"... Geweten is de innerlijke stem die ons waarschuwt dat iemand zou kunnen toekijken..." - H.L. Mencken
Stine Jensen zei pas geleden dat er wordt gezegd dat in het eerste boek dat je je kunt herinneren alles zit wat je voor altijd mooi zult vinden. Ik had daar nog nooit zo over nagedacht, maar ik denk dat dat wel zo is, ja. Ik herinner mij het nagelbijtend spannende "Zijn de kraaien nog zwart?" van W.G. van der Hulst jr. Het verhaal ben ik vergeten, maar er kwam wel een besneeuwd bos in voor met een mysterieuze watermolen. Ik ben in een vakantie wel eens op zo’n geval gestuit. Het geluid van de houten schoepen bracht mij weer helemaal terug in de sensatie van toen: ik had het kippenvel op mijn armen. Ik heb het even opgezocht en was blij dat er nog steeds kinderen op scholieren.net op dezelfde manier door het verhaal ‘gegrepen’ worden. Idem dito met “Snuf en het spookslot”. Ik weet nog precies hoe de onderwijzer van de derde klas uit het boek voorlas aan het eind van de schooldag. Hoe Tom naar een donkere ruïne staat te kijken terwijl er een hevig noodweer losbarst, en een bliksemflits een seconde een venster verlicht, waarin zich een doodeng gezicht aftekent. Whammm, boek dicht. Hele klas jammeren – maar de meester was onvermurwbaar: ‘morgen verder’. En nog steeds als ik onder het open dakraam op zolder sta te strijken en in de verte een brommer op het platteland hoor scheuren, kruipt er een soort van tintelende, verwachtingsvolle spanning onder mijn huid die alleen maar is te linken aan de ‘brozem’ (nozem op een brommer) uit “De Zevensprong” van Tonke Dragt. Ik houd inderdaad ontzettend van alles wat geheimzinnig is, maar dan niet van het thrillersoort, met liters bloed en moord en misdaad. Volgens recensent Rob Schouten belooft dat nog wat: “… De Engelse literatuur lijkt momenteel in een soort experimentele fase te verkeren, waarin ze zich afkeert van eenvoudige anekdotiek of psychologisch-realistische verhalen. Vooral vrouwen proberen het genre opnieuw uit te vinden. Kate Atkinson, Ali Smith, deze Sarah Perry en anderen schrijven romans en verhalen die sterk van de gebaande paden afwijken. Een duidelijke trend zie ik nog niet maar allemaal hebben ze belangstelling voor het bovennatuurlijke gemeen en dat is op zich al een breuk met het recente verleden. De vraag is of dit een tijdelijke of blijvende trend is…” (Trouw; 06.10.18).
Ongelofelijk
Ik zie dat in onze eigen cultuur ook wel terug. Het “Film by the Sea” gebeuren was dit jaar helemaal gewijd aan ‘onmogelijke verhalen’. Of neem “Foon” van Marente de Moor dat barst van de verwijzingen naar geheimzinnige sagen en legenden. In verhalen gebeuren soms dingen die in het echt nooit kunnen. Fantasie tilt ons over onze grenzen, en dat is heerlijk. Misschien is het de reactie op de koude, verzakelijkte, eendimensionale wereld die we met z’n allen hebben geschapen? Een tegenwicht betreffende de robotisering? Geeft, zoals de fotografie de stoot gaf tot abstracte kunst, de digitalisering misschien de stoot tot abstracte literatuur? Is daar ook het nieuwe openstaan voor religie aan te danken, waar Yvonne Zonderop aan refereert in “Ongelofelijk”, en die ik zelf ook wel om mij heen ontwaar? Zie bijvoorbeeld excellente wetenschappers als Nobelprijswinnaar Ben Feringa en terrorismedeskundige Beatrice de Graaf die openlijk op tv vertellen dat ze gelovig zijn, terwijl presentator Matthijs van Nieuwkerk - overigens zelf niet religieus – geïnteresseerd en welwillend toeluistert. En Anouk die in DWDD onder verwijzing naar de Allerhoogste in huilen uitbarst. Of de makers van de film “In Blue” die zichzelf ‘gelovige jongens’ noemen, en onder het oog van een verbijsterd publiek, met sorbo-huishoudhandschoenen aan en een mondkapje om, hun drie Gouden Kalveren op gingen halen. Ze hielden een stofzuigerzak omhoog om de beeldjes in te deponeren, want ‘de laatste keer dat er een beetje een goede fuif was rond een gouden kalf vielen er ter plekke drieduizend doden’. Dus je weet maar nooit. Exodus 32 – het verhaal over Mozes die de berg afkwam en het volk zag dansen rond het gouden kalf. In de literatuur is God nooit ver weg. Het is fascinerend om Hem daarin op te sporen, en te kijken hoe Hij te sprake komt: positief dan wel negatief.
Vleesgeworden schuldgevoel
Sarah Perry (1979) is geboren in Chelmsford, Essex. Haar roman "Het monster van Essex" was Boek van het Jaar bij de British Book Awards 2017; het behaalde de shortlist van de Costa Novel Award 2016 en de longlist van de Baileys Woman’s Prize for Fiction. “Melmoth” is haar derde roman. Ze rekent zichzelf tot de ‘Gothic Novel’-schrijvers. “Melmoth” draait om de legende over 'Melmoth de Dolende'. Het verhaal. Volgens de Bijbel zocht een groep vrouwen het graf van Jezus en trof dat leeg aan. De steen was weggerold en in de graftuin zagen ze de verrezen zoon van God. Echter, onder hen was er één die later botweg ontkende de opgestane Christus te hebben gezien. Daarom is ze vervloekt en gedoemd over de aarde te zwerven, zonder ooit rust te vinden of een thuis, tot Christus wederkomst. Sindsdien is ze op zoek naar iedereen die op het dieptepunt van zijn of haar leven het allerergste doet dat maar te bedenken is. Als de zondaars haar ogen op zich voelen branden en opkijken strekt ze smekend van eenzaamheid haar armen naar hen uit en biedt hen haar liefde aan. Melmoths uitverkorenen moeten een keuze maken: leren leven met wat ze gedaan hebben of haar volgen in de eeuwige duisternis. Melmoth lijkt me het vleesgeworden schuldgevoel dan wel de erfzonde, of iets dergelijks. Maybe: de ‘partner in crime’. Ze wordt ook wel ‘de Getuige’ genoemd, wat me doet denken aan de duivel in de rol van ‘aanklager’. Zie bijvoorbeeld het Bijbelboek Job. Perry sleept er in haar boek allerlei situaties en verhalen, waarin mensen een ontmoeting met Melmoth hebben, een beetje met de haren bij. Dat maakt haar verhaal echter niet minder indrukwekkend. Sommige boeken worden niet vanzelf geschreven maar vakkundig geconstrueerd. Hoewel Perry het kwaad op allerlei manieren benadert, legt ze nergens expliciet uit wat haar boodschap is. Dat is aan de lezer. Haar verhaal roept meer vragen op dan het beantwoordt: het kenmerk van kunst met een grote K. Zie bijvoorbeeld ook “Fenrir” van Hella Haasse.
Kijken en gezien worden
Hoofdpersoon is de onopvallende veertiger, Helen Franklin, een kleurloze Britse vertaalster die een vrijgezellenleven leidt in het toverachtige Praag: “… Het is winter in Praag: de nacht kruipt omhoog in de moeder van alle steden en over haar duizend torenspitsen…”. Jan Hus beschouwt als standbeeld zwijgend de mensenmenigte onder hem. Ook een stel zwarte kauwen met blauwe oogjes houden alles scherp in de gaten: “… hoffelijke kauwen, knikkend met hun grijs omkranste koppen…”. Alles draait om kijken en gezien worden. Al gauw blijkt dat Helen er een eigenaardig boetvaardig bestaan op nahoudt. Ze woont bij een kwaadaardige, dikke, stinkende hospita van negentig, door wie ze zich laat beledigen en die in haar paperassen snuffelt. Haar witgekalkte, onverwarmde kamer heeft nog het meeste weg van een kloostercel. Ze slaapt op een kaal matras, drinkt bittere thee, slaat elke vorm van zoetigheid en overdaad af en hijst zich in grauwe kleren. Muziek heeft op haar het effect “… van een nekslag…”. Grappig detail: ze werkt aan een foldertje over beginnende staar en blindheid. Hoe kan Helen zo’n grijze muis zijn geworden? Terwijl ze ooit een veelbelovende puber was die zich onderscheidde door Rilke, Rabelais en Neruda te lezen? En haar inspiratie vond bij de prerafaëlieten? Haar enige vrienden bestaan uit een stel, waarvan ze de man, Karel, een professor, tegen is gekomen in het café van de Nationale Bibliotheek van de Tsjechische Republiek. Er waren op een ochtend geen tafeltjes meer. Zijn vijftien jaar oudere vrouw, Thea, een voormalige flamboyante advocate, loopt op zeker moment een hersenbloeding op waardoor ze tot zijn afgrijzen in een rolstoel belandt. Hij kan daar niet mee om gaan. Verdwijnt uit het zicht, niet voor hij Helen geagiteerd een duister manuscript heeft overhandigd. Zo komt Melmoth haar leven binnen. Want het document blijkt het dagboek te zijn van ene Josef Adelmar Hoffman – die Melmoth heeft ontmoet.
Een leeg zitje voor Melmoth
Josef beschrijft hoe hij als kind langs een korenveld naar school liep waar de boer altijd een leeg zitje op het land liet staan voor haar. In de winter een houten kratje, ’s zomers een hooibaal. Zijn leraar vertelde hem de mythe van Melmoth. De memoires van Josef Hoffman worden een verhaal binnen een verhaal. Zijn moeder was een enorme roddeltante, zijn vader een niemand die bestond uit brokken van andere mannen: “… Ik zie hem tegenwoordig als een spiegel aan de wand; leeg, tenzij er net een andere man voorbijwandelt…”. Zijn ouders stimuleerden hem nergens toe: “… het staat me niet bij dat ze ooit literatuur lazen of me onderricht gaven in de leer van de kerk of zelfs maar naast mij onder de sterren kwamen staan om me te leren Orion van de Grote Beer te onderscheiden; we bezaten geen muziekinstrumenten, geen enkel ander prentje dan dat van een afgezette keizer…”. Hij vraagt zich af hoe zijn leven zou zijn verlopen “… wanneer ik de ‘Ode aan de vreugde’ had gehoord en Schillers hymne over de goddelijke vonk uit mijn hoofd had geleerd – wanneer ik de “Belijdenissen” van Augustinus had gelezen of Faust zijn contract had zien sluiten en gewenst had dat ik hem kon tegenhouden…”. Zelf was hij net zo goed een onverschillig stuk vreten: “… mijn lichaam groeide, mijn geest niet…”. Het enige kinderboekje dat hij bezat heette “Pas op voor de vos”; een antisemitisch geschrift. Vanwege een erfenis belandden ze als Duitstaligen in het Tsjechische Praag waar ze een schoenenwinkel op poten hielden. Tegenover hen woonde een Joodse jongen die hem zijn vriendschap aanbood, wat hij hooghartig weigerde. Toen de Duitsers Praag innamen verraadde Jozef de Joodse familie. Uiteindelijk werd hij zelf de klos, toen de kansen zich keerden, de Duitsers de aftocht bliezen, en de Tsjechen wraak namen op iedereen en alles wat Duits was. Moreel gezien bracht hij zijn schuldbalans onder het illusoir toeziende oog van Melmoth echter weer in evenwicht door iemand ternauwernood uit de klauwen van het noodlot te helpen. Daarop keerde Melmoth zich teleurgesteld van hem af. Kon Jozef daarom zo oud worden? Bleef hij daarom zijn hele leven zo gebiologeerd door de Melmoth-legende?
Bunyan
Zijn manuscript bevat een velletje notities van de hand van professor Karel, die zelf blijkbaar ook op onderzoek is gegaan, en verwijst naar bronnen waarin Melmoth voorkomt. Verderop in het boek worden ze openbaar gemaakt. Zo zit er een verslag bij over een vrouw die onder het katholieke bewind van “Bloody Mary” (koningin van Engeland van 1553 tot 1558) tot de brandstapel werd veroordeeld omdat ze weigerde haar protestantse geloof vaarwel te zeggen. Ook komt er een bekentenis van een naamloze bureaucraat aan de orde, die zich als een radertje in de machine van het Turkse overheidsapparaat heeft laten gebruiken tijdens de Armeense Genocide (1915). Een brief van de vermiste Karel duikt op waarin hij vertelt hoe een uitgeprodeceerde asielzoeker aan een ketting, op een vliegveld, hem in contact heeft gebracht met een stel protesterende studenten met wie hij inmiddels optrekt. De brief is uitgerekend verzonden vanuit het John Bunyan House te Bedford. Iedere rechtgeaarde calvinist weet dat Bunyan een puriteinse prediker was die in 1678 zijn wereldberoemde allegorie “De christenreis naar de eeuwigheid” publiceerde. Het gaat over een pelgrim die gebukt gaat onder een zware rugzak met zonden, die hij onder het kruis van Christus afgooit. Uiteindelijk vertelt Helen haar eigen misstap aan een vrouwengezelschap dat het over Melmoth heeft, tijdens een etentje waarvoor haar hospita haar heeft uitgenodigd vanwege haar verjaardag: “… ‘Ik denk eerlijk gezegd,’ zegt Adaya (mild, zachtjes, terwijl ze Thea een glas water aanreikt), ‘dat er nooit iemand geweest is die helemaal níets onder de pet te houden had.’ ‘Ikke niet,’ antwoordt Albína, om zonder verdere plichtplegingen een zelfgenoegzame boer te laten, die door de karbonade-eters aan de raamtafel met applaus begroet wordt…”. Haar biecht voelt alsof ze “… net als Bunyans Christen haar last terzijde heeft gelegd…”. Het idee van de zondebok komt aan bod. Het gevoel achtervolgd te worden laat Helen echter niet los. Dat blijkt uiteindelijk ook geen misplaatst gevoel. Langzaam breken de psychische barricades waar Helen zich achter verschanst en maakt de lezer kennis met degene die zich als een soort messias voor Helen heeft opgeworpen. Dat maakt van “Melmoth” thematisch een door en door christelijk verhaal (zie bijvoorbeeld ook het "De komst van Joachim Stiller" van Hubert Lampo).
Uitgave: Prometheus – 2018, vertaling Roland Fagel, 304 blz., ISBN 978 904 463 721 2, € 19,99 Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten