vrijdag 21 september 2018

Fenrir. Een lang weekend in de Ardennen – Hella S. Haasse


Nu ik toch met het thema ‘wolven’ bezig ben heb ik er gelijk maar "Fenrir" van Hella Haasse achteraan gelezen. Zoals Dik van der Meulen vertelde (zie mijn vorige blog), was Fenrir een hellehond van een wolf uit de Noordse mythologie. In het ingewikkelde en thrillerachtige verhaal van Haasse spelen wolven een grote rol. Het kent geen plot. Eigenlijk moet iedere lezer er zijn eigen kop en staart in zien te ontdekken. Zonder het boek van Van der Meulen had ik "Fenrir" waarschijnlijk nog veel ondoorgrondelijker gevonden dan nu het geval is, denk ik. Ik vind dat het de duistere mystiek van de Edda aardig benadert. Dat is precies waarom het boek toch mateloos fascineert.

Wolvenobsessie

Hoofdpersoon is de 23-jarige journalist Matthias Crone, die evenals Dik van der Meulen uit mijn vorige blog, van jongs af aan geobsedeerd is door wolven. Hij verzamelt alles wat hij over deze dieren kan vinden. Ooit wil hij nog eens een soort van wolvenencyclopedie schrijven. Hij gaat naar een concert van een al wat oudere, want grijs gelokte, pianiste van wie hij weet dat ze in de achtertuin van haar huis in de Ardennen wolven houdt. Er is geen kans om haar te ontmoeten. Na een ongeïnspireerde uitvoering blijkt dat ze vanwege dringende persoonlijke omstandigheden hals over kop is vertrokken. Dan stuit hij op publicaties van een vergeten antropoloog. Over oeroude Noorse vormen van bijgeloof rond de wolf. Wat blijkt, de pianiste en de wetenschapper hebben dezelfde achternaam. En wát voor naam: Waldschade. Dat kan toch bijna geen toeval zijn?! Frappant is dat Hella Haasse, bij monde van Matthias, in enkele bladzijden alle ter zake doende informatie over de wolf te berde brengt. Daar had Dik van der Meulen een heel boek voor nodig. De hand van de meester, denk ik dan. In haar roman wisselen verschillende schrijfstijlen elkaar af. Het gaat linea recta verhalenderwijs via dagboek c.q. briefstijl naar toneelversie en zelfs krachtenberichten, met evenzoveel perspectieven.

Breidablick
De dagboeknotities zijn in vorm van een brief geschreven door de pianiste, Edith. Ze schrijft ze aan haar al twintig jaar vermiste liefdespartner. Een joodse violist die tijdens een familiebezoek in Israël een ongeluk heeft gekregen waardoor hij met hersenschade in een kliniek moet zijn beland. Edith is er nooit achter gekomen waar. Het lijkt er op dat zijn familie hem vanwege haar familieachtergrond heeft willen afschermen voor haar. De voornoemde antropoloog is haar papa. Germaanse mythologie is na de Tweede Wereldoorlog niet koosjer – op zijn zachts gezegd. Prachtig schrijft Haasse over de verwarrende invloed die haar vader op Edith heeft gehad. Een verwarring die ik ook bij mijn grote christelijke inspirator Henk Vreekamp bespeurde, en ergens wel deel. Vreekamp hield zich intens bezig met de triade jodendom-christendom-heidendom. Ik zal het proberen uit te leggen. In de hal van het ouderlijk huis, waar Edith is blijven wonen, hangt een enorm schilderij van Fenrir: “… In een hemel vol woeste donkere wolkenmassa’s bespringt een monsterlijke zwarte wolf met opengesperde muil en uitgestrekte klauwen de ondergaande zon…”. Als kind was ze er vreselijk bang voor. Ze kreeg er nachtmerries van. Haar vader vertelde haar dat de Wolf Fenrir jaar na jaar probeert de zon te verslinden (zie ook het principe van leven-dood-leven waar Clarissa Pinkola Estés het over heeft in “Woman Who Run With the Wolves”): “… De zon verliest aan stralenkracht, dooft tot een bloedrode bol, weerloze prooi voor het ondier. Oorlog en rampen teisteren de wereld, kinderen vermoorden hun ouders, broers slaan elkaar dood, ‘de mens is de mens een wolf’, een ijskorst bedekt de aarde, en dan wordt het voor lange, lange tijd nacht…”. Hij legde haar uit dat “… Fenrir een verbeelding was, zoals draken en reuzen in sprookjes. Vanaf die tijd heeft hij mij stap voor stap, met woorden die steeds aangepast waren aan wat ik begrijpen kon, ingewijd in de dingen die hem bezighielden, vooral die van de Kelten en van de volken uit het Hoge Noorden…”. Maar het waren de jaren dertig, Hitler stond voor de deur, dus drukte hij Edith op het hart te zwijgen over wat ze wist. De mensen zouden haar verkeerd begrijpen. Haar vader, die zich krachtig van het nazisme distantieerde, stierf als een zwaar ontgoocheld man. Zijn vakgebied was vervloekt. Hij kocht het eenzame huis in de Ardennen, midden in de donkere uitgestrekte sparrenwouden, en noemde het ‘Breidablick’: “… dat betekent ‘wijd uitzicht’ in de taal van de Edda-liederen. En dat, terwijl wij vanuit onze ramen niets anders zagen dan dicht geboomte. Breidablick, zo heette in de Oudnoorse mythologie de woning van Balder, de god van licht en vreugde. Breidablick was, zei mijn vader, een innerlijke staat van zijn, onafhankelijk van de omgeving…”. Het gekke is dat dit heidendom prima is te meten met het christendom. Fenrir zou voor de duivel kunnen staan, die steeds probeert ‘de zon der gerechtigheid’, Christus, op te vreten. Aan de andere kant: christenen, de protestanten symbolisch en de katholieken zelfs echt, éten ‘de zon der gerechtigheid’, Christus, ook werkelijk. Tijdens het sacrament van het Heilig Avondmaal. ‘Dit is mijn bloed, dit is mijn lichaam, dat ik voor U gegoten heb’. Het symboliseert dat Christus, ‘de zon der gerechtigheid’, als de Heilige Geest, ín je leeft. Dat is ook ‘een innerlijke staat van zijn, onafhankelijk van de omgeving’. Er zijn dan ook theologen geweest die stellen dat het christendom niet zozeer de ‘vervanging’, dan wel de ‘vervulling’, van het heidendom is. Christus stopt de eeuwige kringloop van leven-dood-leven. Wie tot Hem komt zal ‘nimmer meer dorsten’. Hoe paradoxaal is dit alles: door de zon in te slikken zal de monsterlijke Fenrir veranderen in een mak schaapje – volgens de Bijbel!

Herfstevening
Al snel wordt duidelijk waarom Edith zo abrupt met haar piano tournee stopte. In een krantenbericht leest ze dat haar zus, die met haar man en dochter bij haar inwoont – het chalet is immers voor de helft van haar – een bizar middernachtelijk herfsteveningsfeest heeft gehouden op het landgoed, dat een dubieus gezelschap zou hebben aangetrokken. Skinheads, neonazi’s? De pers ruikt lont. Edith wil orde op zaken gaan stellen. Haar zus heeft zich tijdens haar studie gericht op folkloristische liederen uit allerlei landen waarbij ze zich met een harp begeleidt. Waar haar vader al bang voor was is uitgekomen: ze is als ‘Wijze Vrouw’ verzeild geraakt in kringen waar een soort van mystieke verheerlijking van oeroude zeden en rituelen beoefend wordt. De link met rechts-extremisme en populisme is snel gelegd. Tel daarbij op dat hun moeder ook nog eens uit een bekend Vlaams Blok-milieu stamt, en het plaatje is compleet. Edith wil dat haar zus met haar gezin verhuist. Alle kosten die het levensonderhoud op Breidablick met zich meebrengt komen toch al op haar neer. Haar lanterfanterende zwager heeft nog nooit gewerkt. Haar zus heeft andere plannen. Wil een huttendorp voor Oerhemers uit de grond stampen. Toe maar. Edith is er faliekant tegen dat het landgoed een trefpunt wordt voor leden van Oerheimverenigingen, laat staan een vrijplaats voor ultrarechtse organisaties.

Lone wolf
Thuis aangekomen, gaat haar zus haar uit de weg. Ze blijkt nogal in de war over het feestje dat anders is gelopen dan gedacht. Ook de wolven laten zich na de inbreuk op hun territorium niet meer zien. Dan duikt er een sluwe vreemdeling op. Een zestiger die zich voorstelt als een halfbroer van Edith. Afkomstig uit een eerder huwelijk van haar vader: aangenaam. Hij draagt een enorme snor waaronder hij een hazenlip verbergt. In zijn jeugd is hem verteld dat hij door een wolf werd gebeten, wat volgens hem heel wat stoerder overkomt dan een aangeboren gebrek. Deze zelfbenoemde ‘einzelgänger’ trekt de onkreukbaarheid van de rassentheorieën van hun vader genadeloos in twijfel door ze volledig uit hun verband te rukken, wat Ediths’ onzekerheid heftig voedt. Hij staat op goede voet met haar zus: wat bekokstoven die twee? Hij pleegt met een geweer rond te sjouwen in de bossen. De ‘lone wolf’: Fenrir – dacht ik onmiddellijk. Zonder terughoudendheid geeft hij toe op Breidablick te azen. Na een nacht te hebben geslapen ontdekt Edith dat het toegangshek naar het landgoed open staat en haar drie wolven zijn verdwenen. Gaandeweg komt Edith tot het inzicht dat ze geen idee heeft wat er zich onder haar ogen, in haar eigen huis, afspeelt. Ze is zo opgegaan in haar muziekwereld dat ze niet in de gaten heeft gehad hoe de buitenwereld om haar heen veranderde. Dit maakt het boek – uit 2000 – nog steeds bijzonder actueel. Weten wij wat er zich beweegt in de onderstromen van onze cultuur? En dan doel ik zeker niet op Wilders die openlijk zijn denkbeelden uit. Maar op de teruggenomen uitspraken van minister Blok. En hoe komt bijvoorbeeld VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff op het discriminerende voorstel om de misdaad in bepaalde probleemwijken harder te straffen dan elders? Dan is er toch wel wat aan de hand? Een kat in het nauw maakt vreemde sprongen.

Verborgen geschiedenis
Terug naar de journalist. In een bruine kroeg in Amsterdam komt hij een oude klasgenoot tegen die als ingehuurd beroepsprovocateur tijdens demonstraties en rellen goud geld zegt te verdienen. Ik wist niet eens dat je daar betaald voor kan krijgen! Als Matthias vertelt over zijn fascinatie voor wolven herinnert de louche avonturier zich een dronken verzoek van een jongedame in een kroeg. Of hij een stel wolven op een landgoed in de Ardennen zou willen doodschieten. Dat móeten wel de wolven van de pianiste zijn. En het meisje móet wel haar inwonende nichtje zijn. Samen besluiten ze op zijn Harley Davidson een kijkje te gaan nemen bij Breidablick. Aldaar aangekomen ontvangt het ontevreden pruilerige meisje hen als haar logé’s en vertelt over het feest dat volgens haar veranderde in een orgie van geweld en aanranding door enge kerels die waren verkleed als weerwolven. Of het allemaal waar is? Het doet een beetje denken aan het weergaloze debuut van Donna Tartt: "De verborgen geschiedenis". Een watertandende Matthias krijgt verder de kans zijn licht op te steken in de overgeërfde bibliotheek van haar grootvader, vindt aantekeningen die op een onverkwikkelijk familiegeheim duiden, en ontmoet de pianiste die op de derde verdieping van het huis haar onderkomen heeft.

Heksenjacht

Dan wordt er in de omgeving een mensenhoofd gevonden. De ontsnapte wolven krijgen de schuld. Ook al hebben de in gevangenschap opgevoede dieren nog nooit levend aas gegeten. Een ware heksenjacht ontstaat. De familie krijgt anonieme brieven en wordt telefonisch bedreigd. Een en ander leidt tot verrassende beschouwingen over het begrip ‘identiteit’ en over onze ‘wortels’. Als wij onze diepste ‘volksaard’ loslaten, kunnen we dan nog wel vanuit ons ‘wezen’ op een authentieke en ontroerende manier kunst scheppen? Verliezen we dan niet iets ‘ondefinieerbaar essentieels’? ‘Onze ziel’ bijvoorbeeld? Dit wordt vanuit zowel Joodse als Germaanse hoek ter discussie gesteld. Ik denk dat dat het precies is wat de inmiddels overleden Henk Vreekamp zocht in zijn theologiseren. Echtheid. Waarachtigheid. Eerlijkheid. Kunst en godsdienst hebben veel overeenkomsten. Wat betekent het om als heiden tegenover de God van Israël te staan? Zelfkennis is godkennis, schreef de grote reformator Calvijn al. Een en ander doet denken aan de tegenwoordige discussie over de Engelstalige opleidingen aan Hogescholen en Universiteiten. Kunnen wij nog wel tot het diepste doordringen in vakken als wiskunde en natuurkunde als wij daarvoor niet onze ‘eigen’ taal gebruiken? En aan het mediabericht dat de studie Nederlands dreigt te verdwijnen. Zullen we op den duur nog wel in staat zijn schoonheid te lezen en schoonheid te zien? Zullen we nog woorden kunnen vinden om te troosten, te bemoedigen, te overtuigen, lief te hebben? De halfbroer van Edith heeft het aldoor over rassenpolitiek. Hij wil asielzoekerscentra opzetten. Niet omdat hij zo begaan is met die mensen, maar omdat Nederland volgens hem totaal verloedert. Kijk naar dat door-en-door verwende nichtje van hem, die zich als een hoer gedraagt, door met dat vriendje van die journalist aan te pappen. Islamitische meisjes lopen er niet half naakt bij. Die hebben tenminste nog eergevoel.

Mindfuck
Het boek eindigt in een doolhof van feiten. Er wordt een dode, zwarte wolf gevonden, die niet bij de roedel van Edith hoort. Waar komt hij dan wél vandaan? Er duiken illegale Oost-Europese gastarbeiders op. Ze spreken geen woord Nederlands. Wie heeft die besteld? Er wordt geschoten in het bos, waarbij de halfbroer van Edith gewond raakt. Waarom? Matthias’ vriend wordt opgepakt door de gendarmerie. Terecht? En wat is er precies met die violist gebeurd? Alle personen waarmee Matthias dat weekend in de Ardennen te maken heeft, vertellen een ander verhaal. Wat is waarheid? Wat is leugen? Als Matthias op een dag door zijn Gelderse geboortestreek dwaalt stuit hij nota bene weer op de, inmiddels invalide, halfbroer van Edith. Een echte Fenrir! Het boek roept meer vragen op dan het beantwoordt. Het deed me denken aan de film “Tiere” van Greg Zglinski, die ik vorige week op het filmfestival van Film by the Sea zag. Er wordt gespeeld met ons verlangen naar begrijpen. Het script is gebaseerd op “Relativity”, een ets van Escher: eeen trappenhuis waar je eindeloos in rond kunt dolen. Iedere interpretatie van Tiere/Fenrir zegt meer over de kijker/lezer dan over de maker. Het leuke is verder dat dit verhaal zich eind september, begin oktober afspeelt – zodat het ook nog eens prima past in het jaargetijde dat we momenteel doormaken. Een echt herfstboek dus. Je merkt het al: ik ben ‘wild’ enthousiast. Dit is kunst met een grote K.

Uitgave: Querido – 2000, 163 blz., ISBN 978 902 146 480 0, € 6,00
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten