dinsdag 19 januari 2021

De Vriendt keert terug – Arnold Zweig

 


 

In “Eva”, het alter ego van schrijfster Carry van Bruggen, wordt verteld over de dood van David, de tweelingbroer van Eva - zie mijn vorige blog. Carry van Bruggen verloor zélf haar broer. De Nederlandse auteur, dichter, publicist en rechtsgeleerde Jacob Israël de Haan (1881 – 1924), die anno domino 1904 (!) voor de nodige ophef zorgde door het in zijn “Pijpelijntjes” vrijuit over homoseksualiteit te hebben. De Haan maakte een bizarre ontwikkeling door: van vrijdenker naar zionist naar anti-zionist. Hij doet me een beetje denken aan Joram van Klaveren die van de PVV naar de moskee verhuisde. Jacob Israël de Haan emigreerde in 1919 naar Palestina, waar hij werkzaam was als journalist voor het Algemeen Handelsblad. Op 30 juni 1924 werd hij tijdens een terroristische aanslag vermoord door een lid van de Joodse paramilitaire organisatie Hagana (voor meer politieke achtergrondinformatie, zie: “Mijn beloofde land” van Ari Shavit). Arnold Zweig (1887 – 1968), de minder bekende broer van de beroemde Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig, baseerde zijn, zeg maar gerust ‘literaire thriller’, “De Vriendt kehrt heim” (1932), losjes op deze gebeurtenis. Uitgeverij Cossee bracht deze intrigerende roman onlangs opnieuw uit. Ik heb het boek zelf nog gelezen in de oude vertaling van Nico Rost.

 

Jeruzalem dat ik bemin

Prachtig omschrijft Zweig aan de hand van de mijmeringen van geheim agent Irmin de gistende smeltkroes Jeruzalem in 1929: “…  Was hij gek geworden? Stellig en zeker. Alleen een gek kon vijf jaar voor S.S.-man (Secret Service) spelen tusschen de steenen van deze van God en alle goede menschen verlaten stad, alleen een gek bleef hangen in de draden, die tusschen Joden en Arabieren gespannen waren, tusschen Engelschen en Moslem, tusschen gedoopten van alle schakeeringen, Kopten, Abessiniërs, Protestanten, Grieksch- en Roomsch-katholieken, tusschen de consulaten van alle volkeren, die na het bouwen van den toren van Babel achtergebleven waren in een toestand van onderlinge verdeeldheid, waar het ras der honden of paarden zich voor geschaamd zou hebben…”. En even verder: “… Hij zat hier nu in Jeruzalem, een stad zonder water, zonder bosch, zonder vrede en waarin twee en vijftig verschillende naties en secten elkaar in het geheim verachtten – alleen omdat hij zich niet kon losmaken van dit fascineerende stuk rots, dat tusschen de woestijn en de Middellandsche Zee de brug van Azië naar Afrika vormde, een van de drie punten, waarop de wereld balanceerde…”.

 

De gloeiende oude tante Zon

De beschrijving van de verzengende hitte, Zweig heeft het over de ‘gloeiende oude tante Zon’, doet aan het werk van Graham Greene denken: “… vooral in de oude stad was het of men in een heet, droog bad stapte…”. De sfeer is gespannen: “… Alle zenuwen in het land trilden, men moest voortdurend op zijn hoede zijn en de geringste gebeurtenis kon aanleiding worden tot domheden. Dit was het seizoen voor politieke heethoofden en Allah wist, dat het daar niet aan ontbrak…”. Na een eeuw lijkt er niets veranderd: “… De strijd om den Klaagmuur was nu juist in vollen gang. Deze strijd was tot nu toe slechts op papier gevoerd. Op papier van journalisten en juristen en van het begin af aan op vroom bedrukt papier en met gebeden en preeken van beide kanten, van Joden en Arabieren – een kwestie, die er voor buitenstaanders opgeblazen uitzag en door het Bestuur ook als zoodanig werd behandeld, maar die in werkelijkheid uit dynamiet bestond, omdat zij het godsdienstig fanatisme van beide groepen kon doen opvlammen…”. Engeland wil zowel de Joden als de Arabieren in haar mandaatgebied te vriend houden: “… Nu de oorlog gewonnen was en Europa met Frankrijks hulp een gekkenhuis was geworden, was het wel genoodzaakt op een fatsoenlijke manier aan beide partners een klein beetje genoegdoening en een groote portie teleurstelling te bereiden…”. Terwijl de Arabieren uitzien naar een vrij Palestina onder eigen beheer, krijgen de zionisten de toezegging dat ze van hetzelfde land een vaderland voor de Joden mogen  maken (zie de Balfour-verklaring).

 

Erg domme dingen

Dan komt een ondergeschikte agent Irmin waarschuwen omdat hij op straat, in het voorbijgaan, Arabische doodsbedreigingen heeft opgevangen richting Irmin’s Hollandse maat, doctor de Vriendt, die  ‘erg domme dingen’ doet: “… We zijn hier niet in Egypte, chef, en de vriendschap van een volwassen man met een Arabischen jongen is hier niet alledaagsch…”. Zweig beschrijft dr. Jizchak de Vriendt niet alleen als homo, maar ook als pedofiel. Dat maakt De Vriendt het equivalent van Loulou, de kinderrechter, uit “Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel” van Yvonne Keuls – zie hier.  “… We zullen uw vriend moeten bewaken als een dame uit een harem, Effendi…”. Dr. de Vriendt, een briljant rechtsgeleerde,  blijkt sowieso een vogelvrij verklaarde. Uit extreem orthodox Joodse motieven is hij een fanatiek tegenstander van het zionisme. De woede van jonge studenten, die er hun ziel en zaligheid voor over hebben om het land op te bouwen, heeft hem gedwongen te stoppen met zijn colleges. Met grenzeloze offervaardigheid toveren atheïsthische pioniers halsstarrig moerassen om tot korenvelden, dorre zandgronden tot appelboomgaarden, kale hellingen tot wijnbergen en hobbelige landwegen tot moderne asfaltwegen. En dan komt zo’n geloofsgekkie hen dwarsbomen. Irmin besluit de netelige kwestie met een geloofsgenoot van dr. de Vriendt te bespreken. Een geneeskundige. Is homo- c.q. pedofilie immers geen medisch probleem? De arts is in shock als hij hoort van het geval. Hij weigert pontificaal zich in het privéleven van zijn patiënt te mengen: dat is een taak van de politie. Misschien kunnen ze wel proberen hem samen zover te krijgen dat hij een paar weken op vakantie gaat. Dus sloft Irmin naar het appartement van De Vriendt. Er zit niks anders op, hij zal hem zelf onder handen moeten nemen.

 

Thoragetrouwen

Eerst vindt er tussen de heren een uitgebreide discussie plaats over de stand van het internationale Jodendom in het algemeen en van Jeruzalem in het bijzonder. De Vriendt ziet de zionisten als vijanden van de Thora: “… die honden die ons kostelijk geestelijk bezit versjacheren tegen – democratie…”. De christenen beschouwen de Joden als de moordenaars van God. Al eeuwenlang wordt dat er in gehamerd. “… De Joden wisten, dat hun eeuwig verweer daartegen alleen kon bestaan in volharden, uithouden, geen tittel of jota prijsgeven van wat hun eigendom was, en als het moest den naam des Heeren door een moedigen dood heiligen…”. Dus: “… moest men dan niet voor één ding vechten: tegen degenen, die het Jodendom wilden profaneeren en hier in het land zelf de Leer geweld aandeden? Moest men dan niet op zijn hoede zijn voor deze lieden, die de Sabbath ontheiligden, de wetten schonden en meenden het levende pantser van de Leer, dat te zwaar was geworden voor hun slappe knieën en te vergeestelijkt voor hun verwarde koppen, door moderne nationale frasen te kunnen vervangen?...”.  De Vriendt peinst er niet over Jeruzalem te verlaten voor een tijdje welverdiende rust. “… Het was een onrustige tijd, Irmin hoefde hem dat niet te vertellen, juist dezer dagen hadden de Zionisten zich met andere groepen geloofs-lauwe Joden verbonden, opdat die hun invloed en geld voor Palestina zouden aanwenden, de Jewish Agency; dat verzwakte natuurlijk de Thoragetrouwen. Zijn partij bezat maar twee actieve leden in Jeruzalem en hij mocht de ander niet alleen laten…”. Bij de Arabische nationalisten doet een vertaling van “… dat dwaze boek 'de Wijzen van Sion' …” de ronde. De Vriendt heeft nog een appeltje met hen te schillen: “… Weliswaar bevond men zich nu met deze heeren op voet van oorlog, omdat ze beweerden dat de Joden de Aqsa-moskee in bezit wilden nemen om er een synagoge van te maken, maar dit berustte uitsluitend op fantasie. Natuurlijk dacht geen vrome Jood er aan, aanspraak op een godshuis op den Tempelhof te doen gelden, daar hij immers op goede gronden dit geheiligde gebied niet mocht betreden tot de Messias verscheen. God zelf had zich het oogenblik daartoe voorbehouden, en als Hij verscheen en zijn Volk van alle vier hoeken der aarde zich hier met bazuingeschal weer verzamelde, zou dat er heel anders uitzien dan dit gedruppel van nu, dat de Zionisten den terugkeer van het Joodsche Volk geliefden te noemen…”. Elk compromis met de geest van de tijd verzwakt het innerlijk, volgens De Vriendt.

 

Bazuinen van Jericho

Irmin heeft wel respect voor De Vriendt: “… De Vriendt was Europeaan en Jood, een man van koene gedachten en logische handelingen, die heel alleen stond en geen bondgenooten had en niemands haat schuwde als hij meende naar zijn overtuiging te moeten handelen…”. Om heden ten dage even bij stil te staan: “… In een tijd, waarin populariteit voor de menschen meer beteekende dan water drinken of baden was deze moed het andere te doen iets heel bijzonders…”. Toch kun je niet voorzichtig genoeg zijn: “… De menschen zagen immers in dezen tijd van afstomping over de heele wereld, uitsluitend partijkleuren en waren heel verbaasd als er achter het zwarte of roode hemd of de wit met zwart-gestreepte gebedsmantel levend bloed stroomde en af en toe te voorschijn spoot. Het ontbrak er nog maar aan, dat de Vriendt zich den toorn van gekrenkte familie-eer op den hals haalde…”. Ik heb de beelden van de vrouw die tijdens de bestorming van het Capitool werd neergeschoten nog op mijn netvlies. “… Die verdomde stijfkop van een De Vriendt moest eerst eens flink door elkaar geschud worden voor er met hem te praten viel…”. Irmin moet er in de eerste plaats voor zorgen dat De Vriendt niet vermoord wordt, want dat zal een kabaal en ellende opleveren die niet is te overzien: “…. Gewoonlijk bekommerde zich geen mensch om Jeruzalem. Kanton, Saigon, Bombay, Damascus, Caïro en zelfs Marocco namen in de couranten veel meer plaats in. Dat Jeruzalem een waterleiding had, die absoluut onvoldoende was, kon niemand ter wereld iets schelen en in Downingstreet in Londen maakte men zich daar evenmin druk om. Maar als hier plotseling iemand verdween of vermoord werd, om wien ook maar de minste politieke atmosfeer trilde – bazuinen van Jericho! De heele wereld zou er zich mee bemoeien. Telegrammen, meterlange telegrammen zouden van het ministerie van kolonieën komen, men zou officieus informeren, …”. Enzovoorts, enzo verder. Na deze lange aanloop vraagt Irmin, als hij opstaat om naar huis te gaan, langs zijn neus weg of De Vriendt kameraadje Saud nog wel eens ziet. Hij vertelt dat zijn familie achter de affaire is gekomen en dat het een koud kunstje voor hen zal zijn iemand die hen niet zint uit de weg te ruimen: “… Een goeie dolksteek in een donker hoekje maakt op die manier een einde aan een verhouding die hen niet past…”. Scheel van ellende laat De Vriendt hem uit.

 

De tegenstander

Carry van Bruggen in “Eva” (zie mijn vorige blog): “… ik ben als doormidden gekliefd… ik ben in tweeën gevallen… ik ben twee… ik ben in-één-gehechte twee, ik ben tegen-elkaar-gerichte twee, ik ben tegen-zich-zelf-gekeerde één…”. Arnold Zweig's beschrijving van De Vriendt is minstens zo heftig. Hoeveel verscheurdheid kan een mens dragen?  “… De Vriendt sloot de deur, bleef daarna staan en leunde krachteloos met zijn hoofd tegen den deurpost. Wat was er gebeurd? Die Engelschman wist dus alles…”. Zijn wereld stort in: “… De vreeselijke bezoeking, waarmee God hem geslagen had, zou nu ruchtbaar worden. Jichak Jozef de Vriendt, een strijder en ijveraar voor de Thora, zou dus aan de kaak worden gesteld als iemand, die liefdesverhoudingen met knapen heeft, als een man, voor wien de wegen der vrouw een gruwel zijn, als iemand, die bezwijkt onder de smeltenden blikken van een handigen jongen, hem dan op schoot neemt, zich door zijn handen laat liefkoozen en door zijn lippen kussen. Dit beteekende het einde…”. De Vriendt denkt geen moment aan het dreigende gevaar: “… De man, die op den divan lag te steunen, streed met een veel machtiger tegenstander van zijn geheimste oogenblikken en van zijn verzen, een tegenstander die hem deze plaats had toegewezen en met deze drang had bezocht – met God…”.

 

Een hoonend God

Al lezende raakte ik zélf tot op het bot verdeeld. Vanuit het slachtofferperspectief van het jongenshoertje Tommie, in Yvonne Keuls' “Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel”, is de pedofiele kinderrechter Loulou een waardeloze, egoïstische klootzak die zijn schier onaantastbare macht op de meest afzichtelijke wijze misbruikt, om uiteindelijk zo ongeveer al snotterend en snikkend te stikken in zelfmedelijden. Vanuit het daderperspectief van De Vriendt dat Arnold Zweig schetst, is het foute monster een op instorten staande heros, en kun je bijna niet meer verder lezen van het janken als Zweig los gaat  op het onbegrepen lijden en de schrijnende verlatenheid van de zondaar, die het niet redt zijn geaardheid in toom te houden. Evenals Loulou is De Vriendt rechter. Evenals Loulou bezit De Vriendt macht, geld en status. De Vriendt leent Saud boeken, geeft hem les: “… Voorlopig kende alleen Irmin dezen noodlottige hartstocht en den knaap Saud, die kwam en graag kwam en telkens weer kwam, die dorstig weten in zich opnam en met het glanzen zijner oogen en de bekoorlijkheid van zijn lichaam daarvoor beloonde…”. Is dat niet vooral de verdorven visie van De Vriendt (zie nogmaals Tommie - zie wereldwijd al die duizenden kleine meisjes die hun lichaam verkopen voor een beetje eten - en al die gretige mannen die daar zonder scrupulus misbruik van maken)? Er is absoluut geen sprake van een gelijkwaardige relatie. Over De Vriendt: “… Telkens wanneer de avond viel, verliet hem sinds hij den knaap Saud kende, alle kracht en gelijkmoedigheid, de koene durf van zijn argumenten en de heldere overmoed van zijn strijdkracht. In deze uren was hij een beklagenswaardige sterveling, bezeten door een hartstocht, die vervloekt was en die hij niet zelf had gekozen maar die een hoonend God hem reeds in zijn jeugd had ingeplant. Een hartstocht, waartegen hij gevochten had met een bovenmenschelijke, nimmer onderbroken wilde kracht, die uit dezen strijd eerst recht nieuwe krachten scheen te putten. Er bestaan psychologische theorieën, die beweren, dat de mensch een tegen-wil heeft, die uit de inspanning van den wil telkens nieuwe kracht put om ze te verijdelen, maar De Vriendt wist beter. Dit was Gods wreede willekeur, die hem als speelbal had uitgezocht. Van hem, van geen ander, juist van hem had hij een stuk speelgoed gemaakt om zich in het zwart en wit van zijn beide zoo geheel verschillende werelden te verlustigen. Overdag en voor de wereld was hij met alle kracht, waarover zijn geest en zijn wil beschikten de man van de Thora en was er geen spoor van huichelarij in zijn wezen. Want dit trilde evengoed door heel zijn wezen als de ijver voor het woord van den Eenen Almachtigen God, die het Volk van Israël had uitverkoren in deze stad Jeruzalem…”.

 

Het sadistisch universum

De Vriend ziet vanuit zijn kamer de rotskoepel waar volgens de legende Abraham zijn zoon Isaäk zou hebben willen offeren. Net op tijd voorzag God in een ram. De Vriendt vóelt zich een Isaäk: “… Zooals Jizchak hier lag, was hij een waardig nakomeling van den knaap Jizchak die ginds, nog geen duizend meter van hier op den top van den berg Moriah op den slachtsteen had gelegen om door de hand van zijn eigen vader, Abraham de zoon van Izrach te worden geofferd op de rots Moriah, waaromheen de Moslems dien gevloekten en wonderbaarlijken achthoek haddden opgericht, met bonte kleuren gekalkt, van binnen beschilderd als een pauwestaart en waar de naakte grauwe rots aanbeden werd onder den prachtige gewelfden koepel, de eenige plek ter wereld, waar het gesteente der aarde, de aarde zelf, goddelijk vereerd werd…” (formidabel, wát een zin). Had God hem slechts geschapen, “… opdat er iemand zou zijn, die God in Jeruzalem zou vervloeken en zijn vuist tegen Hem schudden, zoodra de avond viel…”? Is God een sadistisch God? “… Van oudsher had Hij uitgezocht, die Hem het ijverigst wilden dienen en hun de duimschroeven Zijner verboden aangelegd en tegelijkertijd met een gloeiend ijzer wilde driften ingebrand…”. En even verder: “… Ononderbroken ging dit schrikwekkende, brandende leven zijn gang, het stroomde over alle randen, dreef den spot met alle geboden en hoonde als men het iets in de weg legde. Ook dat was God…”. De Vriendt probeert zijn gevoelens van zich af te schrijven, maar ook dat lukt slecht: “… Slechts een paar van zijn gedichten uit heimelijke uren wisten meer, slechts zijn strijd tegen God waagde hij te bezingen maar nauwelijks de oorzaak daarvoor op schrift te brengen en vorm te geven…”.

 

Holle orgelpijp

Hij zou willen vluchten, maar waar moet hij heen? Overal zijn mensen. Waarom had God “… millioenen en milliarden over de aarde uitgegoten, hun dichte vestiging toegelaten, de helsche opeenhoping van steden, metropolen geduld en den mensch met demonische machines den arbeid laten verduizendvoudigen, de leelijkheid van hun leven in steen uitbeelden en de schuldelooze zandkorst, den verheven eenvoud der zee, zelfs de lucht met hun adem laten verpesten, hun gedoe en gedraaf als van mieren?...”. Het liefst zou hij dood zijn: “… Als hij vandaag in de woestijn vluchtte, kwam morgen beslist een autobus met touristen voorbij, verborg hij zich aan de oevers van de Doode Zee, dan geraakte hij dadelijk in een zwerm landmeters, die daar een kabel voor een fabriek in het dal legden. En wanneer hij in zijn dorst naar reinheid de heiliging van den Sabbath hier te lande wilde doorzetten en het erkennen van de Wet, brak uit hem zelf, uit zijn eigen oproerige ziel de hartstocht voor een knaap, waarvoor de groote leraren van den Talmoed en alle latere rabijnen vol afschuw sidderden, dien zij de zonde van Sodom noemden en de lasterlijke ondeugd van den gevloekten Keizer Hadrianus. Hij alleen kon deze beide hartstochten verdragen, de ontzettende spanning van zegenen en vloeken, Ebal en Garizin in zijn eigen borst, maar alleen zoolang niemand hier iets van vermoedde…”. Boven alles wil De Vriendt zich verzetten tegen het profaneren van het Jodendom. Maar die taak is niet aan zijn geliefde Jeruzalem gebonden: “… Hij – Jitzchak Jozef de Vriendt, kon zijn strijd overal voortzetten, waar de hoeders der Thora moeilijkheden ondervonden door de aanmatiging van de Heidenen – waar Joden de lauwheid der liberalen, die de verwaterde levensbeschouwing der Protestanten als gemakkelijkste manier beschouwden om God kwijt te raken, hadden overgenomen…”. In het koude, kille Europa zijn geen mooie Arabische jongens. Sterker, ze hebben er zelfs nog nooit over iets als homoseksualiteit gehoord. Daar zal hij tandenknarsend zijn wilde hart  “… uit zijn lijf scheuren en het den Schepper in het gelaat slingeren: hier, neem het en behoud het, ik wil het niet meer, ik wil U niet eens meer haten, en verder niets zijn dan een holle orgelpijp, die uw gedreun laat hooren, Gij dwaze Schepper van een volslagen dwaas in elkaar gezette wereld en van een wonderen tuin des geestes, Thora genaamd, wier bloemen helaas niet in harmonie zijn met de werkelijkheid van deze aarde…”. Dat is Job. Dat is méér dan Job.

 

Wijde kinderogen

In gedachten bereidt De Vriendt zijn propagandatocht door de wereld voor. Hij overweegt zelfs een deal met de duivel: “… Als het niet anders ging, moest een bondgenootschap met de liberalen den ondergang der Zionisten bewerkstelligen, ja, er viel zelfs over te denken of men niet de meest anti-zionistische groep ter wereld, de Joodse sectie der communistische internationale in Rusland zou uitnoodigen tot deelname aan dezen veldtocht tegen het imperialistische Zionisme en zijn anti-messiaansche dwallleerstellingen…”. Het doet me denken aan het gevrij van de SGP met Baudet en de evangelische christenen in Amerika met Trump. Als Saud langs komt legt hij hem uit dat ze een tijdje uit elkaar moeten. Saud barst in tranen uit: “… De Vriendt hield het slanke lichaam van den knaap omvat, kustte hem de tranen uit zijn oogen en bracht hem tot kalmte. Dat hier een wezen om zijnentwille zoo leed, vervulde hem met een halfbewuste zaligheid, die zich uit de meest verloren schuilhoeken van het verleden aan hem opdrong…”. Saud wil hem ten vuur en ten zwaard verdedigen tegen zijn vijanden: “… Opgewonden en dringend keken de wijde kinderoogen den grooten makker aan…”. Pedo's zijn - vaak - heel lief. Ik kan er niets aan doen, maar denkend aan de immense strijd tegen kinderporno, draait mijn maag zich om (zie ook: “Maar buiten is het feest” van Arthur Japin).

 

Druk en tegendruk

Een storm van verontwaardiging breekt los als De Vriendt een anti-zionistisch en pro-Arabisch artikel in een krant schrijft, naar aanleiding van de perikelen rond de Klaagmuur. Hij wordt beschouwd als een landverrader die het Joodse volk verkoopt aan de Arabieren. Krijgt een dreigbrief en wordt op klaarlichte dag midden op straat overhoop geschoten. Zijn begrafenis ontaardt in een protestdemonstratie: de lont in het kruidvat. Hevige onlusten steken overal de kop op: “… In Hebron, dit behekste nest, vindt een bloedbad plaats. Drie, vier Rabbijnen, waaronder de grijze rabbi Israel Loebelmann en zijne Jeschiwa-scholieren kan niemand redden. Ze hadden wat meer moeten voetballen – niet zooveel gemara studeeren en het gebruik van andere wapenen naast die van de geest niet mogen verachten. Want het is voor God en de menschen geoorloofd zijn leven te verdedigen en men mag er alle sabbathwetten voor schenden…”. Als de orthodoxe geloofsgenoten van De Vriendt vernemen van de godslasterlijke gedichten die aan het licht zijn gekomen, kunnen ze hun oren niet geloven. Het kenmerkende dualisme van Carry van Bruggen is ook hier waarneembaar: “… ‘Druk en tegendruk beheerschen de wereld,’ zei Dr. Klopfer plotseling, toen ze een poosje zwijgend hun gedachten den vrijen loop hadden gelaten, ‘maar zij moeten met verstand in evenwicht worden gebracht, anders verwoesten zij haar.’ ‘Gelooft u, dat we ons verstand daarvoor gekregen hebben?’ vroeg Irmin verstrooid…”. Wat een wijsheid na alle grenzeloze emotie. Te midden van het oplaaiende geweld zoekt geheim agent Irmin ondertussen geduldig en vasthoudend naar de moordenaar van dr. de Vriendt: de enige die zijn kop bij elkaar houdt (zoals het een goede detective betaamt).

 

Uitgave: Cossee -2020, vertaling Jantsje Post & Lilian Caris, 332 blz., ISBN 978 905 936 399 9, € 25,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier


Geen opmerkingen :

Een reactie posten