Giuliano da Empoli vertelt In “De Kremlinfluisteraar” (zie mijn vorige blog) hoe hij zich in gedachten laat vergezellen door Jevgeni Zamjatin, de schrijver van de Russische dystopie “Wij” uit 1920, die volgens hem een tijdmachine is: “… Zonder het te beseffen had hij precies een eeuw overgeslagen en zich direct tot onze tijd gericht…”. Zamjatin beschrijft een maatschappij waarin elke vorm van privacy is verdwenen. “… Sinds ik hem heb ontdekt is Zamjatin voor mij een obsessie geworden. Zijn werk leek alle vraagstukken van onze tijd samen te ballen. Dat boek beschreef niet alleen de Sovjet-Unie, maar vooral de gladde, rimpelloze wereld van de algoritmes, de mondiale matrix in opbouw. Met daartegenover de hopeloze ontoereikendheid van ons primitieve brein…”. Even verder: “… Zamjatin was een orakel en hij richtte zich niet alleen tot Stalin; hij had het gemunt op alle dictators van de toekomst, zowel de oligarchen van Silicon Valley als op de mandarijnen van het Chinese eenpartijstelsel…”. Da Empoli ziet de roman als een laatste wapen tegen ‘de digitale bijenkorf’ die de hele planeet begint in te kapselen. Het maakte mij ongemeen nieuwsgierig.
Het weldadige juk van de rede
“Wij” is de eerste roman die door de Russische censuur - in 1921 - werd verbannen. De vertelling werd het prototype voor de dystopie (zie onder andere mijn blogs over “Heerlijke Nieuwe Wereld” van Aldous Huxley en “1984” van George Orwell). “Wij” verscheen in 1924 in het Engels en pas in 1988 in Rusland. Het verhaal bestaat uit dagboekaantekeningen van een nogal autistisch overkomende wiskundige (wat de tekst niet makkelijk maakt), aangeduid als D-503, die een glazen, elektrisch, vuurspuwend ruimteschip - de 'integraal' - heeft gebouwd waarmee naar andere planeten zal worden gereisd, om de onbekende wezens die daar wellicht huizen, “… onder het weldadige juk van de rede te brengen…”. Energie wordt gewonnen uit waterkracht. Er zijn elektrische tandenborstels. Voedsel bestaat uit kubusjes aardolie waar precies vijftig maal op gekauwd dient te worden. Mensen verplaatsen zich in aero’s. Duizend jaar geleden is na de Tweehonderdjarige Oorlog (een oorlog tussen stad en platteland die slechts 0,2 procent van de bevolking, ‘gereinigd van het vuil van duizenden jaren’, heeft overleefd – ik snap ondertussen heel goed waarom Da Empoli, Zamjatin een tijdmachine noemt) de aardbol onder de ‘beschermende’ heerschappij gekomen van de ‘Vereende Staat’. Haar leider, de ‘Weldoener’, heeft iedereen opgeroepen een ode te schrijven op de grandioze wetenschappelijke beschaving die tot stand is gebracht. Dat werk gaat mee het heelal in. Vandaar de onderhavige memoires.
Afgunst
D-503 doorbreekt zijn van a tot z van bovenaf geregelde efficiënte dag door een ‘persoonlijk’ uurtje uit wandelen te gaan met zijn eveneens van bovenaf geregelde partner, de kleine, ronde, poezelige O-90. In een marcherende geüniformeerde rij van vier stuks naast elkaar onder marsmuziek, welteverstaan. De doorzichtige, want glazen stad, is omsingeld door een ‘groene muur’, die “… de irrationele, afzichtelijke wereld der bomen, vogels en dieren…” buitensluit. De lentebries voert evenwel stuifmeel met zich mee waardoor de vrouwen honingzoete lippen krijgen, wat zijn logische gedachtegang ‘enigszins belemmert’. Het gevoel op te gaan in de massa overweldigt hem zo totaal dat hij in een lach uitbarst, waarop I-330, een slimme tante die aan de andere kant met hem meeloopt, haar wenkbrauwen fronst. Er ontspint zich een gesprek waarbij duidelijk wordt dat voor D-503 de mensheid niet één genoeg kan zijn: op een gegeven moment zal zelfs iedereen dezelfde neus hebben. Dan bestaat er geen enkele rede tot afgunst meer. Kan het ‘humaner’? Geluk is 'het elimineren van begeerte': een bijna boeddhistische visie toch? De vrouw betreurt juist het ontbreken van verschil. Wil graag ‘origineel zijn’, de ‘banaliteit’ verstoren. Hij heeft anders wel nogal ruig behaarde handen, valt haar op. ‘Apenhanden’, concludeert hij zo luchtig mogelijk, maar van binnen schaamt hij zich rot.
Droomziek
O-90 komt langs op de ‘seksuele dagen’ (vastgesteld aan de hand van het gehalte aan geslachtshormonen in het bloed) waarop D-503 een rozerood biljetje bij een ambtenaar moet halen, teneinde het rolgordijn in zijn doorzichtige woonunit naar beneden te mogen trekken. O-90 heeft ook al een rozerode ticket bij de hand waar hij een coupon af moet scheuren. Ziedaar: de kracht der goddelijke logica! I-330: “… de cijfers kruipen over jullie lichaam rond als luizen…”. D-503 omschrijft zijn innerlijk als een ‘vierkantspositie’. Zijn gedachten zijn een ‘rechte lijn’. Iedere ‘kromme’ is verdacht. Zijn grootste genoegen ligt in het vervullen van zijn ‘plicht’. Hij heeft niets met ‘grapjes’. Hij kan niet tegen ‘klodders’, van inkt of wat dan ook. Mensen ‘plakken hem vol’ met glimlachjes. Als hij zichzelf bij elkaar moet vegen, heeft hij het over zich ‘geheel en al strak vastschroeven’. “… In de wereld der Oudheid hebben de christenen, onze enige (zij het ook zeer onvolmaakte) voorlopers, dit begrepen: deemoed is een deugd, terwijl hovaardigheid een euvel is, en dat WIJ uit God is, terwijl IK uit de duivel is…”. Wat hem betreft de grootste openbaring: verlos een mens van zijn vrijheid, en hij zal geen enkele misdaad meer begaan. Maar dan heeft hij nog niet met I-330 gerekend. Ze belt plotseling met de vraag of hij zin heeft mee te gaan naar het Huis der Ouden. Hij stemt toe. Het blijkt een ‘prehistorisch’ museum te zijn waar bij de deur een oud besje de wacht houdt. Het duizelt hem van alles wat hij ziet. Wat een chaos: “… Inspiratie is epilepsie…”. In het gebouw probeert I-330 hem over te halen langer te blijven dan is toegestaan. Hij peinst er niet over en vertrekt alleen. Hij neemt zich voor haar aan te geven, maar daar komt het niet van. ’s Nachts droomt hij over wat hij heeft meegemaakt en is bang dat hij een psychose heeft opgelopen. Hij droomt nooit. Hij moet wel ziek zijn. Droomziek.
Ongeneeslijke ziel
Hij is nog niet van I-330 af. Ze stuurt hem een briefje waarin ze hem sommeert bij haar langs te komen. Tot zijn ontsteltenis biedt ze hem al rokend een glaasje likeur aan: “… een iegelijk die zich vergiftigt met nicotine en in het bijzonder met alcohol zal door de Vereende Staat zonder genade…”. Na het genieten van de verboden vrucht ervaart hij zich voor het eerst als verdeeld. Begint over zichzelf na te denken: “… En als ik eens wist wie ik ben, wat voor iemand ik ben!...”. Hij is nog nooit zó verliefd geweest: “… Ik ben als een machine die is ingesteld op een te hoog toerental…”. En even verder: “… Gauw! Koud water erbij, logica! Ik giet het uit emmers vol, maar de logica sist op de hete lagers en vervliet in de lucht als ongrijpbare witte damp…”. Hij ‘wil haar niet’ en ‘wil haar wel’: “… Welk een absurditeit: pijn te begeren…”. Hij raakt steeds meer in de war, kan zich niet concentreren op zijn werk, en laat zich ten langen leste op het Medisch Bureau doorlichten, waar hij te horen krijgt dat het er slecht met hem voor staat: er heeft zich een ongeneeslijke ‘ziel’ in hem gevormd. Iemand deelt hem fluisterend in vertrouwen mee dat hij niet moet wanhopen, hij is niet de enige. Er zou zelfs sprake zijn van een epidemie. Hij krijgt een attest mee dat hij niet hoeft te werken. D-503 voelt zich een ‘microbe’: “… Ik ben mij bewust van mijzelf. Maar immers: bewust zijn van zichzelf, de eigen individualiteit beseffen, dat doen slechts een oog met een vuiltje erin, een zwerende vinger, een rotte kies; want voor een gezond oog, een gezonde vinger of kies, is het of ze er zelf niet zijn. Is het soms niet duidelijk dat het besef van de eigen persoon niets anders is dan ziekte?...”.
Revolutie
Ondertussen broeit het in de Vereende Staat. Een krantenartikel: “… Overeenkomstig betrouwbare berichten zijn er opnieuw sporen ontdekt van een tot dusverre ongrijpbare organisatie die zich ten doel heeft gesteld de nummers te bevrijden van het weldadige juk van de Staat…”. D-503 wordt constant geschaduwd door een - naar hij aanneemt - ‘engelbewaarder’. Een spion met ‘borende’ oogjes en ‘oren-als-vlerken’ die hij vanwege zijn houding S noemt. Als op de jaarlijkse feestdag duizend mensen kort hun hand durven opsteken ‘tegen’ de jaarlijkse herverkiezing van de Weldoener breekt er een enorme rel los. Daarop wordt D-503 door I-330 meegenomen naar de bizarre natuurwereld buiten de muur. D-503 weet niet wat hem overkomt. De mensen zijn er bedekt met een vacht. I-330 spreekt hen vanaf een hoge kei toe. Vertelt over de integraal waarvan D-503 de bouwmeester is, die ze zullen inpikken tijdens de testvlucht. Om de groene muur op te blazen. Een revolutie staat op uitbreken. D-503 staat perplex. De Vereende Staat betekende toch het einde van alle revoluties (een en ander doet me denken aan “Het einde van de geschiedenis” van Francis Fukuyama – en moet je nú zien!)? In een intiem gesprek vertrouwt I-330 hem toe dat de vrouwen aan deze kant van de muur meer dan eens mannen aan de andere kant van de muur hebben bemind. Misschien zijn er in hem ook wel een paar druppels zonnebloed, bosbloed aanwezig. Vandaar zijn handen. De filosofie achter de verzetsgroep van I-330: “… er werken twee krachten in de wereld: entropie en energie. De ene is gericht op gelukzalige rust, op gelukkig evenwicht; de andere op verstoring van het evenwicht, op kwellende, nimmer eindigende beweging. Onze, of liever jullie voorvaderen, de christenen, aanbaden de entropie als een god. Terwijl wij, antichristenen, terwijl wij…”. D-503 vindt het waanzin het op te nemen tegen de Vereende Staat. Alsof je de loop van een geweer dichtstopt en dan denkt dat je het schot kunt tegenhouden.
Ewig jung ist nur die Phantasie
Ondertussen zit de Vereende Staat ook niet stil. Ze heeft hét toppunt van het transhumanisme, hét probate middel tegen alle revoluties gevonden: de vernietiging van het armzalige zenuwknoopje in de hersenen dat verantwoordelijk is voor de ‘fantasie’. Door middel van x-stralen. Het is nodig ‘meedogenloos lief’ te hebben. Voor de overwinning van de rede hoeft er alleen maar een splinter uit uw hoofd worden getrokken. Dan zullen wij in het paradijs der robots zijn. Het herinnert me aan het gedicht “An die Freude’ van Friedrich Schiller dat Henk Vreekamp aanhaalt in “Het jaar van Vivaldi”: “… Alles wiederholt sich nur im Leben / Ewig jung ist nur die Phantasie; / Was sich nie und nirgends hat begeben, / Das allein veraltet nie!...”. Iedereen wordt opgeroepen voor de ‘Grote Operatie’, zoals wij nog niet zolang geleden voor de Covid-vaccinatie. D-503: “… indien u wist, gelijk ik, dat dit allemaal zuivere werkelijkheid is, zo niet vandaag, dan toch morgen; zoudt u dan soms niet hetzelfde voelen als ik nu? Zou uw hoofd dan soms niet, zoals nu het mijne, duizelen? En zouden er dan soms niet (over uw rug en uw armen) van die griezelige, zalige ijzige naaldjes lopen?...”. Een sarcastische tegenstander van de operatie: “… Daar zullen ze u genezen, daar zullen ze u vetmesten met het zoetekoeksgeluk, en dan zult u, met een ronde buik, vredig doormijmeren, georganiseerd, in de maat, snurkend… hoort u die grootste snurksymfonie soms nog niet? Malle mensen: men wil u bevrijden van de vraagtekens die kronkelen als wormen, die kwellend aan u knagen…”. Da Empoli heeft gelijk: dit boek gaat over nu.
Uitgave: L.J. Veen Klassiek – 2014, vertaling Dick Peet, 187 blz., ISBN 978 902 041 416 5, € 15,-
Rechtsreeks bestellen bij bol.com: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten