Menu

vrijdag 8 augustus 2014

Mijn tijdperk van de angst – Scott Stossel


Subtitel: Angst, hoop en vrees en de zoektocht naar gemoedsrust

Zondagavond zag ik de uitzending van “Zomergasten” met de populaire thrilllerauteur Saskia Noort. Vaak kwam het thema ‘angst’ aan bot, wat natuurlijk niet zo vreemd is, want thrillers zijn per definitie gebaseerd op angst. Best belangrijk dus dat mensen die wat met boeken hebben iets weten over wat verschillende psychiaters, in een in het programma getoond filmpje uit de serie “Kijken in de ziel”, unaniem, ‘de belangrijkste menselijke emotie’ noemden. Ik heb in mijn leven legio boeken over angst gelezen. Ik kan wel zeggen dat daarvan wat mij betreft “Mijn tijdperk van de angst” zo ongeveer het beste is dat ik tot nu toe ben tegengekomen. Ik sloeg het dicht met het gevoel dat ik als leek eindelijk álles wist van wat er over te weten viel!


Ervaringsdeskundige
Het punt is dat Scott Stossel (1969) geen wetenschapper is, en zich dus niet vastbijt in zijn eigen discipline - er zijn oneindig veel verschillende theorieën over het ontstaan en behandelen van angststoornissen -, maar een Amerikaanse journalist (redacteur van het culturele magazine The Atlantic; schrijft verder o.a. voor The New Yorker, The New York Times en The Washington Post). Hij is derhalve onbevooroordeeld, geeft een uitgebreid totaaloverzicht, belicht het thema van alle kanten, duikt diep in de geschiedenis, is op een bijna ‘beangstigende’ manier belezen – alleen al de index met verwijzingen naar secundaire literatuur bevat 100 bladzijden (!), schrijft ongewoon levendig – de tekst wordt steeds onderbroken door allerlei citaten (ik ben dol op citaten, maar dat wist je natuurlijk al), en dat vooral – denk ik – omdat hij als geen ander weet waar hij het over heeft. Hij lijdt zelf van jongs-af-aan aan allerlei angsten en fobieën, waar hij ongeremd en soms bijna hilarisch over vertelt. Hij rende weg bij het eerste meisje dat hem wilde kussen omdat hij moest overgeven, trilde en zweette en shakete zich door zijn trouwerij, hij ging onderuit bij de geboorte van zijn kind, hij klapte dicht tijdens openbare lezingen en presentaties, stortte in tijdens examens, sollicitatiegesprekken, vlieg- en treinreizen, hij verloor met opzet sportwedstrijden om ondraaglijke angstgevoelens te vermijden, kreeg op de onmogelijkste momenten last van darmkrampen, en werd soms zomaar op straat overvallen door doodsangst: “… Zelfs wanneer ik niet actief door zulke acute episodes wordt getroffen, pieker ik: over mijn gezondheid en die van mijn familieleden, over geld, over werk, over het rammelende geluidje in mijn auto en het gedruppel in mijn kelder, over de naderende ouderdom en de onvermijdelijke dood – over alles en niets. Soms wordt dat gepieker omgezet in mild lichamelijk ongemak – buikpijn, hoofdpijn, duizeligheid, pijnen in armen en benen – of een algehele malaise, alsof ik de ziekte van Pheiffer heb of de griep. Op allerlei momenten heb ik door angstgevoelens moeite gehad met ademhalen, slikken en zelfs lopen; die problemen groeien vervolgens uit tot obsessies die mijn denken volledig in beslag nemen…”.
Eerst dacht ik: hij overdrijft – we zijn allemaal wel eens bang. Maar: “… Ik heb ook een paar specifieke angsten of fobieën. Ik zal er een paar noemen: voor afgesloten ruimtes (claustrofobie), hoogten (acrofobie), flauwvallen (asthenofobie), ver van huis vast komen te zitten (een vorm van pleinvrees), bacillen (bacillofobie), kaas (turofobie), spreken in het openbaar (een subcategorie van sociale fobie), vliegen (aerofobie), overgeven (emtofobie of braakangst) en uiteraard voor overgeven in vliegtuigen (aeronausifobie)…”.
Dit is niet leuk meer. Dit is echt heel erg.
Een journalist die Scott Stossel interviewde bij hem thuis, vertelt dat er overal kotszakjes liggen en dat hij met een papieren zakdoekje de keukenkastjes open maakt.
Zijn handicap heeft Stossel echter niet tegengehouden om carriére te maken, een gezin te stichten, en een succesvol schrijver te worden. In mijn ogen is hij een enorm moedige kerel; want zeg nu zelf – als je nergens bang voor bent is het niet zo moeilijk om krokodillenvanger of gevechtspiloot te worden, toch?!
“… Mensen die geen angstgevoelens ervaren, zijn doorgaans ernstiger gestoord – en vormen een groter gevaar voor de samenleving – dan mensen die aan acute of irrationele angsten lijden; dat zijn psychopaten…”.

Niets helpt
Wat deed de z.g. ‘hoogfunctionerende’ Scott Stossel aan zijn problemen? Zo’n beetje álles: “… Individuele psychotherapie (dertig jaar lang), gezinstherapie, groepstherapie, cognitieve gedragstherapie (CGT), rationeel-emotieve therapie (RET), acceptatie- en commitmenttherapie (CGT), hypnose. Meditatie, rollenspel, interoceptieve blootstellingstherapie, in-vivo-blootstellingstherapie, ondersteunend-expressieve therapie, eye movement desensitization and reprocessing (EMDR), zelfhulpboeken, massagetherapie, bidden, acupunctuur, yoga, stoïcijnse filosofie en audiocassettes die ik heb besteld naar aanleiding van een infomercial die ’s avonds laat op tv was. En medicijnen, heel veel medicijnen: chloorpromazine, imipramine, desipramine, chloorfeniramine, Nardil, buspiron, prozac, Zoloft, paroxetine, Wellbutrin, Effexor, Cipramil, Lexapro, Cymbalta, fluvoxamine, Trazodone, levothyroxine, Propranolol, traxene, oxazepam, prazepam, sint-janskruid, zolpedem, valium, librium, Temesta, Xanax en clozepam. En ook bier, wijn, gin, bourbon, wodka en whisky. En weet je wat hielp? Niets. Nou ja dat is niet helemaal waar. Sommige medicijnen hebben mij kortere tijd een beetje geholpen…”. Vervolgens licht hij alle remedies stuk voor stuk door (in het ND van 26 juli 2014 adviseerde Marcus Huibers, hoogleraar klinische en experimentele psychologie aan de Amsterdamse VU, dan ook maar eens te stoppen met het bedenken van wéér een nieuwe therapie, en eerst eens te onderzoeken waarom de oude wel of niet werken, omdat blijkt dat psychotherapie bij 50 procent van de patiënten geen baat heeft: “… Nieuw is sexy. Met iets nieuws haal je de publiciteit. En we willen als wetenschappers allemaal graag duizend keer geciteerd worden. Ego’s spelen een grote rol. De verleiding is groot…” – verheugend is dan wel weer het nieuws dat tegenwoordig met een hersenscan bekeken kan worden of een patiënt positief zal reageren op elektroschocktherapie.

Geen of-of, maar en-en
Søren Kierkegaard (1813-1855) en Sigmund Freud (1856-1939) waren de eersten die een heel boek aan ‘angst’ wijdden. Ondertussen is er een enorme vooruitgang geboekt op het gebied van de neurochemie en neuroanatomie inzake angst. Toch bestaat er nog steeds een controverse tussen de psychiaters en psychofarmacologen die zweren dat geneesmiddelen angstgevoelens wegnemen, en cognitieve psychologen en gedragstherapeuten die zeggen dat door middel van ‘praten’ je denkpatroon verandert en je onjuiste waarnemingen kunt corrigeren (een mooi voorbeeld kwam ik tegen toen ik van de week luisterde naar Oba Live op radio 5, waarin de twintigjarige Ami Gest, die politiek actief is voor de SP in Landsmeer, vertelde hoe hij van zijn angstgevoelens en fobieën afkwam door in het boeddhisme te duiken). En die controverse bestaat al eeuwen. Volgens de joods-Nederlandse filosoof Baruch Spinoza (1632-1677) zorgen onlogische denkpatronen ervoor dat je dingen vreest die je niet kunt beïnvloeden, en zestienhonderd jaar vóór Spinoza schreef de stoïcijnse filosoof Epictetus: “… Mensen worden niet verontrust door zaken, maar door hun opvattingen erover…”. Nóg eerder: volgens Hippocrates, Aristoteles en Galenus waren angsten en andere psychiatrische stoornissen een medisch en biologisch probleem dat het best kon worden verholpen door de balans tussen de verschillende lichaamssappen te herstellen. Plato vond dat echter weer grote onzin: de geest staat los van het lichaam - de geest is uit balans.
Even terzijde: “… De oude Grieken geloofden dat Pan, de god van het woud, de patroon van herders en hun grazende kuddes was. Pan was geen edele god: hij was kort en lelijk, rende rond op geitenpootjes en deed graag een tukje in grotten of struiken langs de weg. Wanneer hij door passanten werd gewekt, slaakte hij een bloedstollende kreet die ieder die hem hoorde de haren te berge deed rijzen. De schreeuw van Pan, zei men, deed reizigers van schrik dood neervallen. Pan boezemde zelfs de andere goden angst in. Toen de Titanen de Olympus bestormden (zoals de mythe vertelt), bezorgde Pan hun een nederlaag door angst en verwarring in hun gelederen te zaaien. De Grieken gaven Pan ook alle eer van hun zege tijdens de slag bij Marathon in 490 voor Christus, waar hij volgens de overlevering de Perzische vijand angst had ingeboezemd. De ervaring van plotselinge schrik, vooral op plaatsen waar het druk is, werd ‘paniek’ genoemd (naar het griekse woord panikos, letterlijk ‘van Pan’)…”.
Moderne schrijvers als W.H. Auden, David Riesman, Erich Fromm, en Albert Camus oreerden dat angstgevoelens veroorzaakt worden door de cultuur (zie b.v. ook Paul Verhaeghe in zijn boek “Identiteit”).
Volgens Scott Stossel heeft iedereen een beetje gelijk en is het geen kwestie van of-of maar en-en: “… In werkelijkheid is angst een weerspiegeling van biologische aanleg én levensbeschouwing, van lichaam én geest, van instinct én rede, van persoonlijkheid én cultuur. Angstgevoelens die op een spiritueel en psychisch plan worden ervaren, kunnen op een moleculair en fysiologische niveau wetenschappelijk worden gemeten. Angst komt voort uit aanleg en opvoeding. Ze is zowel een psychisch als sociaal verschijnsel. Om in computerterminologie te spreken: angst is zowel een hardwareprobleem (mijn bedrading is ondeugdelijk) als een softwareprobleem (ik gebruik programma’s met kromme logica die ervoor zorgen dat ik angstige gedachten krijg)…”.

Totale kalmering
In de VS zijn angststoornissen op dit moment de meest voorkomende psychische aandoening, en bij ons zal dat wel niet veel anders zijn. Bijna één op de zeven personen is wat je noemt ‘klinisch angstig’. Het gaat alleen om degenen die gediagnosticeerd zijn; dit beeld is dus nogal rooskleurig! Eén op de vier Amerikanen kan er op rekenen een keer door ‘verlammende angst’ te worden getroffen. Een onderzoek uit 1986 meldt dat één op de drie patiënten bij de huisarts over ‘ernstige angstgevoelens’ klaagt.
Angst hoort bij het leven. Dertig jaar geleden bestond angstgevoel niet eens als behandelbare ziekte. Pas in 1980 werden angststoornissen voor het eerst opgenomen in de derde editie van het ‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’ - ter vervanging van de freudiaanse neurosen: “… De DSM kent aan elk plakje waanzin een naam en een nummer toe. Zo is paniekstoornis ziekte nummer 330.21, een diagnostische code. (…) Maar is ze ook echt een ziekte, alleen omdat ze een naam heeft? – Daniel Carlat in ‘Unhinged: The Trouble with Psychiatry – A Doctor’s Revelations about a Profession in Crises (2010) …”.
De vraag speelt op of je met gedrag dat tegenwoordig door medici ‘gestoord’ of ‘ziek’ wordt genoemd - terwijl je vroeger alleen maar ‘problemen’ had (en wie heeft daar af en toe geen last van?) - niet vooral de farmaceutische industrie aan het spekken bent, die voor steeds meer mensen geneesmiddelen ontwikkelt en fabriceert: “… Met het huidige niveau van valiumgebruik, zou de komst van het millennium samenvallen met de totale kalmering van Amerika – uit ‘Benzodiazepines: Use, Overuse, Misuse, Abuse’, hoofdartikel in The Lancet (19 mei 1973)…”.
Ondertussen zijn de cultuur en het milieu van de Verenigde Staten doordrenkt van antidepressia: “… Boeken als ‘Prozac Nation’, ‘Prozac Diary’ en ‘Listening to Prozac’( en uiteraard ‘Talking Back to Prozac) prijkten in de jaren negentig op de bestsellerslijsten, en in Hollywoodfilms en spotprenten in de ‘New Yorker’ duiken nog steeds met enige regelmaat grappen over prozac en Lexapro op. Er zijn sporenelementen van prozac, paroxetine, Zoloft en Cipramil aangetroffen in de ecosystemen van Amerikaanse kikkers (bij wie ze ontwikkelingsvertraging en –afwijkingen hebben veroorzaakt), in de hersenen en levers van vissen in het noorden van Texas en in Lake Mead, het grootste waterreservoir van Amerika, dat Las Vegas, Los Angeles, San Diego en Phoenix van drinkwater voorziet…”.
En dan heb ik het nog maar niet over de verslavings- en ontwenningsproblemen, de bijwerkingen, en het placebo-effect. Sommige SSRI’s blijken even werkzaam te zijn als suikerpillen: “… Als we over honderdvijftig jaar op deze periode terugkijken, zullen we antidepressia misschien beschouwen als een gevaarlijk en sinister experiment – Joseph Glenmuller, in ‘Prozac Backlash’ (2001)…”.
Bovendien: raken we door het chemisch wegwerken van gevoelens als zelfbewustzijn, schaamte, verdriet, schuld en angst niet vervreemd van onszelf?

Worriers can be Winners
Eén troost: angststoornissen zorgen gelukkig niet alleen maar voor kommer en kwel. Uit het verleden blijkt dat angstgevoel gekoppeld kan zijn aan groot artistiek en creatief talent. Emily Dickinson, Franz Kafka, Woody Allen, T.S. Eliot, Marcel Proust, Charles Darwin en Isaac Newton werden allemaal verteerd door angst. Romanschrijfster Jeanette Winterson had het ooit over ‘de naburigheid van wond en gave’. Hoe meer je geneigd bent te tobben, hoe hoger je IQ.

Uitgave: De Bezige Bij – 2014, vertaling Aad Jansen & Jan Willem Reitsma, 432 blz., ISBN 978 902 348 449 3, €29,90
Rechtstreeks bestellen: klik hier

1 opmerking :

  1. Grappig, ik was naar iets totaal anders op zoek. Toen kwam ik op dit blog, heb direct het boek opgeschreven op mijn lijstje met boeken die ik snel is moet gaan lezen!

    BeantwoordenVerwijderen