woensdag 1 januari 2020

Oog in oog – Kick Bras


Subtitel: Christelijke mystiek in woord en beeld

Oké, ik geloof dus in zelfinkeer en zelfonderzoek - zie mijn vorige blog. Niet om je verloren te lopen in het duister dat je in jezelf aantreft, maar om het licht te zoeken dat je daar kunt vinden. Velen hebben door de eeuwen heen met mij getuigd over deze gewaarwording in het diepst van hun wezen, waar jij niet meer jezelf bent. Ze hebben deze ervaring in verband gebracht met God. Niet de minste van hen was de apostel Johannes (zie: “Meester Heinrich van Constance, Christus-Johannes groep, 1300-1312”). Ik weet wel dat de wetenschap daar niets mee kan. Dat is niet zo vreemd, want het gaat het verstandelijke ten enenmale te boven. Op het terrein van de kunst worden glimpen van deze innerlijke wereld wél zichtbaar. Theoloog Kick Bras (1949) haalt in zijn schitterende kunstboek “Oog in oog” 55 objecten naar voren waarin iets doorstraalt van wat eigenlijk onzegbaar is. Ik kan natuurlijk niet alle kunstwerken die Bras bespreekt uitgebreid behandelen. De meesten zal ik even aanstippen en proberen te linken aan een afbeelding op internet, zodat je kunt zien waar ik het over heb.

No pain, no gain



Ik begin waar Bras eindigt: met een soort van moderne icoon, “Inneres Schauen”, bijnaam “Nacht”, (1923) van de Duits-Russische expressionistische schilder Alexej von Jawlensky (1864-1941). Omdat de neiging tot introspectie mij vaak het gevolg lijkt van een geestelijke crisis, een ‘donkere nacht van de ziel’, zoals de mysticus Johannes van het Kruis dat verwoordde: no pain, no gain. Zie ook “Stations of the cross. Lema sabachthani, twelfth station” (1965) van Barnett Newman. Niet al het lijden van onze tijd kan bestreden en aangepakt worden, schrijft Bras. Soms moet je gewoon je kruis op je nemen, en Christus navolgen. Maar juist het lijden kan je heiligen (Hebreeën – 2:10). Zie hierboven: “Een zuster volgt Christus na, paneel uit Unterlinden, omstreeks 1525”. Jawlensky heeft honderden ‘koppen’ gemaakt. In “Nacht” lijkt het innerlijk schouwen op het staren in voornoemde duisternis: “… Jawlensky kreeg steeds meer last van reuma. Hij kon op den duur alleen nog schilderen met heel veel pijn. Daarbij kon hij alleen nog brede kwasten hanteren. Zijn abstracte koppen werden kleiner. Het werden maskers, waarin altijd een kruis zichtbaar was…”. Even verder: “… Ook in dit schilderij zien we de aanduiding van een kruis. We zien duisternis, maar toch ook gradaties van licht en kleine lichten. Het is nacht, maar er is licht in de nacht…”. Op de omslag van het boek staat eveneens een ‘kop’ van Jawlensky: “… Het is een gelaat dat naar ons is toegewend, maar de blik is naar binnen gericht. We zien een gezicht in uiterste concentratie, gericht op een innerlijk visioen. Met ‘innerlijk schouwen’ gebruikte Jawlensky een oude terminologie, die we al tegenkomen bij Griekse wijsgeren en in vele vormen van christelijke mystiek…”. Prachtig is ook zijn “Heilandsgesicht: Ruhendes Licht, 1921” van een in diepe contemplatie verzonken Christusgezicht met dichte ogen.

De verborgen Aanwezige


Marc Chagall, die ik eerder aanhaalde in “De avant-gardisten” van Sjeng Scheijen, schilderde in de jaren 1960-1966 het doek “Mozes bij de brandende braamstruik” dat in het museum Message Biblique Marc Chagall in Nice hangt. Het beeldt de mystieke ontmoeting van Mozes met God uit, die verschijnt in een vuur – zie Exodus 3. De plek is zo heilig dat Mozes zijn schoenen uit moet trekken. Hij mag niet te dichtbij komen. Hij durft ook niet te kijken vanwege de gloed van het vuur. Het goddelijk mysterie is onthulling en verhulling tegelijk: “… Chagall heeft dit uitgewerkt door in de braamstruik een engel af te beelden, als een symbool van de onzienlijke God. Tegelijk laat hij zien dat dit goddelijke mysterie een relatie aangaat met de mens. Links heeft hij de uittocht van het volk Israël geschilderd, voorafgegaan door een wolk – ook weer symbool van de verborgen Aanwezige. Maar ook Mozes die de twee stenen tafelen ontvangt als grondwet van het verbond dat de Eeuwige met zijn volk sluit…”. Zie ook “Untitled, 1997” van de Amerikaanse kunstenares Karen Arm, dat duidelijk verwijst naar vuur.

Jezelf leren kennen



Wat mij betreft behoren de werken die Bras bespreekt van de Duitse kunstenaar Anselm Kiefer (1945) tot de meest imponerende. Kiefer laat zich inspireren door de joodse mystiek. Zie ook “Joodse mystiek. Een inleiding” van Sjef Laenen. Het is gek, maar ik kom altijd weer bij het Jodendom uit. Ik heb me vaak afgevraagd waarom. Ik denk dat het te maken heeft met het feit dat christelijke mystiek hier en daar samen gaat met een totaal gebrek aan zelfbeheersing. Soms is er sprake van een soort religieuze versmelting, een zinnelijke overgave aan de godheid, die vanwege hysterische emoties en erotisch gezwijmel bijna kinderachtig, labiel en ziekelijk overkomt. Met als ultiem voorbeeld natuurlijk “De extase van Theresia”, 1614-1652, van Bernini. Een overigens prachtig beeld in zijn soort, dat me vooral aan goddelijke seks doet denken. Zie ook “Meester van het Augustinus altaar, St. Bernardus’ omhelzing van Christus, Neurenberg 1487”. En zie vooral de uitwassen van de bevindelijke cultuur ("Pastorale" - Stephan Enter). Ik houd niet van dat christelijke gedweep en gekruip. Het roept aversie bij me op, eerlijk gezegd. Het irriteert me. Alsof je niet meer dan een soort voetveeg bent van God. Een natte dweil. Zo is het niet, volgens mij. We zijn bijna goddelijk gemaakt, nota bene! Zie de sculptuur die de schepping van de mens voorstelt in het “Noordelijk portaal van de kathedraal van Chartres in Frankrijk”: God schiep de mens naar zijn beeld. Ik geloof er niets van dat wij onze persoonlijkheid in moeten leveren, zoals in het boeddhisme en hindoeïsme. Integendeel. In het Jodendom staat de persoon altijd onafhankelijk en recht overeind ten opzichte van de godheid. Ook al kan hij bijna niet meer. Zie Jakob die de engel die met hem vecht bij de Jabbok niet loslaat. Zie Job die, hoe zwaar hij ook door God wordt beproefd en ondanks alle aantijgingen van zijn vrienden, blijft volhouden dat hij zijn lijden niet verdient, dat hij onschuldig is. Hij peinst er niet over door de knieën te gaan. Zie Rachel die in Jeremia 31:15 niet getroost wil worden vanwege haar kinderen - een profetie die over de kindermoord van Bethlehem schijnt te gaan. Zie Jezus die aan het kruis God de Vader bijna ter verantwoording roept in het ‘Eli. Eli, Lama Sabachtani’ – ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U mij verlaten’. Het viel me ook weer op naar aanleiding van het waardige commentaar van een orthodoxe Jood aangaande de steekpartij in het huis van een rabbi in New York, in het journaal van afgelopen zondag: “… We zijn bang. Maar we zijn niet verrast (…) Waarom gebeurt dit?...”. Door alles heen word je eerder meer dan minder jezelf. Bras heeft het over de mystieke visioenen van de profeten Jesaja, Jeremia en Ezechiël, en hoe die hebben doorgewerkt in het boek Openbaring en de joodse Merkawah-mystiek (‘merkawah’ is het Hebreeuwse woord voor ‘troonwagen’): “… In deze joodse mystieke stroming kwam het verlangen naar transcendentie tot volle ontplooiing: het verlangen om verheven te worden tot de dimensie waar God woont. Deze dimensie werd gesymboliseerd door de zeven hemelpaleizen (Hebreeuws: hechalot), waarlangs je in mystieke vervoering kon opstijgen om uiteindelijk God zelf in zijn glorie te mogen aanschouwen. Elementen van deze mystieke stroming worden later in de kabbala opgenomen…”. Zie Paulus die vertelt hoe hij werd weggevoerd ‘tot in de derde hemel’. Verschillende kunstwerken van Kiefer met de titel “Sefer Hechaloth” (Boek van de hemelpaleizen) hebben associaties met de kabbala. Ook de gang van zijn atelier in Barjac (Frankrijk, zie hieronder) verwijst naar de hemelpaleizen waar God woont: “… De gang lijkt wel een tunnel van licht en zijn schilderij toont een ladder en nog een ladder. De weg gaat steeds meer omhoog, richting de verblijven van de Verhevene. Maar hij zag deze symboliek vooral als een beeld van een zielenreis, een weg naar binnen. Hij zei daarover: ‘Ken je het boek Sefer Hechaloth? Dat gaat niet over reizen langs paleizen, maar over een reis naar binnen, door jezelf heen, om jezelf te leren kennen.’…”.


‘Laat lichten jouw gelaat in jouw knecht’
Naar aanleiding van “Psalm 119, miniatuur in het Getijdenboek voor de Visconti, begin vijftiende eeuw”, schrijft Bras dat in deze psalm verteld wordt hoe in de mens een goddelijk licht wordt ontstoken. Zie de vertaling door Kees Waaijman van vers 135: “… Laat lichten jouw gelaat in jouw knecht…”. Zie ook de diepe spiritualiteit in de schilderijen van de expressionistische schilder Emil Nolde (1867-1956): “Abendmahl” (1909) en “Pfingsten” (1909). Anneke Kaai maakte een schilderij bij psalm 62 (2000, vers 6-9), waarin God wordt voorgesteld als een ‘rots’: “… de rust die de ziel bij God zoekt wordt gesymboliseerd in de ‘omdraaiende lijn’. Er is een grote tegenstelling tussen het gekleurde, onrustige vlak en het rustige, stille vlak…”. Het grootste deel van de rots ligt onder het wateroppervlak: de rots onttrekt zich grotendeels aan onze waarneming. In de Oosterse Kerk wordt op 6 januari de doop van Christus gevierd. Het feest wordt Epifanie (verschijning of openbaring) of Theofanie (godsopenbaring) genoemd. Zie onder: de “Icoon van de doop van Christus, Jaroslaw, omstreeks 1680”. Jezus ziet en hoort iets: “… Dat wordt ook duidelijk, doordat de Geest van God op hem neerdaalt. Hij ontvangt hierdoor de kracht en de bevoegdheid van de Gezalfde, de ‘masjiach’, in het Grieks de ‘chrestos’, Christus…”. Centraal in de icoon staat de eenheid van de drie goddelijke personen, de Vader, Zoon en Geest, de drie-eenheid waarin de dopeling het inwijdingsritueel ondergaat. De doop van Jezus is het archetype geworden voor de diepe betekenis van de christelijke doop. Caravaggio schilderde zijn werk “De bekering van Paulus” in 1601. “… We zien Paulus, op weg naar Damascus om daar christenen te arresteren, gevallen op de grond liggen. Zijn paard staat geschrokken boven hem, vastgehouden door een metgezel. Van boven valt er een fel licht op hem. De machteloos liggende Paulus heft in afweer zijn handen op…”. Hij schijnt veel gelijkenis te vertonen met de locale politie in die tijd.


Serene liefde
In de herfst van het jaar 387 wachtte Augustinus met zijn moeder Monica in Ostia, de haven van Rome, op een schip. Daar hadden zij samen een mystieke ervaring die hij in zijn “Belijdenissen” (IX, 10) beschrijft, waarna Monica ziek werd en stierf: “… De Dordste kunstenaar Ary Scheffer heeft hen in 1846 geschilderd, met het oog naar boven, gericht op de eeuwigheid, terwijl de hemel in een etherisch blauw oplicht en de ademloze stilte tastbaar maakt waarin zij – even – raakten aan de eeuwige wijsheid…”. Over “De stigmatisatie van St. Franciscus” (1290) van Giotto: “… We zien Franciscus half geknield bij een kapel. Even verder zit bij een ander kapelletje broeder Leo. Franciscus ziet in een visioen een seraf met zes vleugels, die tegelijk een gekruisigde man is. Aan het aureool is te zien dat hiermee Christus wordt bedoeld. Van de wonden van de gekruisigde in zijn handen, voeten en zijde gaan stralen uit naar de handen, voeten en zijde van Franciscus…”. Bras ziet dit verschijnsel als een ingrijpende vorm van de psychosomatische doorwerking van lijdensmystiek. Hij koppelt dat aan Galaten 6:17, waarin Paulus schrijft: “… Ik draag de littekens (stigmata) van Christus…”. Verder beschrijft Bras twee afbeeldingen van de grote Brabantse mysticus Jan van Ruusbroec (1293-1381): “Ruusbroec als geestelijk schrijver van Groenendaal, miniatuur, begin vijftiende eeuw” en “Jan Boel (vermoedelijke kunstenaar), Ruusbroec teruggevonden, burijngravure, circa 1623”. Ruusbroec gebruikt de tastzin om de mystieke ervaring aan te duiden. God raakt de mens vanbinnen aan, op een diepere laag dan de emoties, in het wezen van de ziel. Hij duidt dat, net als Hadewijch, aan met het oude woord ‘gherinen’. Bij Ruusbroec is geen sprake van extasen of visioenen of buitengewone verschijnselen: “… Daarom raadt Ruusbroec zijn lezers aan om de weg naar binnen te gaan, naar de kern, om daar de bronervaring te ontvangen. De ervaring aangeraakt te worden kan weliswaar hevige emoties teweegbrengen, maar werkt uiteindelijk uit in een ‘stilre minne’, een serene liefde, die zich weldadig meedeelt aan medemensen…”. Op een miniatuur uit een handschrift van het Klooster Santo Domingo de Silos uit 1109 (zie onder) wordt God mensvormig uitgebeeld als “De oude van dagen” – zie Daniël 7. Hoewel velen zich realiseren dat God niet mensvormig is, dat Hij een mysterie vormt dat ons voorstellingsvermogen te boven gaat, werkt dit godsbeeld tot op de dag van vandaag door in mensen. Over abt Suger (1080-1151) die de abdijkerk van St. Denis in Parijs liet verbouwen volgens een nieuwe stijl: “… Omdat in deze abdij relieken van St. Denis (Dionysius de Areopagiet) werden vereerd, werd Sugar geïnspireerd door de lichtmystiek van Dionysius. Het licht is de meest zuivere metafoor voor God in zijn heerlijkheid. En daarom moet het licht in de kerk een voorname rol spelen. Hij liet achter het koor een krans van kleine kapellen aanbrengen, met ramen in elke kapel. Deze nieuwe stijl, waarin gebrandschilderde ramen licht in de kerk toelieten, was het begin van wat we nu gotiek noemen. Sugar kon door de glans van het licht van edelstenen en in gebrandschilderd glas in vervoering raken…”.


Een duisternis helderder dan licht
Als ik ooit nog eens iets wil zien in mijn leven, dan zijn het wel de ontzagwekkende werken van de (alweer!) Amerikaans-joodse schilder Mark Rothko (1903-1970). Pas op gevorderde leeftijd vond hij de stijl die hem beroemd zou maken: “… Deze latere schilderijen vibreren van energie in gloedvolle kleurvlakken met fluwelige contouren, waardoor ze ‘materieloos’ aandoen. Als kijker verlies je je in het intense niets, in gloed en kleur…”. Bij “Mark Rothko Chapel, Houston, Texas”: “… Rothko verwerkt joodse religieuze denkwijzen en de kabbala (joodse mystiek) in zijn schilderijen en de illusie van het immateriële van het intens geschilderde doek biedt een nieuwe spirituele, goddelijke ervaring. De doeken zijn stil, maar met een geladen stilte…”. En even verder: “… Zijn laatste doeken werden donker, duister en gingen spreken van, zoals hij in een notitieboekje schreef ‘de demonische en verschrikkelijke aard van de stilte’. Maar de duisternis van Rothko’s late werken kan ook verstaan worden als een poging door te dringen in de duisternis van Gods wezen. Volgens de kabbala is het licht immers de eerste daad van Gods schepping, de eerste emanatie die van hem uitgaat, de eerste ‘sefira’. Dat wil zeggen dat Gods wezen zelf in duisternis is. Gods Wezen, ‘Ein Sof’ genoemd, is onnoembaar, onkenbaar, een duister mysterie…”. Dit komen we ook in de christelijke mystiek tegen. God woont in duisternis. Zonder ogen kun je in de duisternis een licht aanschouwen. God is een mysterie: “… Hij kan niet met ons verstand begrepen worden. Geen enkel begrip benadert Hem, geen enkel woord kan Hem benoemen…”. Laten we daarom zwijgend de duisternis ingaan van het niet-weten.

‘The sun is God’


Voor de Engelse schilder William Turner was de zon een manifestatie van de eeuwigheid. Sommige van zijn schilderijen zijn explosies van licht (zie wat ik daar over schreef in mijn blog over Nescio). In de adembenemende aquarel “Sunrise” (circa 1825-1830), is het licht echter nog gedempt. Straks zal de sluier worden weggenomen. Ik kan het schilderij bijna rúiken. Zie eveneens het prachtige “Kosmische zon, pastel op papier” (1915), van Theo van Doesburg. Bras beschrijft ook Turners’s “Stormey Sea with Blazing Wreck” (circa 1835-1840), waarin de numineuze krachten van de schepping je je nietigheid en vergankelijkheid doen beseffen: je blijft nergens meer. Soms wordt de Heilige Geest beleefd als Gods adem, ‘ruach’. Zie de installatie van Hannelieke van de Beek, “Doorwaait en doorademt al wat leeft… verbindende kracht”. Bras koppelt dit werk aan 'Ode to the West Wind' van de Engelse dichter Shelley (1792-1822). De geheimzinnige “Drie-eenheid, miniatuur uit The Rothschild Canticles, circa 1300”, beeldt de Triniteit uit, waarbij een onder een wit gewaad verhulde figuur (beeld van Gods Wezen) drie zonnen (beeld van Vader, Zoon, Geest) met elkaar verbindt. Naar aanleiding van “Het Brunnenhaus in het klooster te Maulbronn (Duitsland), circa 1600”: “… Een bron was voor kloosters die zelfvoorzienend wilden zijn van levensbelang. Maar het had ook een symbolische betekenis…”. Namelijk als oorsprong van het leven: “… Typerend voor de mystiek is dat het beeld van God als bron van leven, een sterk verlangen oproept om – tegen de stroom van het leven in – terug te keren tot die bron…”. Zie ook “De reis van het gewaarzijn” van Riekje Boswijk. Of Etty Hillesum die schrijft: “… Binnen in mij zit een heel diepe put. En daarin zit God…”. Over “Harbert Booij, Elia in de stilte na aardbeving en vuur, 2013” zegt Bras dat de stilte vol demonen kan zijn (zie Jezus’ verzoeking in de woestijn), maar dat je er ook ‘het mysterie van de eeuwigheid’ in op het spoor kunt komen (zie “Amen” van Marcel Möring). “Christus Pantokrator, Russisch, The Metropolitian Museum of Art, New York, veertiende eeuw” typeert Christus als ‘de Heerser over Alles’. Hij zit op zijn troon gehuld in een grote ovale mandorla-teken van goddelijke heerlijkheid - zie onder. Volgens de Oosterse kerk zal wie biddend omgaat met de iconen gaandeweg omgevormd worden. Over het “Triniteitsvisioen uit ‘Scivias’ van Hildegard van Bingen, twaalfde eeuw”: “… De monnik-kunstenaar die van haar visioen deze schitterende miniatuur maakte, beeldde de Zoon uit als een menselijk figuur omgeven door een ring van licht (de Vader) en een ring van vuur (de Geest). Deze menselijke figuur is uniek in de kunstgeschiedenis. Nog nooit was Christus als zo’n kwetsbaar en deemoedig mens afgebeeld…”.


God als vrouw
Wie meent dat het transgender-denken iets van de laatste tijd is heeft het mis. Zie “De bewening van de Christus met borsten, Museum Hôpital Notre-Dame à la Rose, Lessines”- eind zestiende eeuw. “… Al in de Bijbel worden God en Jezus vergeleken met een moeder. De kerkvader Augustinus werkte dit verder uit. Maar het zijn vooral Anselmus van Canterbury (1033-1109) en Bernard van Clairvaux (met in zijn kielzog de cisterciënzer abten) geweest, die het beeld van Christus als moeder verder hebben ontwikkeld…”. Zie ook “Miniatuur uit Heinrich Seuse, Horloge de Sapience, vijftiende eeuw”, waarin Christus wordt afgebeeld als ‘Vrouwe Wijsheid’. Naar aanleidng van “Het geestelijk huwelijk van Heinrich Seuse met de eeuwige Wijsheid, tekening uit Strassburger Exemplar, circa 1370”, beleeft de wat androgyne Rijnlandse mysticus in een visioen de wijsheid als een schone jonge vrouw, die plotseling een trotse jonge man blijkt te zijn. Het verlangen naar een geestelijke moeder wordt natuurlijk vooral op Maria, de moeder Gods gericht. Met name in de middeleeuwen zien we een enorme toename van Mariadevotie: “… Maria werd tot middelares tussen de zondige mens en haar zoon Christus, en tot koningin van de hemel waar zij naast haar zoon met macht heerste…”. Zie onder: “De heilige Bernardus vereert de moeder Gods, sculptuur in de kruisgang van het klooster Eberbach, twaalfde eeuw”. Hieruit ontstond ook de devotie voor het ‘kindeke Jezus’. Zie: “Gregor Erhart, Christuskind met wereldbol. Museum fúr Kunst und Gewerbe in Hamburg, circa 1500”. “… Volgens de bekende kunsthistoricus Henk van Os droeg dit Christuskind oorspronkelijk kleding en was het aan- en uitkleden voor de nonnen een spirituele ervaring…”. Zie ook “Utrechtse school, Het geestelijk huwelijk van St. Agnes, 1490”. Een ander kenmerk van de late middeleeuwen is de zogeheten ‘lijdensmystiek’: “… Er werden ook ‘levens van Jezus’ geschreven, waarin steeds gruwelijker details van zijn lijden opdoken, die we dan ook terugzien in allerlei afbeeldingen...". Zie: “Geertgen tot Sint Jans, Man van smarten met Maria, Johannes de Evangelist, Maria Magdalena en engelen met ‘arma Christi’, 1492”. Aan de hand van een prachtig dodenmasker, “Kop van een koningin, Egypte, circa 1370 v. Chr.”, schrijft Bras over ‘de innerlijke mens’. Zie ook “De zin van het bestaan” van Viktor E. Frankl. Veel mystici zijn erg zuinig geweest in hun waardering voor lichaam en wereld. Zo niet Franciscus van Assisi, Teilhard de Chardin en Hildegard van Bingen. Zie: “Hildegard van Bingen, Kosmosvisioen, circa 1230”. Uniek is de rode, vlammende gestalte die als een cirkel om heel de kosmos is weergegeven. Het geeft de goddelijke liefde weer: “… Hildegard kan ons stimuleren om een holistische spiritualiteit te ontwikkelen, waarin de mens niet langer tegenover de schepping staat, om haar te onderwerpen en te exploiteren, maar waarin de mens zich voortdurend bewust is van de diepe verbondenheid met alles om hem heen en met de goddelijke kracht, energie en liefde die microkosmos en macrokosmos bezielt en herschept…”. De natuur kan als een katalysator werken van mystieke ervaring. Zie: “Caspar David Friedrich, Avondster, omstreeks 1830-1833”. “… Het lichaam van de mens en zijn aardse gebondenheid zijn geen belemmering voor de mystieke band met de Schepper, mits je er niet mee omgaat als laatste doel, maar als werkelijkheid die opengaat en bestemd is voor eenheid met de goddelijke Geest…”.


De mystieke weg
“… Mystiek is meer dan bijzondere ervaringen meemaken of een bepaald inzicht ontvangen. Het is veeleer een wijze van leven, het doormaken van een proces. Je gaat een weg: de mystieke weg. In de traditie wordt deze weg onderscheiden in drie etappes: de zuivering, de verlichting en de vereniging…”. Zie: “Hilma af Klint, zonder titel, uit de serie altaarschilderingen, 1915”. Zie ook “Heinrich Seuse, illustratie uit Strassburger Exemplar, circa 1370”. Bras: “… Het is een weg van omwegen gaan die noodzakelijk blijken om de diepste les te leren: niet jij vindt de weg, maar de weg vindt jou…”. Soms wordt deze mystieke weg aangeduid met het symbool van een ladder, naar aanleiding van de droom van Jacob in Genesis 28. Zie: "Anke Bras-van Oord, Jakobsladder, gemende techniek op papier, 2010". De maker is de vrouw van de schrijver. De ladder is nogal gammel omdat wij in onze tijd niet meer zoveel zekerheden hebben. Uit de hemel reikt een dunne draad naar beneden: er is contact mogelijk. Soms wordt de mystieke weg gesymboliseerd door een spiraal. Een prachtige weergave daarvan is “Illustratie van John Bunyan, The Pilgrim’s Progress, negentiende-eeuwse Engelse uitgave”. Het labyrint is ook een bekend symbool. Het beroemdste exemplaar is waarschijnlijk “Het labyrint van Chartres, omstreeks 1200”. De kerk nam dit symbool over uit de Griekse mythologie, waarin verteld wordt over het labyrint van Kreta. Een prachtig schilderij dat de zoektocht naar God als onderwerp heeft is “Godspeed!” (1874) van George Henry Boughton. Hij liet zich inspireren door Chaucers “Canterbury Tales”. De pelgrimage is ook vergelijkbaar met het middeleeuwse ridderlijke symbool van de queeste, zoals dat in de zoektocht naar de Heilige Graal werd vormgegeven (zie: “Arthur/Kroniek van Madoc” van Hubert Lampo). Goden wonen op bergen: “… Als men de godheid wilde vereren, moest men de berg bestijgen…”. Zie: “Johannes van het Kruis, grafische schets van de Berg der Volmaaktheid, zestiende eeuw”. Zie ook “William Blake, Dante en Vergilius op de louteringsberg, aquarel”. Soms voert de weg door een (geestelijke) woestijn, waar de (innerlijke) demonen wonen. Zie: “Salvador Dali, La tentación de San Antonio (De verzoeking van de Heilige Antonius), 1946”.

Bomen


In het Musée des Beaux-Arts te Duinkerken bevindt zich een anoniem paneel uit circa 1600 waarop een fascinerende kruisweg is te zien die in de Zuidelijke Nederlanden vaak in vrouwenkloosters werden gevonden. “… Rechts zien we een vrouw in weelderige kleding die vrolijk op de luit speelt en duidelijk van het leven geniet. De duivel loopt rond als een marskramer die de zeven hoofdzonden verkoopt. Maar daarnaast staat een vrouw, nog wel luxe gekleed, maar toch al met het kruis in de hand, al laat ze het vol tegenzin over de grond slepen. Ze heeft het besluit genomen om Christus’ kruis op zich te nemen, al valt het haar zwaar. De vrouw naast haar is zelfs onder het kruis bezweken. Ze ligt op haar knieën, maar het is Christus zelf die haar te hulp komt. Ze merkt dat ze het niet in eigen kracht kan, maar dat ze het ook niet behoeft te dragen. De volgende vrouw is duidelijk sterker geworden. Ze draagt het kruis als een banier, als een teken van de overwinning. Tenslotte is de vrouw bij het kruis van Christus aangekomen. Geknield biedt ze hem haar brandende hart aan, terwijl het licht dat van hem uitgaat haar verlicht en verwarmt…”. Zelfs de bomen op de achtergrond hebben een mystieke betekenis. Aanvankelijk zijn ze nog kaal maar gaandeweg vertonen ze de ‘vruchten van de Geest’. Bras haalt vaak de Duitse mysticus Gerhard Tersteegen aan. Zie: “Penning van de Stadtsparkasse Mülheim an der Ruhr bij de tweehonderdste sterfdag van Gerhard Tersteegen, 1969”. De mystieke inspiratie zal moeten doorwerken in de dienst aan mensen in de marge, want ‘wat je aan één van de minste mensen hebt gedaan, heb je aan mij gedaan’, aldus Christus. Zie onder: “St. Elisabeth wast iemand de voeten, schilderij van een gasthuis uit Leuven, circa 1790” en “Gasthuiszusters uit het Sint-Elisabethgasthuis in Geel, schilderij uit 1639”. Evenals mensen als Jurjen Beumer (1947-2013) en Henri Nouwen (1912-1996). Mystici hebben de vreugde die ze in God vonden nooit voor zichzelf gehouden, maar altijd willen uitdragen. Van Etty Hillesum tot Heinrich Seuze. Zie: “Illustratie uit Heinrich Seuses Exemplar, circa 1370”. De Quakers hebben zich enorm ingezet voor vrede en sociale gerechtigheid. Zie William Penn, die in Pennsylvania heeft gesticht, en een vredesverbond sloot met Indianenhoofden, links uitgebeeld op het schilderij van “Edward Hicks, Koninkrijk van de vrede, 1834”, naar aanleiding van Jesaja 11 vers 6-8. Zie ook John Woolman (1720-1772) die er alles aan deed om slavernij af te schaffen. Of Rufus Jones’ grote inzet voor internationale hulpverlening na de Eerste Wereldoorlog. Zie ook “Piëta (naar Delacroix)” van Vincent van Gogh uit 1889, waaruit bijna de vraag naar mij toekomt: en jij, wat doe jij aan het lijden?...


Schouwen
Bruder Klaus, de patroonheilige van Zwitserland, weet niét wat hij ziet: “Nicolaas Flüe, maker onbekend, houten sculptuur, 1504”. Dat vind ik wel een hele mooie afbeelding om deze blog mee af te sluiten.


Uitgave: Skandalon – 2017, 224 blz., ISBN 978 949 218 356 9, € 27,50
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten