zaterdag 11 september 2021

De genocidefax – Roxane van Iperen


Subtitel: Wat doe jij als het erop aankomt?

 

Omdat ik zeer onder de indruk was van “’t Hooge Nest” van jurist en publicist Roxane van Iperen (1976) - zie mijn vorige blog - heb ik haar Boekenweekessay, “De genocidefax”, er maar gelijk achteraan gelezen. Van Iperen houdt zich vooral bezig met het thema ‘macht’. Door een grote  gebeurtenis uit de wereldgeschiedenis te ontrafelen, in dit geval de slachtpartij tussen de Hutu’s en Tutsi’s in het Rwanda van 1994, laat ze zien hoe macht in het klein werkt. Ook in jouw leven. Ik heb mijn ogen uitgewreven. Echt. 

 

Recht uit het boekje van de Kristallnacht

Op 6 april 1994 ontploft de boel in Rwanda als de gematigde Hutu-president Juvénal Habyarimana met zijn vliegtuig uit de lucht wordt geschoten. Hij komt net terug van een laatste bespreking met de Tutsi-patij RPF (Rwandees Patriottisch Front), in het kader van het ondertekende vredesakkoord van Arusha, dat een einde moet maken aan een driejarige burgeroorlog. Een en ander past niet in het straatje van de extremistische Hutu’s, die alle Tutsi’s het land uit willen jagen. Om het vuur van de volkswoede nog eens flink op te stoken, verspreiden ze het gerucht dat de Tutsi’s achter de moord zitten: “… Een klassieke openingsakte, recht uit het boekje van de Kristallnacht…”.

 

Kakkerlakken

Roméo Dallaire, de Canadese generaal van de VN-vredesmissie, weet niet hoe gauw hij tien van zijn Belgische paratroepers naar het huis van de premier, Madame Agathe, moet sturen, om haar te beschermen en voor de radio te halen, zodat ze het land tot kalmte kan manen. Het is zijn taak om het prille vredesakkoord tussen de Hutu’s, die op dit moment in de generatielange vete de winnaars zijn, en de Tutsi’s, die het onderspit delven, in goede banen te leiden: “… hij kent de felle tegenstand van de radicale Hutu’s. Als hij ervoor kan zorgen dat de gematigden de overhand houden, kan hij verdere escalatie misschien voorkomen..”. Het extremistische radiostation RTLM braakt tussen alle popmuziek door al maandenlang berichten uit vol virulente haat  over de aanwezigheid van Belgen, de Tutsi’s en de Hutu’s die hun harde lijn niet ondersteunen. Inmiddels slingert de zender non-stop ophitsende oorlogstaal richting de Tutsi’s de ether in: ‘verdelg die kakkerlakken’. In de nacht die aanbreekt trekken milities jonge, extremistische Hutu’s, van huis naar huis met een namenlijst van vijanden. Er zijn te weinig blauwhelmen om hulp te kunnen bieden. Niet alleen de Tutsi’s, ook bijna iedere gematigde Hutu-leider in het land wordt gedood. Inclusief zijn familie. Madame Agathe wordt gevonden met een kogel door haar hoofd en een bierfles in haar vagina. Haar lijfwacht is gevangen genomen. Wie een ‘liever’ verhaal wil over deze situatie leze: “De andere helft van Augusta Hope” van Joanna Glen.

 

Helden of verraders?

Aan de hand van een citaat van Augusto Dos Anjos, “… Hij, die op een miserabele aarde tussen de roofdieren leeft, voelt onvermijdelijk de noodzaak er zelf een te worden…”, toont van Iperen aan dat het eerder gemeengoed dan uitzondering is dat ‘normale’ mensen meedoen aan schadelijk groepsgedrag. Zie de toeslagenaffaire bij de Belastingdienst, pesten en seksuele intimidatie op het werk, tot het meest extreme overheidsgeweld tijdens de Tweede Wereldoorlog of Nederlands-Indië. We staan erbij en kijken ernaar. Heel weinig mensen nemen het op voor de slachtoffers. We zijn van nature geen helden. We willen van jongsaf aan bij een groep horen: een gezin, een (sub) cultuur of gemeenschap. We zoeken aansluiting. Hebben daar veel, zo niet alles, voor over. Trouw en loyaliteit aan eigen land, politieke kleur, werk, religie of familie wordt als iets positiefs ervaren. Maar een groep die begint als een veilige haven kan zich verharden in ‘het eigen’ gelijk. Versus ‘de ander’. Waarbij de eigen problemen en gebreken geprojecteerd worden op een gedeelde zondebok. Wie kritiek durft te uiten is een verrader. De straf: verstoting. De Nederlands-Indië-veteraan Joop Hueting die zich als eerste uitsprak over het excessieve geweld door Nederlandse militairen moest vluchten vanwege alle doodsbedreigingen die hij ontving. Iedere MeToo-er weet dat het aankaarten van seksueel grensoverschrijdend gedrag verbanning uit de groep betekent. De machtigste en slimste individuen op aarde houden een muur van stilzwijgen in stand die voor slachtoffers vaak nog pijnlijker is dan het misbruik zelf (zie de zaak Jeffrey Epstein). Rond de toeslagenaffaire durfde een hoogleraar staatsrecht zelfs te stellen dat ‘een angstcultuur op departementen heeft geleid tot een zwijgcultuur’. “… Bericht van een ambtenaar naar mij vandaag: ‘Er wordt zoveel “toegedekt” in alle ministeries, maar je carrière en daarmee je leven weggooien door dat te “lekken” durft niemand. RvS (Raad vanState) heeft makkelijk praten met hun goudgerande contracten en afbetaalde hypotheken…”.

 

Individuele ontwikkeling versus de drang om bij een groep te horen

Van Iperen: “… Beslissingen op basis van het eigen geweten vormen de uitzondering…”. Mensen handelen over het algemeen naar gelang de respons van de groep waar ze toe behoren. Kampoverlevende en psychiater Andries van Dantzig noemt ‘bevestiging’ de belangrijkste drive van de mens. De strijd tussen individuele ontwikkeling en de drang om bij een groep te horen duurt levenslang (en ik denk dat alle literatuur hier in wezen over gaat). Een gegeven dat zich slecht verhoudt tot de westerse heiligverklaring van de vrije wil. Zie de trouw en het conformisme dat kinderen opbrengen richting hun ouders – al hebben ze nog zo’n rotjeugd. “… Emotionele verwaarlozing, knellende verwachtingen, disfunctionele relaties of afwijzing: het komt in de beste families voor. Op papier zouden we, eenmaal volwassen, zulke energievretende verhoudingen of negativiteit niet pikken. In het geval van familie accepteren velen een leven lang de meest giftige verhoudingen, hopend op liefde en acceptatie, of ten minste: gezien worden…” (zie bijvoorbeeld “Kom hier dat ik u kus” van Griet Op de Beeck). Van Iperen: “… Angst voor schaamte en uitsluiting, zwijgen om zelfbehoud, meedoen voor erkenning: dat is de groef waarin mensen zich voortbewegen…”.

 

De holle frase ‘nooit meer’

Terug naar Rwanda. Het gezicht van de waanzin: “… extatische jongemannen die, soms kakelend als hyena’s tijdens de jacht, door de dorpen en steden trekken om met kapmessen, schroevendraaiers en met spijkers beslagen honkbalknuppels hun landgenoten te vermoorden…”. Generaal Dallaire heeft de afgelopen maanden, dagen en uren gesméékt om een gewijzigde geweldsinstructie.  “… Maar Iqbal Riza, de rechterhand van het hoofd Vredesmissies Kofi Annan, beweegt geen millimeter mee. Dallaire geeft leiding aan een vredesmacht, geen interventiemacht. Hij en zijn mannen mogen alleen schieten als er op hen wordt geschoten; onder geen beding mogen  ze zichzelf of de bevolking van Rwanda actief beschermen…”. Niet voor niets  wordt de genocide in Rwanda de meest genegeerde volkerenmoord van de recente geschiedenis genoemd. De VN en de internationale gemeenschap keken stelselmatig weg: “… De nalatigheid van de internationale gemeenschap wordt tot op de dag van vandaag door een façade van beschaving verbloemd, waardoor haar zelfbeeld als moedige ‘peace-keeper’ ten onrechte overeind blijft…”. De mantra ‘nooit meer’ is een holle frase gebleken.

 

Verdeel en heers

Natuurlijk komt deze genocide niet uit de lucht vallen. Sinds de onafhankelijkheid van Rwanda in 1962 zijn de Belgen geen voogd meer van het land, maar wel de architecten van de verbeten haat tussen Hutu’s en Tutsi’s. Nadat België het land in 1916 had veroverd kreeg het in 1924 van de Volkerenbond het mandaat over ‘het land van de duizend heuvelen’. Rwanda bleek vooral een betrouwbare melkkoe. Tot dan toe leefden de Rwandezen in clans die bestonden uit drie sociale groepen, gebaseerd op land en eigendom: de meerderheid van (Ba)Hutu (90%) -  vooral boeren die op de akkers werkten, de (Ba)Tutsi (9%) – veelal veehouders met een hoger aanzien, en de Twa (1%) –  een pygmeeënvolk. De identiteiten stonden niet vast. Door runderen te verwerven kon men in rang stijgen, door droogte kon je weer veroordeeld worden tot landarbeid. Na de Eerste Wereldoorlog werd het evolutionistische idee leidend dat verschillende volkeren zich op verschillende punten van beschaving bevonden: van wilden tot barbaren tot ontwikkelden. Belgische ambtenaren kwamen tot de conclusie dat de kleine, gedrongen, joviale Hutu’s een achtergebleven ras waren. De lange en slungelige Tutsi’s daarentegen zouden begenadigd zijn met een scherp intellect en een verfijnd palet aan gevoelens 'die onder primitieve volkeren zeldzaam zijn'. Niet alleen de Belgische staat, maar ook de rooms-katholieke missionarissen die de Rwandezen kwamen bekeren, steunden deze rassenideologie. “… De laatste stap in het proces van rassenscheiding volgde in 1933: iedere Rwandees kreeg verplicht een identiteitskaart, waarmee de fluïde, sociale groepen van weleer voorgoed in etnische hokken werden getimmerd…”. Vervolgens kreeg de Tutsi-elite superieur westers onderwijs, gericht op leidinggevende posities, ze werden de baas over land van de Hutu’s, ze werden verantwoordelijk voor belastinginning, en alleen poëzie, zang of andere kunsten van de Tutsi’s werden bewierookt. Hutu-kinderen werden klaargestoomd voor fysieke arbeid. “… Rwanda werd het schoolvoorbeeld van een raciale verdeel-en-heersstrategie, waarbij na verloop van tijd de pionnen zelf in de mythe begonnen te geloven…”.

 

Verwantschap

Hoe kweek je onderlinge haat en afgunst?! In 1959 kwam het tot een uitbarsting waarbij de Hutu-intellectuelen tot een dubbele revolutie opriepen. Ze wilden zich bevrijden van de Tutsi’s en de witte overheersing. De Belgische ‘verwantschap’ met de Rwandezen splitste zich ook. De Walen identificeerden zich met de Tutsi-elite, de Vlamingen die zichzelf als onderkruipsel zagen, herkenden zich in de underdogpositie van de Hutu’s. Door een grote toestroom van vooral Vlaamse missionarissen begon de katholieke kerk ineens te ijveren voor emancipatie in plaats van onderdrukking van de Hutu’s. De situatie escaleerde in een bloedbad op het platteland waar duizenden Tutsi’s werden vermoord. De Belgen riepen de noodtoestand uit, hielpen de Hutu’s aan de macht, en vertrokken. Tweeëndertig jaar later volgt de herhaling die in de buitenwereld afgedaan wordt als een spontane slachtpartij tussen rivaliserende stammen.   

 

Wat hebben wij daarmee te maken?

Van Iperen ziet generaal Dallaire voor het eerst op televisie. Hij vertelt dat het Westen de Rwandezen bewust de rug heeft toegekeerd. Dat hij zijn meerderen in New York al maanden van tevoren had ingelicht over de op handen zijnde volkerenmoord. Dat zijn smeekbedes om versterking stelselmatig in bureaulades verdwenen. Dat Europese wapenleveranties het doodarme land Rwanda in één klap bij de top drie van de grootste wapenimporteurs van het continent deden belanden. Hij benoemt de desinteresse van de internationale gemeenschap betreffende zwarte mensenlevens. Hoe de oorlog werd geframed als het zoveelste voorbeeld van wilden, savages, die elkaar spontaan afslachtten in donker Afrika. Wat hebben wij daar mee te maken? Nou, alles!  “… Geen politieke spelletjes of nietszeggend jargon, geen afgewogen prietpraat om zijn positie te beschermen – Dallaire spreekt recht vanuit zijn geweten…”. En dat komt zelden voor op topniveau. “… Dallaires woede om de anonieme doden van Rwanda is groter dan zijn behoefte bij de machtigste mannen op aarde te horen…”.

 

Dirty business in maatpak

Va Iperen heeft zich gespecialiseerd in ‘Dirty business in maatpak’. Hoeveel betrokkenen er ook langdurig van wangedrag binnen een organisatie op de hoogte zijn, op de weegschaal tussen loyaliteit en klokkenluiden, oftewel trouw aan de eigen groep en rechtvaardigheid in het grote geheel, zal de overgrote meerderheid altijd weer doorslaan naar loyaliteit aan de groep en de daar geldende cultuur, weet ze. Doodnormale individuen kunnen trechters van groepsdenken binnenlopen, waar kritische geluiden en tegenbewijs steeds worden bestraft en gerelativeerd, tot ze letterlijk worden afgedaan als onzin of zelfs een gevaar voor de groep. Hierdoor verdwijnt het zelfcorrigerend vermogen.  “… Wijlen Steve Jobs, geroemd boegbeeld van het ‘Vrije denken’ met zijn ‘Think Different’-campagnes (‘Here’s to the crazy ones. The misfits, the rebels, the trouble makers), was een maniakale micromanager die de loyaliteit van zijn werknemers controleerde met ondergrondse ‘Worldwide Loyalty Teams’ – ook wel de ‘Apple Gestapo’ genoemd…”. Binnen de groep gelden geschreven en ongeschreven regels, en er is druk je daaraan te houden, zelfs als ze onzinnig zijn. Je wordt vanzelf een meeloper. Hoe meer iemand zijn of haar identiteit laat afhangen van de groep, hoe meer hij of zij te verliezen heeft. De Joden werden niet van de ene op de andere dag naar de vernietigingskampen weggevoerd; daar ging een lang proces van ontmenselijking en demonisering aan vooraf.  “… Een van de redenen waarom de innerlijke tweestrijd tussen loyaliteit en rechtvaardigheid op enig moment verdampt, is omdat men zich steeds minder kan identificeren met de leden van de gebrandmerkte groep, en met hun leed. Zij zijn stapsgewijs ‘anderen’ geworden. Die ‘ander’ wordt niet langer gezien als individu maar als onderdeel van een groep die een wezenlijk gevaar voor de eigen groep vormt; als die ‘ander’ iets wordt aangedaan is dat zelfverdediging – geen onrechtvaardigheid…”.

 

Job well done

Terwijl extremisten hun Hutu Power-liederen zingen, bier drinken en hun machetes slijpen, worden voor het bloedbad losbarst  de blanke gezinnen geëvacueerd door haastig ingevlogen, goedgetrainde Westerse militairen, die exact weten wat er staat te gebeuren. “… Wanneer de Tutsi’s begrijpen dat de blauwhelmen hen zullen achterlaten, werpen ze zich in doodsangst voor de VN vrachtwagens en smeken hun te blijven…”. De VN laat hen barsten. De Hutu’s hebben vrij spel. “… Terwijl het dodental de honderdduizend overschrijdt, beslist de Veiligheidsraad op 21 april 1994 tot terugtrekking van 90% van de UNAMIR-vredesmissie…”. Bill en Hillary Clinton komen de Amerikaanse ambtenaren die de noodoperatie hebben begeleid persoonlijk feliciteren met hun ‘job well done’. Het verbijsterende is dat de VN nooit eerder in de geschiedenis schriftelijk voor een genocide werd gewaarschuwd. Commandant Roméo Dallaire heeft het hoofdkantoor van de VN in New York een fax van twee pagina’s gestuurd die de boeken in zal gaan als ‘The Genocide Fax’. Zijn meerderen keerden zich tégen hem. Niet alleen Dallaire, maar van alle kanten - CIA-rapporten, Artsen Zonder Grenzen, Oxfam, Human Rights Watch, journalisten, ingezonden brieven in kranten – kwamen verontrustende berichten. Terwijl nieuwsbeelden tonen hoe de lijken zich dagelijks hoger opstapelen in de straten van Kigali, onthult het wereldpodium echter een ijzeren groepsloyaliteit en onverschilligheid over het lot van de Rwandezen. De Veiligheidsraad besluit tot terugtrekking van de vredesmissie omdat ze erop vertrouwen dat het publiek zich toch niet kan identificeren met de slachtoffers. Het zal hen geen enkele politieke schade opleveren.

 

Wir haben es nicht gewusst?

Ook in ons land nam het wegkijken groteske vormen aan. Heineken bleef zijn oneindige sloten bier leveren als brandstof, ophitsend middel en verdovingsmiddel, om het verkrachten, verminken en vermoorden vol te houden (zie "Bier voor Afrika" van onderzoeksjournalist Olivier van Beemen). Dallaire getuigt over angstaanjagend benevelde militieleden met rood doorlopen ogen. “… Na het verlies van een miljoen mensenlevens onder zijn dienst als hoofd Vredesmissies, werd Kofi Annan krap tweeënhalf jaar later door de Veiligheidsraad gepromoveerd tot de nieuwe secretaris-generaal van de Verenigde Naties, als opvolger van Boutros-Ghali. Een vernietigend onderzoeksrapport in 1999 veranderde daar niets aan…”. Vier jaar na de genocide zegt Clinton in een toespraak in Rwandese hoofdstad Kigali dat kantoormensen zoals hij niet doorhadden in wat voor onvoorstelbare horror Rwanda was gedompeld. Van Iperen: “… Ik hoor het hem zeggen en denk maar één ding: ‘I did not have sexual relations with that woman, miss Lewinsky.’…”.

 

Bendekleuren

“…Vooroordelen, stereotypen, het onderverdelen van de omgeving in ‘hullie’ en ‘zullie’ waarbij om dominantie wordt gestreden: het gebeurt in de zandbak en de sportvereniging, van het literaire wereldje tot de politiek. Dat hoeft geen probleem te zijn. Identificatiekringen kennen ook voordelen; ze kunnen samenwerking, veiligheid en plezier opleveren…”. En even verder: “… bewust en onbewust hanteren we allerlei oordelen in ons hoofd waarmee we anderen op afstand zetten. De dagelijkse beslissingen die we voor onszelf maken zijn dan ook niet gebaseerd op ‘zomaar’ persoonlijke voorkeuren of smaak. De auto die je rijdt, de kleren die je draagt, zelfs de woorden en het accent dat je gebruikt: het zijn symbolen als bendekleuren waarmee je je superioriteit kenbaar maakt…” (vroeger zeiden ze in Refo-kringen dat een christen herkenbaar moest zijn aan zijn 'daad, praat en gewaad'). “… Bij welke groep of klasse hoor je, of wil je horen? Zolang je je daarvan bewust bent, het niet te serieus neemt en de deur voor anderen openhoudt, hoeft dat niet erg te zijn…”. Het gaat pas mis als je je eigen inborst of waarheid geweld moet aandoen om er bij te horen. Als we buitenstaanders niet meer zien als individu, maar als onlosmakelijk deel van een inferieure groep. “… Het klinkt als extreem gedrag, maar op dagelijkse schaal doen we er allemaal, bewust of onbewust, aan mee…”. Onbewust conformeren we ons continu om niet buiten de boot te vallen. We passen ons aan. In het uiterste geval monden dergelijke ‘wij’ tegen ‘zij’ processen uit in agressie en geweld. Wordt de ander ontmenselijkt. Kunnen of willen we ons niet meer in de 'vreemde' verplaatsen.

 

Gorilla’s in de mist

Vóór de genocide kenden de meeste mensen in het Westen Rwanda waarschijnlijk voornamelijk van de veelvuldig bekroonde film “Gorilla’s in de mist” uit 1988. Ook weer zoiets. De geliefde gedragsbiologe Dian Fossey mag dan veel betekend hebben voor bedreigde gorilla’s, ze was ook een tiran met een koloniaal reddingscomplex. “… Ze had een diepe weerzin jegens de Rwandezen, die ze te dom en onontwikkeld vond om te helpen het stropersprobleem tegen te gaan. Ze martelde hen, zelfs kinderen, kidnapte hun kroost en schoot vee van aangrenzende boeren dood. Maar in het Westen resoneert het beeld van de witte heldin op een mistige vulkaanhelling, die leefde om ‘haar’ gorilla’s te beschermen tegen zwarte wilden in de jungle…”. Tot op de dag van vandaag denken alwetende natuurbeheerders dat zwarte mensen te achterlijk zijn om te poepen. Dat ze het grootste gevaar vormen voor de dieren en organismen waar ze al eeuwenlang mee samen leven. Dallaire: “… Als die 320 berggorilla’s met de dood waren bedreigd, zou de wereld sneller hebben ingegrepen dan bij de slachtpartijen onder burgers…”.

 

Wat doe je nu?

Weer terug in Canada ontwikkelt Dallaire een ernstige vorm van PTTS als zijn mond wordt gesnoerd. Niemand wil naar hem luisteren. Op een gegeven moment vinden ze hem laveloos in een park en wordt hij naar een ziekenhuis gebracht. Wonder boven wonder treedt daarna zijn herstel op. Tegenwoordig reist hij de wereld rond om aandacht te vragen voor kindsoldaten en massaverkrachtingen als oorlogswapen. Dallaire lijdt nog steeds aan trauma’s inzake de gruwelen die hij in Rwanda heeft gezien en een enorm schuldcomplex, dat naarmate de tijd verstrijkt niet minder wordt. Ik bedacht hoezeer Nietzsche gelijk lijkt te hebben met zijn ideeën over ‘Der Wille zur Macht’. Mijn grote inspirator theoloog/cultuurfilosoof F. de Graaff beweerde ooit dat alle psychologie niet meer dan een voetnoot is bij het oeuvre van Nietzsche. Van Iperen zegt dat ze nog steeds geen antwoord heeft op de vraag die ook op mijn leeskringen steevast naar voren komt, als het om de Tweede Wereldoorlog gaat: wat zou ik hebben gedaan? Van Iperen: “… In plaats daarvan heb ik tegenwoordig een wedervraag: wat doe je nu?...”.

 

Uitgave: CPNB – 2021, 96 blz., ISBN 978 905 965 547 8, 3,75

Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten