vrijdag 5 mei 2023

Pijn – Zeruya Shalev

 


Toen ik “Pijn” van Zeruya Shalev (1959), nicht van de Israëlische auteur Meir Shalev, las, moest ik onwillekeurig denken aan de uitspraak in “De diepst verborgen herinnering van de mens” van Mohamed Mbougar Sarr: “… Een groot boek gaat nooit ergens over en toch zit alles erin…”. Bij Zeruya Shalev doet álles pijn, en tegelijk heeft haar verhaal iets van de magie van “Duizend-en-een-nacht”. In mijn vorige blog schreef ik dat wij geen idee hebben wat het betekent te leven in een land waar je constant op je hoede moet zijn voor terroristische aanslagen. Zeruya Shalev brengt er wat van over – maar dan nog. Ze heeft een master in Bijbelstudies en werkt als literair redacteur bij uitgeverij Keshet. Op 29 januari 2004, toen ze terugkeerde naar haar huis in Rehavia, Jeruzalem, nadat ze haar zoontje naar de kleuterschool had gebracht, blies een Palestijnse zelfmoordterrorist een stadsbus op, net op het moment dat ze langskwam. Het kostte haar vier maanden om van haar verwondingen te herstellen. Deze gebeurtenis vormt het fundament onder haar betoverende roman.

 

Stilte

Tien jaar na de aanslag komt ‘de pijn’ terug die de hoofdpersoon in zinnen als scherven beschrijft. Ze heeft het over de ‘brandende minuut’. ‘De gruwelijke geestenstorm, in de plechtige verstarring van de stilte’: “… de vogel floot niet, het gevogelte vloog niet, de os brulde niet, de serafijnen riepen niet: heilig! De zee deinde niet, de mensen spraken niet, maar er heerste stilzwijgen alom…”. Het als de stilte in de hemel uit Openbaring 8, voordat de apocalyptische rampen losbarsten: “… Het was niet eens de kracht van de explosie, die bijna vulkaanachtige eruptie van het explosief, het waren ook niet de schroeven en de spijkers en moeren, gemengd met rattengif om de bloedingen heviger te maken, die haar oren verdoofden, maar een ander geluid, dieper en erger dan de detonatie, het geluid waarmee tientallen passagiers afscheid namen van het leven, het klaaglied van moeders die wezen achterlieten, het geschreeuw van de jonge meisjes die nooit volwassen zouden worden, het gehuil van kinderen die nooit meer naar huis zouden gaan, van mannen die afscheid namen van hun vrouw, het geweeklaag van de ledematen die werden verminkt, de huid die verbrandde, de benen die nooit meer zouden lopen, de armen die nooit meer zouden omhelzen, schoonheid die in de aarde zou vergaan… “. Witte ziekenwagens komen geruisloos aanglijden. Stomme engelen verbinden zwijgend haar wonden. Ze wordt op een gevleugelde draagbaar gelegd: als op handen gedragen. Wanneer ze haar van het brandende asfalt tillen, exact dán, wordt ‘de pijn’ geboren, die zich in al zijn verpletterende macht openbaart: “… zich in het centrum van haar lichaam boorde, haar botten aan stukken zaagde, haar vermorzelde tot fijn stof, spieren verwoestte, pezen aan stukken reet, weefsel verpletterde, zenuwen scheurde, tekeerging in inwendige contreien waar ze nooit bij had stilgestaan…”.

 

Ruimte en tijd

Alle catastrofes worden begeleid door extreme verhalen rond lot en/of noodlot. Mensen die wonderlijk toevallig niet of juist wel in een crashend vliegtuig of exploderende trein zitten. Zo is het ook met Iris. Normaal gesproken levert haar man, op weg naar zijn werk, haar zoontje van zeven en dochter van elf af op school. Maar dit keer waren er urgente computerproblemen op zijn kantoor, en biedt ze Micki aan zelf de kinderen naar school te brengen. Ze komen bijna te laat. Haar gepeste, moeilijke, veeleisende zoon sluit zich op in de wc, en haar dochter jengelt om een Franse vlecht. Op de terugweg geeft ze flink gas om al toeterend snel een al met zijn richtingaanwijzer knipperende bus in te halen, die stilstaat bij een halte. Waarom? Ze heeft niet eens haast. Precies op dat moment ontploft het gevaarte. Over haar kinderen tijdens de ziekenhuisopname: “… het lukte haar niet hun haar zwakheid te laten zien, en daarom had ze hun aanwezigheid maandenlang nauwelijks verdragen, tot ze eindelijk herstelde…”. In al die ellende zó voorstelbaar. Even verder: “… bij hen had ze soms het gevoel alsof de seconden dat ze door de lucht was gevlogen haar in een ander land hadden doen terechtkomen waaruit ze nooit meer terug kon keren…”. Als ze weer in staat is te functioneren wordt ze hoofd van een verwaarloosde school met problematische kinderen, stuk voor stuk wandelende uitdagingen, in een arme wijk. Haar vaste voornemen: er de meest geliefde plek van de stad Jeruzalem van maken. Ze begraaft zich in haar werk. Het helpt goed om haar trauma op een afstand te houden. Maar dat lukt je niet voor eeuwig en altijd.

 

Aanpassen

De pijn steekt een decennium nadien dus in alle hevigheid de kop op. Een collega die haar bezorgd een doosje pijnstillers aanreikt: “… wat moet dat worden, je kunt niet eeuwig zo doorgaan, het is toch niet mogelijk dat daar niets aan gedaan kan worden. Hoezo is dat niet mogelijk, zegt ze luchtig, sinds wanneer bestaat er voor elk probleem een oplossing? Het zou mooi zijn als de wereld zo in elkaar zat, maar over het algemeen moet je je gewoon aanpassen…”. Micki stelt voor bij de pijnpoli langs te gaan. Er zijn inmiddels vast weer nieuwe therapieën. Ze wordt geholpen door een al wat oudere arts in wie ze tot haar verbijstering haar allereerste jeugdvriendje herkent. Ze zegt niets tegen Micki. Maar innerlijk begint heel die puberale liefdesobsessie weer op te spelen. Ze gaat bij haar demente moeder langs, met wie ze over hem probeert te praten. Ze is in shock als deze vertelt dat Eitan, zo heet hij, drie keer aan de deur heeft gestaan om weer contact met haar te zoeken. Haar moeder zou hem elke keer de huid hebben vol gescholden. Door hem was haar dochter zo ongeveer dood gegaan  van liefdesverdriet! In hoeverre kun je iemand geloven die duidelijk in de war is? “… Wat voor vervloekte informatie heeft haar moeder haar gegeven, zij heeft de tak afgezaagd waarop ze haar fragiele nest heeft gebouwd…”. Ze zijn  een familie ‘op lemen voeten’, stelt Iris, “… een familie die in de loop van uren en dagen, van weken en maanden, met schroeven en spijkers werd opgelapt, zoals de houten pop Pinocchio, en eigenlijk zijn ze nooit meer het gezin geworden dat ze vroeger waren geweest, het besef van hun kwetsbaarheid en breekbaarheid was onuitwisbaar in ieders bewustzijn gegrift…”. En dan is daar de liefde van haar leven: de pijntherapeut. In alle opzichten.

 

Vergeving

Terwijl ze door de school loopt hoort ze vanuit een klas met een open deur een juf het verhaal over de ontmoeting van Jozef en Benjamin vertellen (zie mijn vorige blog). Een en ander triggert de gedachte aan een nieuwe pijnafspraak en mogelijk onthullende ontmoeting met Eitan. “… Zal hij haar om de hals vallen en huilen, zoals Jozef zijn broer Benjamin om de hals is gevallen, zal hij haar hand pakken en zullen ze samen hun jeugd betreuren of zal hij zich afstandelijk gedragen, als een vreemde, zal hij het gesprek van toen gewoon vervolgen, alsof er intussen niet een groot deel van hun leven is verstreken, zal hij haar uitleggen dat hij haar moest verlaten omdat hij wilde leven, omdat hij moest vergeten?...”. Iris heeft hem een jaar lang geholpen zijn terminale moeder te verzorgen. Na haar overlijden wilde hij van alles en iedereen af die hem aan haar herinnerde. Is hij op zoek gegaan naar zijn voormalige vriendinnetje? Wilde hij vergiffenis vragen? Had hij spijt van de scheiding en wilde hij de rest van zijn leven met haar doorbrengen? Hoe was haar leven dan geweest? Ondertussen wordt er op school hard aan het vredesproces gewerkt: “… De voorwaarde voor vergeving – als proces waar twee partijen aan deelnemen – is de erkenning van de pijn, die niet alleen ons, maar ook de ander wordt aangedaan, het vermogen het perspectief van de ander naast dat van onszelf te erkennen. Door deemoed wordt het mogelijk de ander als een autonoom en onafhankelijk persoon te zien, die niet in de lijn van onze wil en ons handelen functioneert. Het is de wederzijdse verplichting de ander te helpen, verdere krenking te voorkomen en de basis voor een nieuwe relatie te scheppen, vanuit de overtuiging dat echte verandering altijd op partnerschap berust…”.

 

Jong en moe

Prachtig schrijft Shalev over de moderne vrouwen die constant op de rand van een burn-out lijken te wankelen, omdat ze veel te veel hooi op hun vork nemen: “… Steevast zijn ze moe, haar leraressen. Vooral ’s ochtends, bij de eerste vergadering. Ze gapen, strijken hun veren glad als verfomfaaide vogels. Sommigen drinken de ene kop koffie na de andere, anderen eten overdreven veel. Tegen de middag nemen hun gelaatstrekken vaste vormen aan, maar ’s ochtends lijken bij de een de oogleden slap naar beneden te hangen, bij de ander de onderkaak. Hoe jonger ze zijn, des te vermoeider. Ook zij was zoals zij, en nu kan ze zich nauwelijks nog herinneren waarom. Wat een verspilling, en waarvoor?...”. Wat doen ze zichzelf aan: “… De baby’s, die jullie ’s nachts wakker maken, veranderen razendsnel in morrende tieners, de woning die jullie zorgvuldig bijhouden, wordt voor hen een gevangenis, het gezin, dat jullie met zoveel moeite hebben gesticht en in stand gehouden, zal hun tot een last worden, of erger, voor jullie zelf. De man, aan wie jullie tijd besteden, zodat hij zijn studie afmaakt of carrière maakt, zal jullie over twintig jaar voor een jongere vrouw verlaten, en zelfs als hij dat niet doet, kun je aannemen dat hij in een ondankbare, oude brombeer verandert, en jullie zullen naar een ander leven verlangen. Sommigen van jullie zullen misschien proberen je droom werkelijkheid te laten worden, maar weinigen zullen een nieuwe kans krijgen, en die zal niet noodzakelijkerwijs beter zijn. Ja, meisjes, zou ze willen zeggen, nu ze nog rond de grote, lange tafel zitten, ook ik ben ooit jong en moe geweest, en als ik nu terugkijk, lijkt het of alles voor niets is geweest…”. Lucht en leegte, alles is leegte: “… Keer op keer schieten we tekort, overschatten we wat we aankunnen, ons incasseringsvermogen, nog een kind, nog een baan, nog een hypotheek, vergeleken met ons is Sisyphus een amateur. Misschien moesten we het daar maar eens over hebben, beste mensen, en niet over de problemen met discipline in de tweede klasse of die toffe nieuwe multiculturele initiatieven. Laten we het liever hebben over de nutteloosheid van het vrouwelijke streven, dat overigens veel met de nutteloosheid van het menselijk streven in het algemeen heeft, want vanochtend is het wel heel opvallend hoe jullie met glazige ogen in je stoel hangen…”.

 

Egypte

Iris gaat stiekem terug naar het ziekenhuis en wurmt zich tussen een paar patiënten Eitans spreekkamer in, die haar wel degelijk heeft herkend, en vraagt op hem te wachten. Na een hele rits zieken te hebben behandeld, komt hij eindelijk naar buiten en vraagt haar hem te volgen naar een gekoelde lijkruimte tussen de operatiekamers: “… hij zegt met zachte stem, je hebt me gevonden, Irisim, ik voel me als een misdadiger die gepakt is…”. Hij zou haar al jaren excuses willen maken. Als hij terug moet naar zijn spreekuur geeft hij haar zijn visitekaartje. Ze slaat zijn nummer op in haar telefoontje onder de naam ‘Pijn’. Als ze probeert te bevatten wat er allemaal is gebeurd, valt ze in slaap en wordt pas weer wakker als het al donker is en ze een flinke kou heeft te pakken. Koortsig rijdt ze bijna intuïtief naar het appartement waar Eitan ooit met zijn moeder woonde. Er staat inmiddels een hoge heg omheen, waar ze zich doorheen wurmt om in de tuin te belanden, en hem tot haar stomme verbazing door het half geblindeerde raam bezig ziet. Hoe hallucinant is het, als hij zijn telefoontje oppakt en haar belt en zij zegt dat ze in de tuin voor zijn raam staat. Hij neemt haar mee naar binnen, en op zijn aandringen stuurt ze zonder met haar ogen te knipperen een berichtje naar Micki dat ze bij haar vriendin in Tel Aviv zit: “… Ze is in haar eigen Egypte…”.  

 

Het verschil

Vanwege het virus dat ze heeft opgelopen, gaat Iris niet naar haar werk. Wanneer iedereen 's morgens vroeg is vertrokken, komt Eitan langs. Iris verliest compleet haar hoofd. Het is alsof ze gevangen zit in een soort liefdesdelirium. Je kunt alles nog zo mooi en romantisch verwoorden, ze is natuurlijk gewoon een overspelige vrouw. Micki ziet dan misschien niet eens dat ze naar de kapper is geweest, hij staat haar wel altijd trouw terzijde. Ze kan dan wel in vuur en vlam staan voor Eitan, in feite is hij na dertig jaar een onbekende en wildvreemde man: “… Hij is niet meer de jongen die hij ooit is geweest, en ook de jongen die hij ooit was heb je niet werkelijk gekend, tenslotte verwachtte je niet dat hij met een botte bijl jullie liefde stuk zou slaan, zonder te aarzelen en zonder na te denken, met een bijlslag tegen jouw hals, hoe zul je hem ooit nog kunnen geloven?...”. Eitan, na een paar vrouwen weer vrijgezel, heeft het over een ‘tweede kans’, “… maar opnieuw is zij het, die de prijs zal betalen, net als toen…”. Zíj zal de mensen moeten kwetsen die haar het meest dierbaar zijn. Ze praat er over met haar beste vriendin, die zegt dat ze lijkt op een oudere vrouw die zich aankleedt als een jong meisje: “… Hoelang zal deze opwindende fase aanhouden? Hooguit een jaar…”. Die geweldige liefde gaat snel over, dat is een natuurwet. De vriendin vindt het allemaal veel te gladjes gaan. Bovendien worden oude mannen een blok aan je been. Maar Micki wordt ook oud. Zeker, maar aan Micki is ze gewend: “… zie je het verschil niet?...”. Zij zou zo een geruststellend, solide iemand als Micki niet zo snel aan de kant zetten. Zij zou het er van nemen, maar geen stommiteiten uithalen. Waar of Iris nu helemaal mee bezig is?! Zal ze ‘genezen’ van Eitan? In ieder geval zeggen de vriendinnen elkaar fiks de waarheid.

 

Slavernij

Pas als ze met Eitan uit eten gaat, vallen de eerste barstjes in haar bezeten toestand. Eitan bestelt een vleesgerecht, terwijl Iris vegetarisch is. Hij kan daar geen enkel respect voor opbrengen. Iris vindt iemand die dode dieren eet primitief. Micki deelt in ieder geval wél haar levensbeschouwing en eetgewoontes: “… ga toch terug naar je man als het je stoort, snauwt hij, terwijl zijn kaken onophoudelijk malen…”. Terwijl hij haar kust duwt hij een stuk vlees uit zijn mond tussen haar tanden. Gegrild vlees, verbrand bloed. Haar maag draait zich om. Haar tong beweegt als de staart van een dier dat ze tegen wil en dank heeft ingeslikt. “… Je bent niet normaal, schreeuwt ze…”. Hij lacht haar vierkant uit. Kokhalzend verdwijnt ze naar de wc. Of alle vegetariërs zulke zure bommen zijn. Door heel het boek heen speelt Iris’ dochter Alma een grote rol, over wie ze zich nameloos zorgen maakt. Sinds ze de deur uit is, werkt ze in een eetcafé in Tel Aviv, waar haar baas zich ontpopt als een soort goeroe. Van alle kanten vangt ze rare berichten op over haar van zich vervreemde dochter. Is ze in een soort sekte beland? Als ze er met Eitan over wil praten, toont deze geen greintje belangstelling, en gaat er snel vandoor: het ziekenhuis roept. Haar identiteit als moeder bevalt hem overduidelijk niet. Micki vindt ook al dat ze overdreven reageert. Hij belt iedere dag met hun dochter: ze klinkt heel gewoon. De enige die wil luisteren is de jonge Arabische uitbater van het restaurantje waar ze alleen achter blijft. Hij vindt dat ze Alma moet gaan zoeken. Waarom kiest Alma voor deze vorm van slavernij? En zij zelf?

 

Vervellen

Alma’s baas blijkt een enorme praatjesmaker: “… Laat haar gaan, ze is niet uw eigendom!...”. Hij doet zijn best zijn meiden van hun vroegere ‘conditionering’ te bevrijden, en dan met name van het juk van geld en bezit. Natuurlijk, zou ik bijna zeggen. Eén van hen vertelt over de ‘innerlijke arbeid’ die ze verrichten. Ze ‘vervellen’. Als een slang: “… Moeten wij geld voor ons werk krijgen? Moeten we iemand kennen voor je met hem naar bed gaat?...”.  Het gaat om een ‘wedergeboorte’ waar alle alarmbellen van op tilt slaan. Hoe Alma te ‘redden’? En dan weer zo’n eenvoudige maar  fenomenale constatering:  “… dat ze zo diep is gevallen bewijst dat ze in grote nood verkeert…”. Als Alma naar huis komt om haar bemoeizuchtige ouders uit te foeteren, probeert Iris alleen maar kritiekloos te luisteren. Vertrouwen winnen, daar gaat het om. Haar dochter vertelt uiteindelijk enthousiast over wat ze heeft geleerd over haar goede en slechte kant: “… We ontleden de persoonlijkheid en bouwen die opnieuw op uit de bestanddelen die volgens ons in orde zijn…”. Wat doet Iris eigenlijk ánders, met haar moeilijk opvoedbare leerlingen? De goede Alma “… is open, haar instincten zijn oneindig, zegt ze, ze kent geen grenzen!...”. Iris: “… Hoe duivels en geraffineerd is het toch iemand te laten geloven dat zijn extreme, grenzeloze kant zijn ware ik is, en desondanks lijkt er een greintje waarheid in die onzin te zitten, want ze heeft zich er altijd al over verbaasd hoe terughoudend haar dochter was, hoe passief en gesloten. Wat een eigenaardig leven leidt ze toch, dacht ze soms, niet veel anders dan dat van vissen in een aquarium…”. Als Alma, die alle contact met de realiteit kwijt lijkt te zijn, vertelt dat slapen met onbekende mannen een manier is om jezelf van je ego te verlossen, rijzen haar haren Iris ten berge. Maar haar affaire met Eitan dan? Ze zou de man voor wie haar dochter altijd ter beschikking moet staan “… kunnen grijpen en aan stukken scheuren, hem met haar auto overrijden, zijn botten breken…”.  

 

Het goede voorbeeld

Iris begrijpt dat Eitan haar belet Alma bij te staan, en “… op dit vreselijke moment realiseert ze zich dat ze van haar dochter alleen kan verlangen dat ze er een punt achter zet, als ze er zelf ook een punt achter zet…”. Even verder: “… Had ze haar leraressen niet te pas en te onpas ingeprent, dat echte verandering alleen mogelijk is als je zelf het goede voorbeeld geeft?...”. Dat is geen zwarte magie, dat is opvoeding. Ze gaat naar Tel Aviv waar ze de verwaarloosde woning, waar Alma met een vriendin huist, opruimt. Een kafkaëske scene met een grote, zwarte spin, die zich in haar haar heeft verborgen, slaat alles. Ondertussen malen haar gedachten constant rond Alma: “… Die man, bezitter van een café in het zuiden van de stad, heeft haar van de eentonigheid van de dagelijkse sleur bevrijd en haar een alternatief geboden, een acrobatische sprong over de realiteit van haar leven, niet op een televisiescherm of een computer, maar een achtbaan van dagen en nachten, ze is als gehypnotiseerd door die opwindende en angstaanjagende rijkdom die ze opeens in zichzelf heeft ontdekt, van het andere gezicht dat ze niet in de spiegel kon vinden…”. Maar wat eruitziet als een leven buiten de realiteit, is geen vrijheid maar onderdrukking. Steeds komt Iris zichzelf tegen. Zowel moeder als dochter vluchten voor de werkelijkheid. En dan heb ik het verder nog niet gehad over Micki, die zo gauw het moeilijk wordt achter zijn schaakcomputer duikt, om te vechten tegen zichzelf. En over zoonlief, die nu ze hem ten lange leste in het gareel heeft gekregen, op het punt staat te worden opgeëist door het Israëlische leger.

 

Uitgave: Cossee - 2016, vertaling Sander Hoving, 416 blz., ISBN 978 905 936 644 2, 22,99

Rechtsreeks bestellen bij bol.com: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten