zondag 27 mei 2018

Droef gemoed – Nels Fahner


Subtitel: Nels Fahner in gesprek met Antoine Bodar over depressie

Antoine Bodar is ’s lands meest bekendste priester: veel aanwezig in de media, zelden verlegen om een mening en altijd bereid om een lastig standpunt te verdedigen. Minder bekend is het dat hij, net als velen, kampt met terugkerende depressie. Nels Fahner, freelance journalist voor onder meer “De Nieuwe Koers” en het “Friesch Dagblad”, gaat in dit boekje met Bodar in gesprek over deze kant van zijn persoonlijkheid.

Dood willen

Bodar is een priester die weet wat het is om dood te willen. Dat is bijzonder. Volgens de rooms-katholieke kerk is depressie of, zoals Bodar het liever noemt, ‘melancholie’ een zonde (al is het niet zo’n grote). Volgens de wetenschap is klinische depressie een ziekte. Daar sluit Bodar zich bij aan. De wetenschap is op dit punt verder, meent hij. Hij hoopt dat de lezers zijn openheid over het onderwerp als een handreiking zullen ervaren. Voor het containerbegrip depressie kiest Bodar voor de indeling van de psychiater van wijlen prins Claus, Paul Kielholz. Deze onderscheidt drie groepen: een lichamelijk bepaalde depressie (bijvoorbeeld vanwege een hersenziekte), een endogene depressie (van binnen uit, het zit bijvoorbeeld in de familie) en een psychogene depressie (door lichamelijke en/of geestelijke overbelasting voortkomend uit bijvoorbeeld neuroses, conflicten, verdrietige gebeurtenissen, uitputting). Soms is het moeilijk om het verschil te zien, maar Bodar denkt dat hij tot de laatste groep behoort. Hij vertelt hoe het voor de eerste keer mis ging, toen hij 21 was. Op de drempel naar de volwassenheid; zoals zo vaak. Het leren lukte niet, hij ontdekte dat hij op mannen viel, en in de kerk werd vanwege het Tweede Vaticaanse Concilie het mysterie met de vuilnisman meegegeven, wat hij vreselijk vond: “… Het heilige, dat toch eigenlijk heel belangrijk is in de beleving van een godsdienst, ging teloor…”. Zijn depressie eindigde in een zelfmoordpoging, waarvoor weinig begrip was in zijn omgeving. Een tante, van huis uit psycholoog, hield hem op de been. Dertig jaar later belandde Bodar voor de tweede keer in een depressie, die zes jaar duurde. Nu had hij zich beter in de hand en had hij meer vertrouwen in genezing. Hij kon zijn stemming goed verbergen en wijst op het belang van evenwicht en zelfaanvaarding.

Afwachten en uithouden
Aan de hand van Kierkegaard vertelt hij over de negatieve en positieve kanten van depressie. Negatief duidt hij de agressie jegens jezelf. Positief duidt hij de ‘Sehnzucht’, het heimwee, het diepe verlangen naar de Eeuwige, het absolute. Bodar stelt naar aanleiding van een boek van de theoloog Romano Guardini (1885-1968) dat in spiritueel opzicht “… De eigenlijke zin van de zwaarmoedigheid ligt in de onrust van de mens door de nabijheid van de Eeuwige…”. We houden altijd twijfel of God bestaat, zegt Bodar, maar in een depressie vermoedt de mens “… God in de nabijheid, en daarom is hij zo extreem onrustig. Dat is hetzelfde idee als het gevleugelde woord van Augustinus, vroeger veel geciteerd: en mijn hart is onrustig, tot het rust vindt in U…”. Ik vind dat persoonlijk een ongelooflijk bemoedigende kijk op depressie. Het geeft ook een min of meer aanvaardbare verklaring voor het opvallende gegeven dat je in de calvinistische traditie pas ‘bekeerd’ bent nadat je een zogeheten ‘donkere nacht van de ziel’ hebt beleefd. Toch uit Bodar zich negatief over het zwarte calvinisme (zie mijn blogs over “Hoor nu mijn stem” van Franca Treur en “Licht in augustus” van William Faulkner): “… ‘Een gedeelte van het calvinisme gaat zo ver dat de levensvreugde voor een deel ontnomen lijkt te worden. Dat heeft iets krampachtigs. De predestinatieleer – het maakt niet uit wat jij gelooft, God beschikt – is natuurlijk een verschrikkelijke beperking van ons menselijk zijn.’ Fel voegt hij eraan toe: ‘Zijn we alleen geneigd tot het kwaad? Welnee, door Gods genade zijn we ook geneigd tot iets goeds.’…”.
Het is troostrijker in God te geloven dan niet in God te geloven, meent Bodar. Hij is groter dan wij, dus kunnen we ons aan Hem overgeven. Dat heeft te maken met ‘Sehnzucht’: “… Het gaat over de vraag: waarom leef ik? Ben ik hier niet voor niets? Ik heb een diep verlangen naar dat wat groter is dan ikzelf ben.’…”. Bodar herkent zich in Guardini: “… Hij zegt dat zwaarmoedigheid wortelt in ‘Sehnsucht nach Liebe und nach Schönheit’, een verlangen naar het schone, naar de liefde. Verdriet en vreugde hebben in die zin dezelfde bron, het zijn bewegingen op de bodem van de ziel. Mensen die behept zijn met die ‘Sehnsucht’, met die grote melancholie, vinden het ondermaanse bestaan doorgaans maar plat en armzalig, omdat het zo oppervlakkig is…”. Bodar lijdt aan de leegte. Hij vertelt over een mystieke ervaring die hij had op een dieptepunt in zijn leven. Je kunt zover komen dat je zegt: het leven is zinloos, ik kan maar beter dood zijn. Echter, melancholie kan ook een opmaat zijn tot een soort van geestelijke vernieuwing of wedergeboorte. Ik zag dat inderdaad gebeuren in het leven van een van mijn grote inspirators, Henk Vreekamp, die dwars door alle ellende heen nieuwe lagen in zijn ziel leek aan te boren (zie mijn blog over “Heer der vliegen” van William Golding). Misschien is afwachten en uithouden tóch de moeite waard…

Goddelijke kern
Bodar zegt zich als ‘een plant in midwinter’ gevoeld te hebben. Maar ook in een toestand van inertie zijn wij belangrijk voor God. Het zou goed zijn als het mysterie terugkomt in onze onttoverde maatschappij, meent Bodar: “… Wij zeggen vaak dat God in ons zit, maar wij zijn veeleer opgeborgen in Hem. Dat vind ik veel boeiender. Natuurlijk hebben wij een goddelijke vonk. Als Willem Kloos dicht dat hij God is in ’t diepst van zijn gedachten, dan betekent dat, bescheiden gezegd, dat wij deel aan God hebben. Maar de gedachte dat we wat onze zuivere kant betreft in God zijn opgenomen, is als beeld veel verder reikend.’…”. En even verder: “… Een katholieke psychiater schreef dat zijn manier van behandelen was veranderd toen hij in een begrip als de ‘ziel’ ging geloven. Maar wat is de ziel precies? Bodar: ‘De ziel is onze kern. Denk maar aan de uitdrukking “u trapt op mijn ziel”. Zoals Plato al leerde: de ziel blijft. Dat leren ook de christenen. Ons lichaam is de tempel van de Heilige Geest geweest; het wordt besprenkeld met wijwater, als herinnering aan het doopsel, en het wordt bewierookt bij de uitvaart als herinnering aan de Heilige Geest. Dat wordt teruggegeven aan de aarde en vergaat. Maar de kern blijft, en die wordt geoordeeld.’…”. De ziel is eeuwig, en bestaat buiten ons om:“… Op enigerlei wijze heb je deel aan de eeuwigheid als je je met God inlaat…”. Hij pleit voor ironie, het jezelf niet al te serieus nemen. Prachtig vertaalt Bodar het begrip troosten naar iemand ‘beschermen’. Ook door anderen te helpen, kunst en boeken kun je getroost worden. Hij heeft het over Petrarca en de historicus Johan Huizinga. “… Het lijkt erop dat je omgeven met boeken een soort alternatieve therapie kan opleveren…”. Daar kan ik over meepraten.

Kan een hele cultuur depressief zijn?
Bodar vindt het bijna onvoorstelbaar hoe de geseculariseerde maatschappij denkt over de dood: “… je maakt je geld op, je maakt nog een reis, je vindt dat je een mooi leven hebt gehad en je stapt eruit. Dat begrijp ik niet, dat is zó rationeel. Het metafysische perspectief is dan niet meer aanwezig, behoudens misschien in de opvoeding die je je kinderen hebt meegegeven. Als je dus pertinent niet gelooft in het leven na de dood, en je vindt zelfs dat je “klaar bent met leven” – om die slogan te gebruiken – dan beperk je je tot het verstand. Dat is voor mij niet te volgen…”. Bodar is bang dat een wereldbeeld dat stoelt op het materialisme een bedreiging vormt voor kwetsbare mensen. Is iemand van tachtig opereren aan het hart niet veel te duur? Een en ander relateert hij aan de roman “Winter in Gloster Huis” van Vonne van der Meer (zie hier). Niet alleen de invloed van het christendom neemt af, maar ook van het humanisme, waardoor we volgens hem in een soort neo-heidendom zijn beland. Kan een hele cultuur depressief zijn? “… Een maatschappij die niet openstaat voor het transcendente, schrijft Ratzinger, wordt een ‘grauwe wereld zonder viering van het leven’, waarin ‘feitelijk niets gebeurt, omdat men simpel niet meer doet dan zichzelf herhalen’. …”. Ik dacht aan een buurvrouw, een ex-katholiek, die zei dat sinds we niets meer hebben met de kerk, we ook ‘niets meer meemaken’. En aan het feit dat ik de eerste roman nog moet tegenkomen waarin het niet óf op een positieve, óf op een negatieve manier, hoe dan ook, wel een keertje over God gaat. Bodar: “… Je kunt als persoon in jezelf opgesloten zitten, en geen zin meer hebben om naar buiten te komen. Je snijdt je af van andere mensen, zet de bel af en je geraakt in een neerwaartse spiraal, steeds verder naar beneden. Je isoleert je en mensen maken zich zorgen om je, als ze tenminste mededogen met je hebben. Zo kan het gaan met een depressief persoon. Maar een samenleving die zich in zichzelf opsluit, en die de evolutie zo interpreteert dat we niets meer zijn dan dieren, gebeurt daar niet hetzelfde mee?...”. En even verder: “… De analyse van Ratzinger sluit aan bij die van de eerdere paus Johannes Paulus II die sprak over ‘een cultuur van de dood’, en Johan Huizinga, die stelde dat een cultuur die niet transcendent is, niet ergens naar streeft, verloren gaat…”. Depressie wordt inmiddels volksziekte nummer een genoemd. Bodar meent dat dat komt omdat iedereen probeert te leven zonder hoop, zonder perspectief: “… Volgens Ratzinger ligt dat perspectief in de uitnodiging van het geloof. Hij schrijft: ‘De moed om de goddelijke dimensie in ons zijn te ontdekken en te aanvaarden kan onze zielen en onze samenleving een nieuwe stabiliteit geven.’…”. Je zou er bijna katholiek van worden…

Uitgave: Meinema – 2018, 79 blz., ISBN 978 902 114 495 5, € 9,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten