Menu

zaterdag 1 september 2018

De ontembare vrouw – Clarissa Pinkola Estés


Toevoegsel: als archetype in mythen en verhalen

Ooit ben ik deze blog begonnen omdat ik geloof dat verhalen kunnen genezen. Dat boeken kunnen helpen in de zoektocht naar wie je in wezen bent. Ik wist niet dat een traumadeskundige aan de andere kant van de wereld precies hetzelfde dacht en daar in de jaren negentig een boek over schreef: Dr. Clarissa Pinkola Estés. Eindelijk ben ik dat boek tegen gekomen. Ik bleek nóg een liefde met Estés gemeen te hebben: Carl Gustav Jung (zie hier). Estés: “… Ik werd enorm aangetrokken door het werk van Jung omdat hij het leven van een kunstenaar omhelsde en leefde: hij beeldhouwde, schreef, las de boeken, ging de grafkelders binnen, roeide over de rivieren; dat is het leven van een kunstenaar…”.

‘Zij Die Weet’

De Engelse titel van “De ontembare vrouw” luidt “Women Who Run With the Wolves. Myths and Stories Of the Wild Woman Archetype”. Volgens Estés draagt iedere vrouw diep in haar ziel het beeld van de ontembare vrouw met zich mee. Oftewel de oervrouw dan wel de wilde vrouw. Of voor mijn part vrouwe wijsheid of vrouwe nature. Het maakt niet zoveel uit hoe je haar noemt – misschien wel: de oude bes. Ze is ‘Zij Die Weet’. Ze is de oude dikke vrouw met het schort aan die modder op de muren van het huis van de ziel smeert. Zodat deze niet instort. Ze loopt op sloffen en haar jurk is van voren langer dan van achteren. Zo’n type dus. Het is volgens Estés belangrijk haar in je binnenste op te sporen en contact met haar te leggen. Waar Estés opgroeide hingen nog wolven rond. Ze vindt dat het archetype van de ontembare vrouw veel weg heeft van een wolf. En we moeten die wolf léven: “… Sommige mensen zullen het niet prettig vinden als je overal aan snuffelt om te zien wat het is…”. Estés, met affectie: “… al zouden sommigen misschien liever zien dat je je netjes gedroeg en niet een gat in de lucht sprong van vreugde of mensen om de hals vloog om ze te verwelkomen, doe het toch maar…”. Vrouwen zijn op allerlei manieren in een stramien gedwongen, maar “… de schaduw van de Ontembare Vrouw sluipt nog altijd ongemerkt achter ons aan tijdens onze dagen en in onze nachten. En waar we ook zijn, de schaduw die achter ons aan trippelt heeft onmiskenbaar vier poten…”. Ik kan niet ontkennen dat deze voorstelling van zaken mij aan het grijnzen maakt. Estés: “… Als mijn verwanten voor mij, liep ik elegant op hoge hakken te wiebelen en droeg ik een jurk en een hoed wanneer ik naar de kerk ging. Maar mijn legendarische staart kwam vaak onder mijn rok uit, en mijn oren trilden tot mijn hoed over mijn ogen viel en soms pardoes door de kamer vloog…”. Haha, dat ken ik. Ik moest vroeger ook keurig met een rokje aan en een hoedje op naar de kerk. Echter, uiterlijk zegt niets over innerlijk. Veel vrouwen hebben een woestijnleven geleefd: heel bescheiden aan de oppervlakte, maar immens onder de grond: “… De woestijn is niet welig als een bos of een oerwoud. De levensvormen ervan zijn heel intens en mysterieus…”. Haar advies: “… Zoek de woestijn af, wie weet wat je vindt…”. Archetypen kun je niet zien, maar hun sporen tref je als voorstellingen en symbolen aan in verhalen, literatuur, poëzie, schilderkunst en religie. Estés: “… De gloed, de stem, de geur ervan is schijnbaar bedoeld om ons te verheffen, zodat we niet alleen de stront op onze staart zien maar ook nu en dan in het gezelschap van de sterren vertoeven…”. Het vervult ons met een gevoel van groei en grootsheid. Wie het vatten kan, vatte het.

Weerbaarheid

Estés legt aan de hand van een serie sprookjes, mythen en volksverhalen het thema van de ontembare vrouw uit. Soms begrijp ik heel goed waar ze het over heeft, soms snap ik er geen barst van. Ik heb commentaren van mensen gelezen die helemaal niets met dit boek hebben. Dat kan. Ik wel. Ik ben deze manier van interpreteren misschien een beetje gewend omdat ik al bijna een halve eeuw naar de kerk ga. In preken worden de Bijbelverhalen ook van haver tot gort en van achter naar voren ontleed. Mensen verplaatsen zich in personen als Job of Jezus (What Would Jesus Do). Soms is er meer sprake van ‘inlegkunde’ dan ‘uitlegkunde’, maar ja. Uit de Bijbel kun je halen wat je wilt, denk ik, en dat is de eeuwen door ook gedaan. Mensen zijn met Bijbelteksten om de oren geslagen die net zo hard vóór als tégen vrouwen of slavernij of geweld enzovoorts pleiten. Estés doet eigenlijk hetzelfde. Het allereerste wat volgens haar moet gebeuren, wil je een ‘heel’ mens worden, is afrekenen met je innerlijke ‘tegenstander’. Degene die alles afkraakt. Dat stemmetje die we allemaal wel kennen en die er bij voorbaat al van overtuigd is dat niets jou gaat lukken. Estés bespreekt deze ingeschapen kwelduivel aan de hand van “Blauwbaard” – een sprookje over weerbaarheid. Ze heeft het over de grenzeloze naïviteit waarmee vooral jonge, onervaren vrouwen in zee gaan met blauwbaarden. ‘Een man die zo charmant is, kan toch niet zo beroerd zijn als ze zeggen?’ Zie de loverboys. Zie de seksuele roofdieren onder hulpverleners en kerkleiders. De wereld is een gevaarlijke plek. Een meisje hoort een blauwbaard te herkennen door de wijze lessen van haar ouders, maar soms ontbreken die: “… Achteraf beschouwd zijn we bijna allemaal wel eens overrompeld door een fascinerend idee of een min of meer imponerende persoonlijkheid die s’ nachts door ons psychisch raam naar binnen kroop. Ook al dragen ze een bivakmuts, hebben ze een mes tussen hun tanden en een zak geld over hun schouder, we geloven hen toch wanneer ze ons vertellen dat ze bankier zijn…”. Blauwbaard kan een destructieve godsdienst, echtgenoot, familie, de negatieve complexen in jezelf, of een combinatie van dat alles door elkaar zijn.

Volwassen worden

“Vasalisa” is een Russisch sprookje – zie hier. Het gaat over het doorsnijden van je geestelijke navelstreng en het leren vertrouwen op je eigen intuïtie, voorgesteld als een popje dat Vasalisa van haar stervende moeder krijgt, en instinct, voorgesteld als de oude enge heks Baba Jaga. Vasalisa die eerst een “… honnepon met hemelsblauwe ogen was…” moet een “… vrouw die haar macht voor zich uit draagt…” worden. Volwassen worden betekent: “… De taak aanvaarden van het alleen zijn, het ontwikkelen van je eigen bewustzijn betreffende gevaar, intriges, gekonkel. Zelf, en omwille van jezelf, oplettend worden…”. Vrouwen moeten hun ‘Aardig-Aardig’- complexen overwinnen, “… die maakten dat ze, hoe ze zich ook voelden en wie hen ook aanviel, zo lief reageerden dat het bijna misselijkmakend was. Overdag glimlachten ze misschien vriendelijk, maar 's nachts lagen ze als woestelingen te tandenknarsen. De Jaga in hun psyche vocht om een manier om zich te uiten…”. De spanning tussen wie men je geleerd heeft te zijn en wie je eigenlijk bent “… veroorzaakt een schokkend besef waartoe alle vrouwen moeten komen, en dit is: door onszelf te zijn worden we door vele anderen verbannen, maar leggen we ons neer bij wat anderen van ons willen, dan worden we uit onszelf verbannen…”. Zie bijvoorbeeld “Hoor nu mijn stem” van Franca Treur. Veel mannen begrijpen niets van vrouwen. Ze zouden wispelturig zijn. De ene keer zus, de andere keer zo. Aan de hand van het korte Afrikaanse sprookje “Manawee”, dat handelt over een man die om de hand van twee zusjes vraagt, legt Estés de complexe vrouwelijke natuur uit. De vader stemt alleen toe in een huwelijk als de man de namen van beiden raadt. Zijn hondje komt er na allerlei hinderlagen uiteindelijk achter. Dit is niet alleen maar een verhaal uit een polygame cultuur. De vrouwelijke psyche is dubbel. De innerlijke vrouw is tegengesteld aan de uiterlijke. Deze twee aspecten vormen een geheimzinnige eenheid die een man moet leren doorzien wil hij een vrouw begrijpen. Een vrouw is in balans als deze tweeledigheid zich harmonieus ontwikkelt.

Het niet-mooie
Aan de hand van het sprookje over “De skelettenvrouw” heeft Estés het over het principe van Leven/Dood/Leven die in een levenslange relatie aanvaard moet worden. De cyclus van geboorte, ontwikkeling en dood die altijd weer gevolgd wordt door een wedergeboorte. Het leven bestaat uit pieken en dalen, en het is zaak daar zo efficiënt en soepel mogelijk op te leren reageren. Wolven doen dat van nature. Dat vereist gratie en wijsheid. Dat vereist geduld en vaardigheden. Als we iemand aan de haak slaan krijgen we er een hele onderwereld bij. Die zie je niet. Moet je daar bang voor zijn? “… Angst is een armzalig excuus om het werk niet te doen. We zijn allemaal bang. Dat is niets nieuws. Als je leeft ben je bang…”. Als we alleen maar willen dat het voor altijd tof blijft, is een relatie geen lang leven beschoren. Dan zullen we ook niet de kans krijgen te groeien. Elkaar te transformeren. We moeten bereid zijn het niet-mooie in de ander en in onszelf aan te raken. Het verraste mij dat Estés aanbeveelt niet gelijk met elkaar in bed te duiken, maar eerst de kennismaking met het principe van Leven/Dood/Leven in een relatie te leren beheersen – omdat het daarna veel moeilijker wordt. Als je het hebt over ‘zielloze seks’… Ik vraag me af of dát het niet is wat er mis is aan de onmiskenbaar beroerde staat van onze hedendaagse relatievorming. We willen allemaal ‘voor altijd en eeuwig’, maar ja. Verder. Als je je een zwarte boon in een berg groene erwten voelt gaat het sprookje “Het lelijke jonge eendje”, van Hans Christian Andersen, waarschijnlijk over jou. Over het zoeken van de groep waar je bijhoort. Estés noemt het een geestelijk kernverhaal. Volgens haar is volle psychologische ontplooiing niet mogelijk voordat dit essentiële punt bereikt is. Ze heeft het over de dans van de Indiaanse Vlindervrouw, La Mariposa, en de aanvaarding van het lichaam: “… Het overgeërfde fysiek van een vrouw belasteren of veroordelen heeft tot gevolg dat er de ene na de andere generatie van zorgelijke en neurotische vrouwen wordt gekweekt…”. Nou, als ik naar al die uitgebate lijven in de reclame- en showwereld kijk, denk ik dat deze boodschap keihard nodig is. Het pathologiseren van de verscheidenheid in vrouwenlichamen, en de aanmoediging van vrouwen om hun lichaam te verminken vanwege een eenzijdig schoonheidsideaal, wijst volgens Estés op een verminkte cultuur en natuur. Dat behoeft geen betoog.

Hij moet wassen, ik moet minder worden
Prachtig legt Estés het sprookje “De rode schoentjes” uit, waar ik lang geleden een prentenboekversie van heb gerecenseerd (zie hier, wonderlijk hoe sommige verhalen steeds weer terugkomen). Als een vrouw losbreekt uit een beknottende omgeving, kan het zijn dat ze vervalt in grenzeloos gedrag, omdat ze niet gewend is haar gezonde verstand en instinct te gebruiken. Hetzelfde zie je bij gedomesticeerde dieren die als ze vrijgelaten worden verwilderen: “... Als er van een vrouw verwacht wordt dat ze een dame is die netjes met haar benen bij elkaar zit, als ze zo opgevoed is dat ze van schrik hoort om te vallen bij het horen van ruwe taal, als ze nooit iets anders heeft mogen drinken dan gepasteuriseerde melk… pas dan maar op als ze vrij is! Dan kan ze misschien opeens niet meer van de gin-fizzes afblijven, dan hangt ze misschien als een dronken matroos in een stoel en slaat ze taal uit die de verf van de muur doet bladderen…”. Bevrijding moet behoedzaam en geleidelijk gebeuren. Ontspoorde voorbeeldfiguren die uitgeput uit de hemel vielen zijn er legio: Janis Joplin, Frances Farmer, Billie Holliday, Anne Sexton, Sylvia Plath, Sara Teasdale, Judy Garland, Bessie Smith, Edith Piaf, Marilyn Monroe, Frida Kahlo.
Het IJslandse verhaal “Selkie-o-Pamrauk” heeft Estés bewerkt naar “Zeehondehuid, zielehuid”. Een verhaal over waar me vandaan komen, waar we heen gaan, over thuiskomen en leven in twee werelden: “… Bij etnische groepen over de hele wereld, waaronder vele in de poolstreken en West-Afrika, zegt men dat mensen niet echt leven totdat de ziel het leven schenkt aan de geest, deze verzorgt en voedt en met kracht vult. Men gelooft dat de ziel zich ten slotte terugtrekt in een verder weg gelegen domein, terwijl de geest zijn onafhankelijke leven in de wereld begint…”. Dat lijkt mij precies de spiritualiteit in het christendom. Dat is Bijbelse taal: “…Hij moet wassen, ik moet minder worden…” (Johannes 3:30). Ooit hoorde ik een verhaal van een missionaris die vertelde dat de uitdrukking ‘het lam Gods’, voor Jezus, de Inuits niets zegt. Om een beter beeld over te brengen vervingen ze het schaap voor een zeehond. Wat stelt Estés tot mijn ontroering aan het eind van het sprookje: dat een kind steeds naar de zee gaat om daar met oude, wijze zeehond te praten, “… degene die ons meer dan ieder ander onverminderd, onvoorwaardelijk en met grote duurzaamheid liefheeft. We hoeven alleen maar in die bezielde ogen te kijken die ‘wild en wijs en liefdevol zijn' en ervan te leren…”.

Er was eens
Aan de hand van sprookjes als “La Llorona” en “Het meisje met de zwavelstokjes” heeft Estés het over wat jouw creativiteit afbreekt dan wel voedt. Ze vertelt over de Griekse buikgodin Baubo die met haar obscene grapjes vrouwen aan het lachen maakt, zonder vulgair te worden. Er is geen medicijn dat beter is voor vrouwen, dan de lach die de buik doet schudden: “… Ik heb het koffiekransje altijd beschouwd als een overblijfsel van een oeroud vrouwelijk ritueel van het samenzijn, van ‘buikpraat’ van vrouwen die hun gemoed luchten, de waarheid vertellen, zich suf lachen, opgewekt voelen, weer naar huis gaan - alles beter…”. De kleine gekscherende buikgodin geeft ons volgens Estés het interessante idee dat een beetje obsceniteit ons kan helpen een depressie te overwinnen (ik moest gelijk aan Marieke Lucas Rijneveld denken). Er is niks mis met af en toe eens wat oneerbiedig zijn tegenover jezelf en anderen.
Ongelooflijk sterk vertelt Estés over het te boven komen van woede en het werken aan vergeving, in verband met het Japanse verhaal over “De maansikkelbeer”. “… Bedenk dit: veel mensen hebben moeite met vergeven, omdat ze geleerd hebben dat het een afzonderlijke handeling is die in één keer voltrokken moet worden. Dat is niet waar. Vergeving heeft veel lagen, vele seizoenen. In onze cultuur bestaat het idee dat vergeving een kwestie van 100 procent is. Alles of niets. Er wordt ons ook geleerd dat vergeving betekent door de vingers zien, doen alsof er niets gebeurd is. Dat is ook niet waar…”. Hoe weet je wanneer je vergeven hebt? “… Je voelt vaker verdriet dan woede naar aanleiding van een gebeurtenis, je hebt vaker medelijden met de ander dan dat je boos op hem bent…”. Uiteindelijk: “… Het is misschien niet uitgedraaid op een ‘nog lang en gelukkig’, maar er wacht nu in ieder geval een nieuw ‘Er was eens’ op je…”.

De Littekenclan
“… Voor vrouwen zijn tranen het begin van de inwijding in de Littekenclan, die tijdloze groep van vrouwen van iedere huidskleur, afkomstig uit alle landen, sprekend in alle talen, die door de eeuwen heen iets ingrijpends hebben meegemaakt maar toch hun hoofd niet hebben laten hangen…”. Ook al lijdt je vanwege eigen stommiteiten: “… Iedereen maakt slechte keuzen in woorden en daden vóór ze beter weten en beseffen wat de gevolgen zullen zijn…”. Al is het geheim dat je met je meedraagt nog zo schandalig;“… Er is niets op deze planeet of in dit heelal dat buiten de grenzen van vergeving valt. Niets…”. Het goede nieuws: “… De manier om een treurspel weer in een heldendrama te veranderen is het geheim te openbaren, er met iemand over te spreken, er een ander einde voor te schrijven, je eigen rol erin en hoe je het hebt ondergaan onder de loep nemen. Dit leerproces bestaat uit gelijke delen pijn en wijsheid…”. Het is niet goed om iets perse binnenskamers te willen houden: “… Het betekent dat een vrouw geen hulp krijgt bij het aanpakken van de problemen die haar leed bezorgen…”. Uitgebreid behandelt ze het sprookje “Het meisje zonder handen”, waarin een blauwdruk van het hele verloop van een vrouwenleven ligt opgeslagen. Het gaat over het verenigen van de buitenwereld met de binnenwereld. Over volharding en bewustwording: “… Geen enkel bewust wezen op deze wereld kan voorgoed naïef blijven…” en “… tranen maken ons bewust…”.

Waar is de ziel?
In een tijd waarin wetenschappers ons wijsmaken dat we helemaal niet zoiets als een zelf, een ziel of iets dergelijks hebben (een vriendin van Ina in “Hoor nu mijn stem” van Franca Treur: “… Ik geloof helemaal niet in een authentieke kern. Ik weet niet eens waar mijn navel zit, en het kan me ook niks schelen. Vergeef me dat ik klink als een socioloog, maar we zijn alleen iemand in onze relatie tot anderen. Het is niet anders…”), is dit wel een zeer eigenwijs boek. Dit gáát alleen maar over het vinden van je zelf. En ik vind het veel leuker om te lezen dan al die geleerde studies waarin wij zo ongeveer gereduceerd worden tot willoze zombies, overgeleverd aan anderen, die blijkbaar veel te hoge eisen stellen. Kijk naar de GGZ die, ondanks alle zakken geld die er tegenaan worden gegooid, blijft alarmeren dat de wachtlijsten onverantwoord hoog zijn. En naar de universiteiten die lijken te veranderen in reservaten voor depressievelingen, wat mij zeer aan het hart gaat. Het is toch niet normaal dat jonge mensen, die nog moeten gaan beginnen aan hun leven, al met een burnout kampen? Dan is er toch wat mis in de maatschappij? Hebben we soms onze ziel verloren? En hoe is dit te rijmen met het gegeven dat Nederland tot één van de gelukkigste landen ter wereld zou behoren? Kloppen die krantenberichten eigenlijk wel? Tellen de jongeren even niet meer mee of zo? De jeugd is de toekomst! Estés symboliceert onze authentieke kern met een wolf die met zijn gehuil altijd de belangrijkste vraag stelt: Waar is de ziel? Haar wolvenregels voor het leven: 1. Eet 2. Rust 3. Zwerf in de tussentijd rond 4. Geef blijk van trouw 5. Houd van de kinderen 6. Kibbel in het maanlicht 7. Spits je oren 8. Zorg voor de beenderen (dat wat van je gehavende zelf over is) 9. Bedrijf de liefde 10. Huil vaak als een wolf. Ik vind het een ongelooflijk wijs, inspirerend en grappig boek. Estés heeft er trouwens twintig jaar aan gewerkt. Soms vraag je je af waar sommigen hun inzicht vandaan halen. Mensen worden gevormd door hun jeugd. Misschien, wat Estés betreft, wel door wat ze vertelt over wat ze ontdekte in haar kinderjaren, toen “… vele vrome vrouwen vóór vijf uur ’s ochtends opstonden en zich in hun lange donkere jurken door de grijze dageraad begaven om in het koude middenschip van de kerk neer te knielen, hun gezichtsveld geblokkeerd door hoofddoeken die ver naar voren waren getrokken. Ze begroeven hun gezicht in hun rode handen en baden, vertelden God verhalen, en vonden zo rust, kracht en inzicht. Van tijd tot tijd nam mijn tante Katerin me mee. Toen ik eens zei: ‘Het is zo rustig en mooi hier,’ knipoogde ze terwijl ze me beduidde stil te zijn. ‘Zeg het maar tegen niemand; het is een heel groot geheim.’ En dat was het ook, want het wandelpad naar de kerk bij zonsopgang en het schemerige interieur van de kerk zelf, waren in die tijd de enige twee plaatsen waar het verboden was een vrouw te storen…”.

Uitgave: Altamira – 2009 (20e druk), vertaling Irma van Dam, 552 blz., ISBN 978 906 963 874 4, € 32,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten