donderdag 7 januari 2021

Heerlijke Nieuwe Wereld – Aldous Huxley

 


Aan het begin van het nieuwe jaar, en met een vooruitzicht waar vooralsnog geen peil op te trekken valt, lijkt het me wel passend een toekomstroman te bespreken. De twee belangrijkste titels in dit genre zijn “1984” (1949) van George Orwell, waar ik eerder een blog over schreef, en “Brave New World” (1932) van Aldous Huxley. Het is fascinerend te lezen hoe de laatste een kleine eeuw geleden met precies dezelfde thema’s worstelde als wij nu, zij het misschien hier en daar in een ander jasje. Huxley was een ‘moderne (onheils)profeet’.

 

Doorgeslagen efficiëntie

In 1946 schreef Huxley een voorwoord bij zijn dan zes jaar oude roman, waarin hij onder andere vertelt wat hij inmiddels anders zou doen als het boek nieuw zou verschijnen. Ik citeer een paar tot nadenken stemmende quotes: “… Regeren door middel van knuppels en vuurpeletons, kunstmatige hongersnoden, het gevangenzetten van velen, het deporteren van velen is niet alleen onmenselijk (dat kan tegenwoordig niemand meer zoveel schelen), het is aantoonbaar inefficiënt – en in een tijd van vergevorderde technologie is inefficiëntie een zonde tegen de heilige geest…”. Even verder: “… De grootste overwinningen op propagandagebied zijn niet bereikt door iets te doen, maar door iets na te laten. De waarheid is groot, maar uit praktisch oogpunt is zwijgen over de waarheid nog groter…”. En als laatste: “… Naarmate de politieke en economische vrijheid afneemt, is de seksuele vrijheid geneigd ter compensatie toe te nemen…”. Jaja. En dat allemaal in tijden van een coronapandemie, met sociale media die beheerst worden door complotgekkies en fake news. Voor alle duidelijkheid: ik ben geen conspiraty-denker. Ik vertrouw Rutte & co plus de wetenschappers op hun blauwe ogen. Ik denk dat ze hun stinkende best doen, maar het zijn en blijven mensen. Ik meen dat tegen- dan wel meevallers en haakse bochten elkaar voorlopig zullen blijven afwisselen in het offensief tegen COVID-19. Ik schat mij niet zo bijdehand dat ik een deskundig oordeel kan vellen over wat er allemaal gebeurt, maar ik laat mij leiden door degenen die ik daar zeer wel toe in staat acht. Daaronder één van mijn grote inspirators, Willem Ouweneel, die als geneticus meedeelt dat het idee dat een coronavaccinatie jouw genetische identiteit zou kunnen veranderen de grootst mogelijke flauwekul is – zie hier. En de arts-docente Alie Hoek, die vaccineren ziet als een cadeau van God – zie hier.

 

Het machinetijdperk

Dit gezegd hebbende terug naar het verhaal. Zoals veel denkers in zijn tijd ervoer Huxley de onstuitbare opmars van de techniek als nogal griezelig. Net zoals veel mensen nu, mijzelf incluis. Je hoeft maar een klein beetje te overwegen waar artificiële intelligentie, robotisering en transhumanisme toe leiden, en je krabt je toch wel even achter de oren. In “Brave New World” wordt de mens zélf gereduceerd tot machine, een visie waar  iemand als professor Swaab getuige “Wij zijn ons brein” waarschijnlijk goed mee uit de voeten kan. Huxley begint te vertellen over een groep leerlingen die een rondleiding krijgt in een ‘Londens Centrum Voor Kweek En Conditionering’. Hier worden mensen gefabriceerd.  Vrouwen ontvangen een bonus van zes maandsalarissen als ze vrijwillig hun eierstok afstaan. Ten behoeve van de maatschappij. DNA bestond nog niet in Huxley’s tijd, dus daar wordt niet aan geprutst. De rijpe eicellen kwakken ze simpel in een bouillon met vrij zwemmende spermatozoa en na bevruchting worden ze in een broedstoof geplaatst. Vervolgens ondergaan de zygoten bepaalde procédé’s om ze geschikt te maken voor  het universele kastensysteem, dat bestaat uit ‘hoogopgeleide’ alfa’s en bèta’s en ‘laagopgeleide’ gamma’s, delta’s en epsilons. Het is absoluut fascinerend hoe Huxley zich een en ander voorstelt. Via een lopende bandroute worden de reageerbuisvruchtjes aangezet tot oneindig kloongedrag door de groei te frustreren. Onder andere via röntgenstraling of een bijna dodelijke dosis alcohol. De eicel reageert daarop met knopvorming, waaruit tientallen identieke embryo’s groeien. Het resultaat: een leger standaardmannen en –vrouwen: “… Het principe van massaproductie eindelijk toegepast op de biologie…”. Waarom? Omdat ‘Gemeenschappelijkheid, Gelijkheid, Stabiliteit’, het motto van  de Wereldstaat, alleen gerealiseerd kan worden door mensen die gelukkig zijn. En gelukkige mensen kweek je door te zorgen dat ze allemaal hetzelfde zijn en hun sociale bestemming prettig vinden.

 

Vooral niet denken

Om dit doel te bereiken worden ze niet alleen van jongsaf ‘gepredestineerd’, maar ook ‘geconditioneerd’. A là Pavlov. De vruchtjes, gebotteld en wel, reizen automatisch door een fabriek, terwijl ze van alle kanten manipulaties ondergaan. Injectie zus, bloedsurrogaat zo. Om de acht meter worden de embryo’s geschud om ze vertrouwd te maken met beweging. Epsilons in de maak, die vooral niet moeten leren denken, krijgen weinig zuurstof: “… Het eerste orgaan dat schade opliep waren de hersenen. Daarna het skelet. Bij zeventig procent van de normale hoeveelheid zuurstof kreeg je dwergen…”. Dertig procent van de vrouwelijke embryo’s mogen zich normaal ontwikkelen. De rest krijgt een spuit met mannelijke geslachtshormonen, zodat ze ‘gedecanteerd’ worden als hermafrodiet. Ter geruststelling: ze zullen eruit zien als volkomen normale vrouwen. Hier en daar misschien wat last van overbeharing, maar ach. Huxley is veel ironischer dan Orwell en heeft af en toe een bijtende humor. Een partij voorbestemde raketmonteurs wordt bijvoorbeeld mechanisch rondgewenteld om het evenwichtsgevoel te verbeteren. Als ze zich rechtop bevinden laten ze hen half verhongeren en als ze ondersteboven hangen verdubbelen ze hun portie voedingsmiddelen. Zo “… leren ze de omgekeerde wereld te associëren met welbevinden; het is zelfs zo dat ze alleen gelukkig zijn wanneer ze op hun hoofd staan…”.

 

Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst

De studenten worden meegenomen naar een andere afdeling van het gebouw waar peuters - zeg maar gerust - verbijsterend harteloos worden ‘afgericht’. Een strook van een zaal is bezaaid met gekleurde geurige rozen. Daartussen opengeslagen prentenboeken vol vrolijke plaatjes. Een leger babies van acht maanden kruipt er kirrend en opgewonden naartoe. Eenmaal aangekomen slaan er alarmbellen op tilt, beginnen er sirenes te loeien en wordt de strook onder elektriciteit gezet. Het resultaat: de kinderen zullen voor altijd een hekel aan boeken en bloemen hebben. Mensen van lagere kasten moeten hun tijd niet verspillen aan lezen. En stel je voor dat bepaalde informatie hun reflexen zou de-conditioneren! Bovendien leidt liefde voor bloemen tot liefde voor de natuur. Dat brengt geen geld op. De massa moet het platteland verafschuwen, maar buitensporten waarbij ingewikkelde apparatuur wordt gebruikt omarmen. Dus: twee vliegen in een klap. Op enorme slaapzalen krijgen slapende peuters via zachte geruststellende stemmen die vanonder hun hoofdkussens komen moreel slaaponderwijs: hypnopedie. Influisteringen van de Staat. Dag en nacht worden ze ingenieus gehersenspoeld.  

 

Zwitserlevengevoel

Seks is een verhaal apart. Kinderen rennen als het even kan buiten in hun blootje rond en worden gestimuleerd ‘doktertje’ te spelen.  De zeden zijn totaal omgedraaid. Levendbarende moeders heten obsceen. De begrippen ‘ouders’ en ‘familie’ worden gelinkt aan porno. ‘Thuis’ is een beschamend woord. Gezinnen, monogamie en romantiek zijn ongehoorde zaken, die verband houden met ingetoomde driften die over-stromen. Hoe kun je dan ooit ‘stabiel’ zijn?  ‘Iedereen behoort aan iedereen’. Als je het vier maanden met dezelfde doet ben je verdacht. Vrouwen worden eeuwig jong en mooi gehouden. Chicken die ‘lekker plastisch’ zijn. Voor mijn geestesoog verschenen onmiddellijk met botox opgevulde figuren. Levende barbiepoppen. De gezamenlijke meisjeskleedzalen zijn voorzien van stortbaden, vibrozuigmassageapperaten en kraantjes met acht verschillend geurende eau de colognes. Een patroongordel met voorbehoedsmiddelen behoort tot de standaard uitrusting. “… ‘Jullie jongens boffen maar!’ zei de Chef. ‘Geen moeite is gespaard om jullie leven emotioneel gemakkelijk te maken – om mogelijk te voorkomen dat jullie ook maar emoties hébben…”. De tijdsinterval tussen een bewustwording van een verlangen en de vervulling daarvan wordt op allerlei manieren zo kort mogelijk gehouden. Want tevreden mensen zijn makkelijk hanteerbaar. Geslachtshormoonkauwgum lijkt dezelfde functie te vervullen als hedendaagse viagrapillen. Ter ontspanning ga je naar de voelm, een soort bioscoop waar constant onbenullige soft-porno wordt gedraaid, en allerlei trucjes het effect echter dan echt maakt. Een drugs waarvan je geen kater overhoudt is permanent beschikbaar: soma. Een beetje vergelijkbaar met de antidepressiva van nu. “… Werken, spelen – op ons zestigste hebben we dezelfde vermogens en voorkeuren als op ons zeventiende. In de slechte oude tijd hadden oude mensen de neiging dingen te laten vallen, zich terug te trekken, zich aan de godsdienst te wijden, hun tijd te gebruiken om te lezen, te denken – te dénken…”. Ongelooflijk: “… Nu - en dat is vooruitgang – nu werken ouderen, copuleren ouderen, hebben ouderen geen tijd, geen vrijaf van het plezier maken, geen ogenblik om te gaan zitten denken – of als het ooit onverhoopt mocht gebeuren dat er een tijdgat gaapt in de massa verstrooiingen, is er altijd soma, heerlijke soma…”. Het ultieme zwitserlevengevoel. Van bloemen hebben ze sowieso al van jongaf een hekel, dus van ‘achter de geraniums zitten’ is geen sprake.

 

De keuze tussen wereldbestuur of vernietiging

Uit het verhaal blijkt dat er een Negenjarige Oorlog is geweest. Op de Kurfürsterdam hebben een formatie van veertienduizend vliegtuigen miltvuurbommen laten ontploffen waarvan de knal niet luider was dan het klappen van een papieren zak. De Russen hebben het drinkwater besmet. Daarna kwam er een enorme economische crisis. De keus ging tussen wereldbestuur en vernietiging. In het belang van de industrie diende iedereen per jaar zo-en-zoveel te consumeren. Loonslaven werden bestookt met reclame voor vliegreizen. Natuurlijk kwamen gewetensbezwaarden in verzet. Sommigen wilden ‘terug naar de natuur’. Maar Simpel Leven-activisten werden rücksichtlos neer gemaaid met machinegeweren. Tweeduizend cultuurfanaten werden vergast met dichloorethylsulfide in het British Museum. De ‘Campagne tegen het Verleden’ ging gepaard met het sluiten van musea, het opblazen van monumenten en het verbieden van boeken. Je krijgt toch pijn in je buik als je het vergelijkt met wat er vandaag de dag gaande is? In plaats van God wordt inmiddels de heer Ford aanbeden (gemodelleerd naar Henry Ford die in 1908 zijn eerste T-Ford en met zijn lopende band de massaproductie van auto’s  introduceerde). De T heeft in de nieuwe wereld ook een quasi-religieuze betekenis gekregen, als vervanger van het kruisteken. De nieuwe religie is het fordianisme. Er zijn Fordsdagvieringen, gemeenschapszangen en solidariteitsdiensten, waarbij het gaat om het verlies van je afzonderlijke identiteit. Om met z’n allen in extase op te gaan en te versmelten met het ‘Groter Wezen’, wat zijn breekpunt bereikt in een gezamenlijke orgie. Een punt van geheimzinnige singulariteit die aan Ray Kurzweil doet denken. ‘Oh, my Ford’, roepen de mensen als ze vloeken. En ‘Jij fordomde rotzak!’ als ze schelden (wat natuurlijk niet erg stabiel is). Vroeger had je iets als het christendom. Vroeger had je iets wat een ziel heette en iets wat onsterfelijkheid werd genoemd. Zie de moderne wetenschap die een ziel of geest naar het rijk der fabelen verwijst. Wat een armoe als we vergeten wie we zijn…

 

Anders

Natuurlijk is er in het boek een persoon die zich anders voelt dan de rest. De nogal klein uitgevallen Bernard Marx. Een excentrieke alfa-plus psycholoog die zo goed is in zijn vak dat hij desondanks aan mag blijven. Al vergeet hij nog wel eens het ‘infantiele decorum’, volgens zijn baas. Waarschijnlijk een gevalletje ‘teveel alcohol in zijn bloedsurrogaat’. Omdat hij zo raar is vindt ene Lenina hem wel leuk. Hij wil notabene al wandelend en pratend een middag met haar doorbrengen. Hij heeft spijt dat hij tijdens de eerste de beste ontmoeting al op haar is gedoken. Vindt ze het niet erg om enkel een stuk vlees te zijn? Lenina begrijpt niets van hem: “… ‘Ik wil weten wat hartstocht is,’ hoorde ze hem zeggen. ‘Ik wil iets echt voelen.’ ‘Voelt het individu droef of blij, dan wankelt de maatschappij,’ sprak Lenina. ‘Nou ja, waarom zou die niet een keertje mogen wankelen?’ ‘Bernard!’ Maar Bernard bleef schaamteloze uitspraken doen. ‘Intellectueel en in werktijd zijn we volwassen,’ ging hij door. ‘Op het gebied van gevoelens en verlangens, kleine kinderen.’…”. Tot voor kort dacht ik dat onze maatschappij precies zo in elkaar stak. De coronacrisis heeft ons misschien iets veranderd. Mag ik hopen. Dan zou het toch nog wat goeds opleveren. Vanwege zijn beroep heeft Bernhard toestemming om een indianenreservaat te bezoeken in New Mexico. Lenina krijgt de kans om met hem mee te gaan. Het is nu of nooit. Zoals alle hoogopgeleiden heeft Bernhard een eigen helikopter (de lager opgeleiden verplaatsen zich met de monorail), maar voor deze excursie nemen ze een raket.  Die is wat sneller – tijd is geld.

 

Shakespeare in de wildernis

Tijdens hun bezoek aan het reservaat maken Lenina en Bernhard geschokt kennis met vuil, mismaaktheid en ouderdom. Ze zijn getuige van een bloederig religieus ritueel. Een onmiskenbaar blanke vrouw komt op hun pad. Een landgenote die ooit door haar man zwanger blijkt te zijn achtergelaten, nadat ze verdwaalde tijdens een eenzame wandeling. Ze is de moeder van een - oh gruwel - blonde puberzoon, John, die zichzelf een ouderwets en bizar soort Engels heeft aangeleerd aan de hand van een ooit ergens gevonden exemplaar van “De Volledige Werken van William Shakespeare”. Bernhard besluit beide wilden mee terug te nemen naar de civilisatie. Als hij de jongen, die ondertussen stapelverliefd op Lenina is, vraagt wat hij daarvan vindt, komt de titel van het boek in zicht: “… ‘O heerlijke nieuwe wereld,’ herhaalde hij. ‘O heerlijke nieuwe wereld, die zulke wezens draagt. Laten we meteen gaan,’ ‘Je drukt je soms wel heel merkwaardig uit,’ zei Bernhard…”. In de heerlijke nieuwe wereld komt de vrouw haar bed niet meer uit, waarin ze verslaafd weg deint in somadromen. John wordt als ‘de Wilde’ een bezienswaardigheid. Hij kan niet wennen aan zijn omgeving. Alles staat hem tegen. Op een dag krijgt hij een telefoontje dat zijn moeder is opgenomen in een stervenshuis. Omdat alle zestigjarigen daar uiteindelijk belanden en ‘pats-boem’ dood gaan, moet er haast sprake zijn van euthanasie, alhoewel ik dat niet direct uit het verhaal kon opmaken. Alles wordt in het werk gesteld om de tragiek van het sterven te verbloemen. Mensen liggen in heerlijke geuren en een hemelse drugsroes, gefixeerd op televisiekastjes aan het voeteneind van hun bed, op hun einde te wachten. Hordes onnozele kinderen komen af en toe lawaaierig de sterfzalen onveilig maken in verband met hun ‘doodsconditionering’. Ze moeten leren dat sterven niets is om bang voor te zijn. Vrolijk gekleurde luchtlijkkoetsen vliegen af en aan. Als John een van de kinderen een draai om zijn oren geeft - “… tweelingen die als luizen over het mysterie van haar dood zwermden…” - en huilend in elkaar zakt als zijn moeder de geest geeft, staan de kinderen bedremmeld toe te kijken. Om de sfeer op te krikken vraagt een verpleegster wie er iets lekkers lust.  “… Vijf tweelingen in kaki kleding, elk met een moorkop in de rechterhand, en hun identieke gezichtjes op verschillende wijzen besmeurd met chocolade, stonden hem op een rij dom aan te gapen. Ze keken hem aan en grijnsden tegelijk. Eentje gebruikte de rest van zijn moorkop om te wijzen. ‘Is die dood?’ vroeg hij…”

 

Massamens

Als John een enorme rel ontketent, moet hij op het matje komen bij de Chef: de hoogste leider. Er ontstaat een interessante discussie over ‘schoonheid en waarheid’ versus ‘comfort en geluk’. Geluk is stomvervelend maar bevordert wel stabiliteit. Geluk is nooit groots. Over geluk valt niks te schrijven. Kunst met een grote K is niet verenigbaar met geluk. Schoonheid gaat niet samen met geluk. Schoonheid betekent lijden. Wetenschap die zich niet laat muilkorven, dus waarheid, ook.  Echter: “… De ruggengraat van de maatschappij wordt niet gevormd door filosofen, maar door figuurzagers en postzegelverzamelaars…”. De massamens is tevreden met dom werk dat niet belastend is voor de geest of de spieren: “… Zevenenhalf uur lichte, niet uitputtende arbeid, daarna de portie soma, spelen en onbeperkt copuleren en voelm…”. Werktijdverkorting is met gemak realiseerbaar, maar uit onderzoek blijkt dat de gemiddelde mens zich dan weer geen raad weet met zijn vrije tijd en zich te pletter zou vervelen.

 

De verdwenen God

De massamens in de heerlijke nieuwe wereld heeft niet alleen kunst en wetenschap, maar ook God ingeleverd. De Chef: “… Je kunt alleen onafhankelijk zijn van God zolang je jeugd en welvaart hebt…”. Zaken als zelfverloochening en verdraagzaamheid bestaan niet meer. “… Iedereen kan nu deugdzaam zijn. Je kunt zeker de helft van je moraal in een flesje bij je dragen. Christendom zonder tranen – dat is soma…”. Dulden of je verzetten vanuit bepaalde principes is er niet meer bij. John: “… ‘Dus u denkt dat er geen God is?’ ‘Nee, ik denk dat er hoogstwaarschijnlijk wel een is.’ ‘Maar waarom…?’ Mustapha Mond onderbrak hem. ‘Maar hij openbaart zich op verschillende manieren aan verschillende mensen. In premoderne tijden openbaarde hij zich als het wezen dat in deze boeken beschreven staat… Nu…”. De Chef blijkt een bibliotheek vol verboden boeken te bezitten, waaronder “De Bijbel”, “De navolging van Christus” en “De varianten van religieuze ervaring” door William James. “… ‘Hoe openbaart hij zich nu?’ vroeg de Wilde. ‘Hij openbaart zich als een afwezigheid; alsof hij er helemaal niet is.’…”. Het doet me denken aan titels die in de laatste helft van de vorige eeuw ‘in’ waren over het thema van de verdwenen God:  “Godsverduistering” (1954) van Martin Buber, “Hoe God verdween uit Jorwerd” (1996) van Geert Mak, “Gereformeerden op zoek naar God”  (1990) van dr. C. Graafland, “De terugkeer van de verloren Vader” van F.O. van Gennep (1989). Daarop kwam al gauw de reactie dat God niet zozeer was verdwenen, maar dat de méns zich verborgen houdt en verloren is geraakt. Door de verkeerde wissels te nemen. Dat is eerder het geval denk ik. Volgens de Chef moet je, als je niet met God van doen wilt hebben, op de allereerste plaats zorgen dat je nooit en te nimmer alleen bent. “… ‘Wat jullie nodig hebben,’ vervolgde de Wilde, ‘is, voor de verandering, iets met tranen. Niets kost hier genoeg…”. De Chef: “… ‘Wij doen alles het liefst op ons gemak.’ ‘Maar ik wil geen gemak. Ik wil God, ik wil gedichten, ik wil echt gevaar, ik wil vrijheid, ik wil goedheid, ik wil zonde.’…”. De “Heerlijke Nieuwe Wereld” is een dystopie – het loopt allemaal helemaal verkeerd af.

 

Uitgave: J.M Meulenhoff  – 2009, vertaling Pauline Moody, 253 blz.,  ISBN 978 902 908 493 2, 12,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten