donderdag 7 maart 2013

De kinderjaren van Jezus – J.M. Coetzee


De Volkskrant betitelde J.M. Coetzee (Kaapstad, 1940) onlangs als ‘een van ’s werelds grootste levende schrijvers’, en daar ben ik het volkomen mee eens. Van “In ongenade” – zie mijn blog van 03.10.11 – wist ik dat ik even moest doorzetten voor het verhaal me te pakken kreeg. En ja hoor, ook dit keer gebeurde het wonder: het is alsof Coetzee je betovert…
“De kinderjaren van Jezus” begint als een uitermate bevreemdend verhaal, dat nog het meest doet denken aan het ontregelende “De stad der blinden” van José Saramago. Je denkt echt even: waar gáát dit in vredesnaam over. Het verschil is dat het ‘unheimliche’ zich bij Saramago oplost in weerzinwekkende wreedheid en bij Coetzee in een soort van warme, alles-begrijpende barmhartigheid.


Schoongewassen
En tegelijk is dat ook het probleem. Coetzee voert een vluchteling op, Símon, die per boot is aangekomen in een Spaans-talig land, samen met David, een jongetje van vijf zonder ouders, waarover hij zich heeft ontfermd. Hun herinneringen zijn ‘schoongewassen’; ze zijn klaar ‘om een nieuw leven te beginnen’. Símon krijgt onderdak en een baantje als stuwadoor in de haven. Het werk put hem uit: ‘wat is de zin van al dit zwoegen als een lastdier?’ Zijn collega’s snappen niet dat hij er zo over denkt, zijn loyaal, behulpzaam, hardwerkend, maar tegelijk zo ‘bloedeloos’:
“… Iedereen die ik tegenkom is zo fatsoenlijk, zo vriendelijk, zo vol goede bedoelingen. Niemand vloekt of wordt boos. Niemand wordt dronken. Niemand verheft zijn stem…”. Zonder dat het woord religie er aan te pas komt, doen de mensen rond Símon toch wel heel sterk denken aan christenen die zich net zo braaf gedragen als moet volgens hun geloof (wat in het echt helemaal niet voorkomt – volgens mij – maar dat even terzijde). Kortom: ze zijn vooral saai. Geeft Coetzee hier een beschrijving van wat hij ziet als ‘het nieuwe leven’ dat Jezus geeft? Of is het zijn voorstelling van het hiernamaals?

Metaforen en verwijzingen
Over de kinderjaren van Jezus is altijd veel gespeculeerd omdat er bijna niets over in de Bijbel staat. Er is alleen een verhaal over hoe hij als twaalf-jarige de wetgeleerden in de tempel versteld doet staan vanwege zijn wijsheid en inzicht. Zijn openbare optreden begint pas op zijn dertigste als hij door Johannes de Doper wordt gedoopt in de Jordaan.
Gaat dit boek over Jezus? In letterlijke zin met geen woord. Maar de legio metaforen en verwijzingen naar de Bijbel zijn niet van de lucht. Símon wordt verondersteld de vader van David te zijn, maar is dat net zo min als dat Jozef de biologische vader van Jezus was. Hij gaat op zoek naar een moeder voor het jongetje. Hij denkt dat hij intuïtief zal weten wie dat moet worden, en vindt inderdaad een ongetrouwde ‘maagd’ van dertig, die zich met hart en ziel aan David vastklampt, hem vertroetelt als een baby, en verwent tot in de grond. De jongen zegt dat hij ‘geen vrienden heeft’ en ‘geen steen om zijn hoofd op te leggen’. Er wordt heel vaak brood
- de staf des levens - en soms wijn genuttigd (maar Símon heeft liever een sappige biefstuk). Als er op het werk iemand voor ieders ogen geld en een fiets jat, laten ze hem doen, ‘keren ze hem hun wang toe’.
Seks lijkt totaal onbelangrijk: “… Ik weet niet hoe het met jou is…”, zegt Símon tegen de moeder van een vriendje van zijn pleegzoon, “… maar in mij is het verleden niet dood. De details mogen wazig zijn geworden, hoe het leven vroeger was staat me nog heel levendig bij. Mannen en vrouwen, bijvoorbeeld: jij zegt dat je die manier van denken achter je hebt gelaten; maar ik niet. Voor mijn gevoel ben ik nog altijd een man, en jij nog altijd een vrouw…”. Dat doet mij denken aan Galaten 3:28: ‘Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus’. De vrouw in het verhaal zegt dan: “… Dat ben ik met je eens. Mannen en vrouwen zijn verschillend. Ze hebben verschillende rollen te vervullen…”.

Welwillendheid
Simon: “… ‘Als ik vragen mag, heb je al je gevoelens voor mannen achter je gelaten?’ ‘Ik voel niet niets,’ antwoordt ze langzaam en zorgvuldig. ‘Integendeel, ik voel welwillendheid, veel welwillendheid. Tegenover zowel jou als je zoon. Warmte en welwillendheid.’ ‘Bedoel je met welwillendheid dat je het goed met ons voor hebt? Ik heb moeite het begrip te doorgronden. Ben je ons goedgezind?’ ‘Ja, precies.’ ‘Welwillendheid, moet ik zeggen, is wat we hier voortdurend tegenkomen. Iedereen wenst ons het beste toe, iedereen is bereid aardig tegen ons te zijn. We worden zonder twijfel meegedragen op een wolk van welwillendheid. Maar het blijft een beetje abstract. Kan welwillendheid behoeften bevredigen? Ligt het niet in onze aard om naar iets tastbaarders te smachten?’ ‘Jij wilt misschien meer dan welwillendheid; maar is wat jij wilt beter dan welwillendheid? Dat is de vraag die je jezelf moet stellen.’…”.
Als Símon weer alleen is met zijn pleegzoon zegt hij: “… ‘Jij en Fidel lijken goed met elkaar te kunnen opschieten.’ ‘Hij is mijn beste vriend.’ ‘Dus Fidel voelt welwillendheid tegenover jou?’ ‘Een heleboel welwillendheid.’ ‘En jij? Voel jij ook welwillendheid?’ De jongen knikt heftig. ‘En ook nog iets anders?’ De jongen kijkt hem niet-begrijpend aan. ‘Nee’. Dus nu hoort hij het ook uit de mond van ‘kinderen en zuigelingen’. Van welwillendheid komen vriendschap en geluk, komen gezellige picknicks in het park of gezellige middagwandelingen in het bos. Terwijl van de liefde, althans van de begeerte in haar meest dringende verschijningsvormen, frustratie en twijfel en hartzeer komen. Zo simpel is het. En wat is hij eigenlijk van plan met Elena, een vrouw die hij nauwelijks kent, de moeder van de nieuwe vriend van het kind? Hoopt hij haar te verleiden, omdat in herinneringen die nog niet geheel voor hem vervlogen zijn elkaar verleiden iets is wat mannen en vrouwen doen? Blijft hij vasthouden aan het primaat van het persoonlijke (begeerte, liefde) boven het universele (welwillendheid, goedgunstigheid)? En waarom stelt hij zichzelf voortdurend vragen in plaats van gewoon te leven, zoals iedereen? Hoort dat allemaal bij een veel te trage overgang van het oude en behaaglijke (het persoonlijke) naar het nieuwe en verwarrende (het universele)? Is de cyclus van zelfondervraging alleen maar een fase in de groei van iedere nieuwkomer, een fase die Alvaro en Ana en Elena inmiddels met succes hebben doorlopen, en zo ja, hoe lang zal het dan nog duren voordat hij als een nieuwe, volmaakte man tevoorschijn komt?...”.

Mij ontbreekt niets
Het nieuwe leven is voor Símon veels te gezapig, te arm aan ups en downs, aan drama en spanning: “… Hij herinnert zich dat hij Alvaro eens heeft gevraagd waarom er nooit nieuws op de radio was. ‘Nieuws waarover?’ informeerde Alvaro. ‘Nieuws over wat er gaande is in de wereld,’ antwoordde hij. ‘O’, zei Alvaro, ‘is er iets gaande?’ Net als eerder was hij geneigd hem van ironie te verdenken. Maar nee, die was er niet. Alvaro doet niet aan ironie. Net zomin als Elena. Elena is een intelligente vrouw, maar ziet geen enkele dubbelheid in de wereld, geen enkel verschil tussen hoe de dingen lijken en hoe de dingen zijn. Een intelligente vrouw en een bewonderenswaardige vrouw bovendien, die met de karigste middelen – naaiwerk, muzieklessen, het huishouden – een nieuw leven heeft opgebouwd, een leven waarvan ze beweert – met recht? – dat er niets aan ontbreekt (Psalm 23:1). Hetzelfde geldt voor Alvaro en de stuwadoors: zij hebben voor zover hij kan ontdekken geen heimelijke verlangens, hunkeren niet naar een ander soort leven. Hij is de enige uitzondering, de ontevredene, het buitenbeentje. Wat mankeert hem?...”.
Elena over zijn eeuwige verlangen: “… Vriendschap op zichzelf is niet goed genoeg voor jou. Als die niet gepaard gaat met stormen van hartstocht ontbreekt er op de een of andere manier iets aan. Mij klinkt dat als een ouderwetse manier van denken in de oren. In de ouderwetse manier van denken ontbreekt er altijd iets, hoeveel je ook hebt. De naam die je aan dit ontbrekende “iets meer” hebt gegeven is hartstocht. Toch durf ik te wedden dat als je morgen alle hartstocht kreeg aangeboden die je wilt – emmers vol hartstocht – je prompt iets nieuws zou vinden om te missen, om te ontberen…”.
Wow: ga daar maar eens even over nadenken.

Anders
David is “anders”. Het wordt nog een hele toestand om hem naar school te krijgen. Rechtbanken, psychologen, en van alles komen er aan te pas. David gedraagt zich onaangepast,zegt rare dingen, is ongedurig, gehoorzaamt niet, zet de hele klas op stelten, en moet naar het speciaal onderwijs. Zijn nieuwe moeder ziet dat niet zitten. Uiteindelijk vlucht Símon met haar, David en een grote herdershond in een auto naar wederom ‘een nieuw leven’.

Verlosser
Wat mij betreft het ontroerendste stuk uit het boek (en waar ik mij natuurlijk helemaal in herken) - over een vriend die Símon een filosofieboek komt brengen, als hij in het ziekenhuis terecht komt: “… Het boek gaat, zoals hij al vreesde, over stoelen en tafels (de stoelheid van stoelen). Hij legt het weg. ‘Het spijt me, dit is niet mijn soort filosofie.’ ‘Wat voor soort filosofie zou je dan willen?’ vraagt Eugenio.
‘Het soort dat je door elkaar schudt. Dat je leven verandert.’ Eugenio kijkt hem niet-begrijpend aan. ‘Is er dan iets mis met je leven?’ vraagt hij. ‘Afgezien van je verwondingen?’ ‘Er ontbreekt iets aan, Eugenio. Ik weet dat dat niet zo zou moeten zijn, maar het is wel zo. Het leven dat ik heb is voor mij niet genoeg. Ik zou willen dat iemand, een of andere verlosser, uit de hemel neerdaalde en met een toverstokje zwaaide en zei:
Zie, lees dit boek en al je vragen zullen beantwoord worden. Of: Zie, hier is een heel nieuw leven voor je. Jij begrijpt dit soort praatjes niet, hè?’ ‘Nee, ik kan niet beweren van wel.’ ‘Laat maar. Het is maar een voorbijgaande bui. Morgen ben ik weer de oude.’…”.
Laten die verlosser en dat boek, de Bijbel, zich nu in het christendom presenteren. Ineens wordt het iets duidelijker wat de naam van Jezus in de titel doet…
Christelijker kan een onchristelijke roman toch niet zijn?

Waar het om gaat
Dit is precies het verhaal over waar het in alle religies om gaat, volgens godsdienstwetenschapper Karen Armstrong (zie mijn blog van 06.11.12): de bekering van "egoisme" naar "altruisme". Ons oude reptielenbrein is nog steeds gefocust op de 4V's: vechten, vluchten, voortplanten, voeding ('vreten' hoort het natuurlijk te zijn - maar dat staat zo onbeschoft). In de loop der tijd heeft zich in onze neo-cortex echter een nieuw hersengebied gevormd waardoor wij het vermogen hebben keuzes te maken en compassie te ontwikkelen. Volgens haar stimuleren alle godsdiensten ons dat te doen.
Of dat zijn bedoeling is weet ik niet, maar als geen ander laat Coetzee zien hoe het werkt.

Uitgave: Cossee - 2013, 320 blz., ISBN 978 905 936 388 5, €19,90
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten