vragen stormen op hem af en Job doet er verder het zwijgen toe. God spreekt verder en eindigt zijn betoog met een uitgebreide, mythologisch aandoende omschrijving van het nijlpaard en de krokodil, de twee gevaarlijkste dieren uit de regio. De conclusie lijkt te zijn: beste Job, als je de strijd met deze twee dieren al zou verliezen, waarom zou je dan de strijd met de kosmische orde, met God zelf, wél aandurven? Je bent kansloos, want je pakt thema’s aan die je verstand moeilijker kan bevatten dan je handen een krokodil zouden kunnen bedwingen…”. Tegen de vrienden van Job is God beduidend minder mild: “… Dat Job zo dwaas is om grote vragen te stellen, soit. Maar dat deze drie mannen die vragen belerend dachten te kunnen beantwoordden, dat gaat God te ver. Hij geeft hun nog één escape: als ze Job vragen om voor hen te bidden zullen ze hun straf ontlopen. Dat doen ze dan maar…”. Verheij: “… De les is dat je in een volwassen wereld leeft en dus niet moet verwachten dat er kinderlijk duidelijke regels gelden – in de echte wereld kan het slecht aflopen met goede mensen. Dat gebeurt elke dag. Je kunt nog beter met een nijlpaard vechten dan dat je je hersenen pijnigt over de vraag waarom, want het antwoord krijg je niet…”.

Hoe diep je ook gaat…
“… Omgaan met tegenslagen is een cruciale opgave waar ieder mens ooit voor komt te staan, maar de Bijbel wil meer bieden dan alleen troost voor wie het moeilijk heeft. De Bijbelverhalen spreken van een positieve kracht die individuele mensen of een hele maatschappij uit een impasse kan halen…”. Over kerst - het winterfeest - als de viering van gloren van licht, in de kerk: “… een gemeenschap die elk jaar geduldig vertelt over een sprankje duurzame hoop…”. Over Pasen - het lentefeest: “… De lente geeft ons hoop met de steeds terugkerende belofte: hoe diep je ook gaat, je zult ooit tot bloei komen. Jezus gaf door zijn dood en opstanding zelf gestalte aan die belofte…”. Over het ideaalbeeld dat Paulus beschrijft in zijn eerste brieven: “… ‘Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus.’ Daarmee legt hij een bom onder segregatie op basis van rangen en standen, ras, religie en genderongelijkheid. Nu moeten wij ook opstaan, in een nieuw leven zonder de doodse rotzooi van ongelijkheid, machtsverhoudingen, racisme, seksisme en andersoortige onderdrukking…”. De Bijbel zet de wereld op z’n kop: “… Eerder droomde de Hebreeuwse profeet Jesaja ook al van een nieuwe wereld waarin alle verhoudingen anders zijn. Een van zijn visioenen staat gebeiteld in een muur vlak bij het gebouw van de Verenigde Naties in New York: ‘Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal meer het zwaard trekken tegen een ander volk, geen mens zal meer weten wat oorlog is.’ Ietsje verderop in zijn boek neemt Jesaja ook het dierenrijk mee in zijn vredeswensen: ‘Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam, een panter vlijt zich bij een bokje neer; kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze hoeden.’…”. En even verder: “… Jesaja chargeerde, maar sprak wel woorden van waarheid toen hij zei dat we er pas waren wanneer een wolf rustig naast een lam gaat liggen. De Bijbel werkt met name toe naar een betere wereld door vertellingen vanuit het oogpunt van dat lam – van het slachtoffer…”.

There is some good in this World, Mr. Frodo. And it’s worth fighting for.
Verheij: “… Het is volgens de Bijbel onze plicht om een stem te geven aan de weerloze, de verdrukte, de onaanraakbare. Iedereen die in onze maatschappij minder kansen heeft moet de volle aandacht krijgen, zo vonden Jesaja, Jezus en Paulus. Je kunt deze liefdesrevolutie zelf gestalte geven door te eten met, te luisteren naar en ruimte te bieden aan hen met wie de samenleving achteloos omspringt. Dat zijn in zichzelf subversieve daden die een verkeerd sociaal evenwicht doen wankelen en een nieuwe wereldorde bevorderen…”. Verheij eindigt met het citeren van de lofzang van Paulus op de liefde. Het lijkt mij helemaal op zijn plaats dit hier ook te doen:

“… Al sprak ik de talen van alle mensen
en die van de engelen –
had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn
dan een dreunende gong
of een schelle cimbaal.
Al had ik de gave om te profeteren
en doorgrondde ik alle geheimen,
al bezat ik alle kennis
en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen –
had ik de liefde niet, ik zou niets zijn.
Al verkocht ik al mijn bezittingen
omdat ik voedsel aan de armen wilde geven,
al gaf ik mijn lichaam prijs
en kon ik daar trots op zijn –
had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.
De liefde is geduldig en vol goedheid.
De liefde kent geen afgunst,
geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid.
Ze is niet grof en niet zelfzuchtig,
ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan,
ze verheugt zich niet over het onrecht
maar vindt vreugde in de waarheid.
Alles verdraagt ze,
alles hoopt ze,
in alles volhardt ze.
De liefde zal nooit vergaan…”.


Uitgave: Atlas Contact – 2018, 192 blz., ISBN 978 904 503 573 4, € 18,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten