woensdag 22 juli 2020

We zijn verdwaald – Manon Duintjer


Manon Duintjer (1969) maakte aan het einde van de vorige eeuw net als ik de spirituele hausse uit het oosten mee. Zij aan den lijve en ik via boeken, meestal uit zwaar waarschuwende christelijke hoek, want ik bewoog mij in een christelijke omgeving. Toch liep ik met dezelfde vragen rond als zij. Waarom zou je je in godsnaam (letterlijk) met heel je hebben en houden uitleveren aan een of andere lijpe goeroe ?! Werd je belazerd waar je bij stond of was de hocus pocus waar je in terecht kwam echt en des duivels? Ik vond alle psychedelische rimram onzegbaar opwindend en spannend. Omdat je er niet je hand op kon leggen. In ieder geval bereikte je in India klaarblijkelijk niet het einde van de regenboog, want alles waaide weer over en verdween uit het oog. Inmiddels staat het land zo ongeveer te boek als het meest vrouwonvriendelijk ter wereld. Zie “De witte tijger” van Aravind Adiga. Het kan verkeren. Hoe leuk is het om te lezen hoe iemand nú aankijkt tegen de situatie tóen.

 

Hare Krishna

Het boek begint met de conclusie dat de ik-figuur, Kim, en haar inmiddels tachtigjarige vader tijdens een wandeling in het donker verdwaald zijn op de hei. Metaforischer kan het niet. Dat triggert de terugblik op hun ongemakkelijke leven samen. Een reis naar India staat centraal. Op aandringen van haar vader, hoogleraar theoretische wiskunde (het waren absoluut niet de onnozelsten die destijds het oosten omarmden, zie psychiater Jan Foudraine), neemt Kim twee maanden studieverlof op om met hem een ashram te bezoeken. Hij wil niets liever dan zijn dochter laten zien wat hem zo fascineert. Eenmaal in India is haar vader voor haar gevoel voornamelijk met zichzelf bezig. De armoede die er heerst is wel het laatste waar hij mee zit. Haar klomp breekt als Bimal, een jong vriendje, zich bij hen voegt en haar vader zelfs gezelschap houdt op zijn slaapplek, terwijl zij aan haar lot wordt over gelaten. Een mannelijke hoer? Kim wil het niet eens weten. Bimal lijkt haar vader vooral te gebruiken als westerse melkkoe. De laatste vraagt er dan ook om. Is haar vader homo? Is dat de reden waarom haar ouders uit elkaar zijn gegaan toen ze nog op de basisschool zat? In ieder geval werd er nooit over gesproken. Zoals alle kinderen gaf Kim zichzelf de schuld, ook al zei haar vader dat haar moeder hem niet de (spirituele) ruimte gaf die hij nodig had. Maar ja, dat kun je op allerlei manieren uitleggen. Kim kon wel door de grond zakken toen hij haar op een dag van school kwam halen met een kaalgeschoren hoofd, een jurk over zijn broek en een kralenketting om zijn nek (alle drie symbolen van onthechting van het materialisme en toewijding aan het goddelijke): “… Toen hij op het schoolplein als een Hare Krishna voor me stond wilde ik dood…”. Oog in oog met een levensgroot portret van de Indiase goeroe Sri Vasyah zei hij het gevoel te hebben gekregen dat diens fonkelende ogen hem over een afstand van achtduizend kilometer naar zich toe riepen. Iedere week bezocht hij de Amsterdamse Vasyah-tempel. Soms werd Kim meegetroond. Ze ervoer zijn medegelovigen vooral als een stel creeps.

 

Karma

Midden in een druk restaurant wijst Bimal op een vergeeld portretje van Babi Ravi, noemt hem een ‘very holy man’ en verzucht dat hij hem graag zou willen ontmoeten. Kim schrikt zich te pletter. In Nederland wordt hij gezien als een frauduleuze charlatan met perverse neigingen: “… Hij is een goochelaar. Hij kan van geslacht veranderen. Hij doet het met kleine kinderen. De geruchten zoemden door mijn hoofd…”. Haar vader haalt zijn schouders op. Vindt het allemaal best. Als je Bimal daar nu een plezier mee kunt doen, en bovendien is het voor haar ook best leuk om dat gekke circus een keertje mee te maken, toch? Ze eet de verkeerde dingen, wordt doodziek, en terwijl Bimal haar gezelschap houdt vertelt hij de meest exotische verhalen. Hij zou houden van een meisje uit een hogere kaste die uitgehuwelijkt werd aan een rijke neef, terwijl ze notabene zwanger was van hem (niet tegen papa vertellen, hoor!). Omdat zijn vader is overleden moet hij zich dag en nacht de pleuris werken om zijn uitgebreide familie te onderhouden. Een dronkenlap die hem sloeg. “… ‘It’s karma,’ fluisterde hij. ‘I must lead a good life. So better in next life. But very difficult…”. Jaja. Gelukkig heeft hij in het geheim wel  een prachtige zoon. En de moeder is de liefde van zijn leven. Hij gaat zo op in zijn verhaal dat hij vanzelf Kim begint te strelen. Ze weet nog net te voorkomen dat ze met elkaar in bed belanden. Het maakt haar aan het twijfelen over haar eigen relatie met een blonde sportfanaat die verstoken is van iedere romantische bevlogenheid. Ene Hugo, een studiegenoot waar ze wel eens mee uit ging, heeft ooit opgebiecht in haar ook wel eens de reproductie te zien van literaire heldinnen als Madame Bovary, Anna Karenina en Effi Briest (ik zou de boeken onmiddellijk weer willen lezen). Gevangenen in liefdeloze relaties. Ondertussen probeert ze, terwijl ze haar voedselvergiftiging te boven tracht te komen, ook nog “A Passage to India” te lezen, dat haar moeder haar heeft meegegeven.

 

Eindtijd

Tussendoor vertelt Kim dat ze allergisch voor spiritualiteit is geworden doordat haar vader ooit doodenge kaartjes begon te sturen betreffende de komende apocalyps: “… Het is wel zo dat binnenkort hele moeilijke tijden op komst zijn. Onze-Lieve-Heer en de zijnen gaan schoon schip maken op deze planeet, en dat begint einde van dit jaar. Niet om te pesten, maar uit liefde voor de aarde, voor het leven in de toekomst, ook voor de zielen van hen die sterven zullen. Alle zielen zijn veilig in Gods hand, maar alleen zij die genoeg vertrouwen in het leven (of in God) hebben, kunnen ook lichamelijk behouden blijven. Jij, Kim, bent nu al buiten gevaar. Gelukgewenst!...”.  En op een andere: “… Ik zou er met zo min mogelijk mensen over praten, voorlopig. Alleen diegenen die jij 100% vertrouwt en die héél graag willen weten, zou je losjesweg iets kunnen vertellen. Anders maak je het jezelf onnodig moeilijk…”. Dus stopt ze de post van haar vader weg voor haar moeder. Zou de wereld echt vergaan of was hij gek geworden? Ik denk trouwens dat het coronavirus de eindtijdkoorts hier en daar ook  weer flink zal hebben doen oplaaien. Echter: als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Miljoenen mensen overal op aarde bereiden zich voor op de komst van een ‘Verlosser’. New Agers zien uit naar de ‘Maitreya’. Voor de moslims is dat de lang verwachte Imam Mahdi, voor de Hindoes is het de Krishna, de Boeddhisten verwachten de vijfde en laatste Boeddha, de Hopi-indianen in Noord Amerika zien uit naar de komst van Maäsauu, het Joodse volk wacht al eeuwen op de Messias en de christenen op de terugkeer van Jezus Christus.

 

Demonische krachten

Mijn christelijke omgeving lijkt absoluut gelijk te hebben. Je open stellen voor oosterse spiritualiteit is je open stellen voor kwade machten. Kim vertelt hoe haar vader een keer doodziek uit India terugkeerde: “… Wist je dat hij 45 kilo woog toen hij terugkwam? Dysenterie, difterie, cholera, alles tegelijk…”. Als ze bij hem langs gaat op zijn woonboot vertelt hij over de dood van zijn geliefde goeroe: “… Toen Vasyah deze zomer zijn lichaam verliet, had ik vrede met zijn vertrek. Vlak voor zijn dood was hij aan mij verschenen om te vertellen dat hij zijn licht elders moest laten schijnen. Sindsdien verkeerde ik in een ego-loze toestand van innerlijke stilte en een gevoel van binnenuit geleid te worden. Ik moest naar India dus ik regelde verlof en ging. Als tussenstop deed ik halverwege een kleine ashram aan en daar voelde ik een rechtstreekse communicatie met de natuur en met goddelijke krachten…”. Bij aankomst in Vasyahs ashram zette de nieuwe leiding hem echter zonder pardon de deur uit. Twee weken zwierf hij zonder onderdak rond in de Himalaya. Zijn geld en bagage hadden ze gejat. Ratten vraten ’s nachts zijn laatste restjes eten op. Hij kreeg het gevoel dat hij zich in een rechtstreekse confrontatie bevond van demonische krachten: “ … Hij spiedde met opengesperde ogen om zich heen, alsof die krachten ook hier achter het gordijn aanwezig zouden kunnen zijn. Zijn metamorfose maakte me bang. Ik schoof naar de hoek van de bank, terwijl hij nu met luide stem vervolgde: ‘Eerst verliep de confrontatie via mensen die ik meende te kennen, maar van wie ik zag dat ze in de klauwen gevallen waren van wezens die gebruikmaakten van hun stemmen met als doel om mijn energie af te tappen. Soms waren die mensen fysiek bij me geweest, maar in andere gevallen bleken ze achteraf niet op de plekken geweest te zijn waar ik met ze sprak. Puur in mijn geest kan het zich niet hebben afgespeeld, want ik merkte ook dat er voortdurend naalden in mijn lijf gestoken werden. In Delhi ben ik voor de wonden die dat opleverde een week lang elke ochtend in een ziekenhuis behandeld. Er gebeurde nog meer. Voorwerpen die ik bij elkaar had gesprokkeld, zoals een pen en een zakmes, vlogen vanzelf weg zonder dat er een fysieke oorzaak voor was aan te wijzen. Het deed me denken aan verhalen over de CIA en de KGB en de trucs die ze gebruiken om mensen onzeker te maken. Juist omdat ik zo overgevoelig was en ik dichter bij de drempel van het goddelijke was gekomen, leek het alsof deze krachten hun uiterste best deden om mij in verwarring te brengen. Al rondzwervende kreeg ik van iemand een buskaartje naar Delhi. Precies op de dag dat ik daar uiteindelijk aankwam werd Indira Gandhi vermoord. Dat voelde ik als de climax van wat ik vooraf had meegemaakt: de krachten der duisternis grepen de macht.’…”.

 

Overgave

Het resultaat: “… Hij kwam niet in een inrichting terecht, nadat ik hem op zijn boot had achtergelaten, integendeel. Zijn psychotische gedrag was het begin geweest van zijn ‘genezing’ zoals ik het voor mezelf noemde. Langzaam maar zeker had hij zich losgemaakt van Vasyah en zijn nalatenschap. Zijn kritische geest kwam terug en hij plaatste steeds meer vraagtekens bij de autoriteit van goeroes en bij de totale overgave die zij van hun volgelingen eisten. Weliswaar bleef hij mediteren, yoga beoefenen en zich verdiepen in de hindoeïstische en boeddhistische filosofie, alleen combineerde hij dit alles nu met een meer westerse levensstijl. Zo keek hij weer televisie, las kranten en tijdschriften, ging niet meer om negen uur naar bed, rookte af en toe een ‘gewone’ sigaret, kocht een auto, liet zijn haar groeien en trok soms weer eens een colbertje aan…”. Ze praten met geen woord meer over wat er is voorgevallen, alhoewel Kim in een universiteitsblad een artikel van haar vader leest, waarin hij uitlegt dat het éénhoofdige autoritaire goeroemodel niet goed werkt om spirituele overdracht te laten plaatsvinden: “…. Ten eerste bestonden er nauwelijks of misschien wel geen mensen die zo wijs en zuiver waren dat ze een dergelijke functie op zich konden nemen zonder zelf te ontsporen. Ten tweede had hij ervaren dat een goeroe vaak mensen aantrok die passief werden als ze hun meester hadden gevonden, en die zodra die meester er niet meer was zelf ook nergens meer waren, of achter iemand anders aan gingen hollen. Of in het andere extreme geval zelf nieuwe baasjes wilden worden…”. Kim vraagt zich af of het om dezelfde soort overgave gaat die haar opa op zondag twee keer naar de kerk had gedreven. “… Was dat blinde vertrouwen religieus? Was dat erfelijk? Ik kende het zelf niet…”. Ik denk dat er zeker wel dominees voorkomen die een soort van goeroestatus bekleden. Ik denk ook dat dat absoluut niet de bedoeling is. De eerste spirituele les voor gelovigen zou moeten zijn dat er tussen jou en God nooit iets of iemand in kan staan. “… Voor het eerst sinds Edwards Vasyahverering vroeg ik me af hoe het zou zijn om je lot in iemand anders’ handen te leggen en erop te vertrouwen dat het goed kwam. Ik vroeg me af hoe het zou zijn om geen controle meer over alles te willen hebben en om geen oeverloze discussies in je hoofd te hoeven voeren…”. Ons zelfbewustzijn is een zware last. We doen van alles om er een poosje onder uit te komen. Stomverbaasd leest Kim in een foldertje een citaat van Ravi: “… If you suffer it is because of you. If you feel bliss it is because of you. Nobody else is responsible – only you and you alone. You are your hell and your heaven too…”. Kim: “… Had Ravi met zijn tienduizend volgelingen echt gezegd dat iedereen voor zichzelf verantwoordelijk was? Ik moest denken aan Monty Python’sLife of Brian’, wanneer Brian de mensenmassa toespreekt die zich voor het balkonnetje van zijn moeder heeft verzameld. Hij roept wanhopig: ‘You don’t need to follow me, you don’t need to follow anybody, you’ve got to think for yourself’, waarop de massa in koor scandeert: ‘Yes, we are all individuals.’ De massa maakte van Brian de Messias. Gold dat ook voor Ravi en Vasyah? Waarom deden mensen dat? Omdat ze dan niet meer alleen waren? Omdat ze dan zelf niet meer hoefden na te denken?...”.

 

Wees een zegen

Al met al is het een wonder dat Kim überhaupt naar India wil. Haar nieuwsgierigheid wint het van haar angst. Als het trio eindelijk de ashram van Ravi bereikt zorgen Bimal en haar vader dat ze in de drukte op de eerste rij zitten om hun goeroe mee te maken. Kim laat het allemaal over zich heen komen, glipt het terrein af, en maakt een hallucinerende tocht langs kraampjes vol opdringerige handelaren en bedelaars. Ze loopt een smerige steeg in, dwars door een krottenwijk vol onheilspellend uitziende kerels en kinderen met ogen die alles al lijken te hebben gezien. Uiteindelijk komt ze op het platteland uit, waar een prachtige vlinder haar dwars door een palmbos naar een villa van een yogalerares leidt. De vrouw lijkt in een oogopslag door te hebben hoe ze er aan toe is. Ze masseert haar voorhoofd, waardoor Kim in een gigantische huilbui uitbarst en eindelijk tot rust komt. Ze krijgt een glas thee. De enige opdracht voor mens en dier is volgens de vrouw ‘Lokah Samastah Sukhino Bhavantu’ -  “… May all beings everywhere be happy and free and may all my thoughts, words en actions contribute in some way to that happiness and to that freedom for all…”. Daar is natuurlijk niets mis mee en behelst hetzelfde als het christelijke ‘Wees een zegen’. “… Als alle levende wezens deze spreuk in praktijk zouden brengen dan zou de wereldvrede vanzelf volgen…”. De vrouw: “… You are made of stars. You may shine your light everywhere and if they don’t see you, go shine somewhere else…”. Sinds deze ontmoeting voelt Kim zich ‘zonder ballast’. Tot ze op haar kamer te maken krijgt met een indringer, een halve gare psycholoog, Bob Zweers, die eerst onder haar bed duikt om te controleren of er geen afluisterapparatuur is bevestigd, en haar dan bezweert dat Ravi een afperser en een pedofiel is. Volgens hem geloven miljoenen mensen dat Ravi heilig is omdat hij as, snoep en horloges materialiseert, maar zijn het gewoon simpele goocheltrucs: : “… ‘Dit meen je niet,’ antwoordde ik lacherig. ‘Zelfs al zou het een truc zijn, hoe erg is dat? Hij doet toch ook goeie dingen? Ziekenhuizen bouwen, weeshuizen stichten, armen verzorgen,’ ‘Noem je dat goeie dingen?’ snoof Bob. ‘Allemaal trucs om de belasting te ontduiken. En wat denk je dat hij doet met die arme kinderen uit de sloppenwijk? Waarom denk je dat hij al die weeshuizen laat bouwen? Vers vlees!’ Bob spuwde de woorden uit…”. Die man hoort achter de tralies, proclameert Bob. Kim weet niet hoe gauw ze hem de kamer uit moet zetten. Ze heeft al genoeg gekken om zich heen.

 

Listen to your inner guru

Na een trits bizarre avonturen vormt het hoogtepunt van de reis een ontluisterende audiëntie bij zijne heiligheid Ravi, een oud mannetje in een rolstoel, die hen een galerij vol foto’s van hemzelf met allerlei beroemdheden toont: “… Hoezo let go of your ego? Dit was één grote egoshow…”. Als een klein kind strooit hij bij wijze van glitter met as in het rond: “… Let it snow, let it snow, let it snow…”, wijst op het bordje ‘Don’t ask. Thank you’ als Kim hem een brandende vraag stelt, en valt vervolgens in slaap. Toch heeft Kim een soort van openbaring: “… In een reflex keek ik  op en zag hoe het gouden beeld van Hanuman zijn hand op zijn hart legde en met zijn lippen de woorden vormde: ‘Listen. To. Your. Inner. Guru'…” (Hanuman is een hindoeïstische aapgod). Ze beseft dat ze geen antwoorden van haar vader Edward, Bimal en Ravi hoeft te verwachten: “… Ik moest op zoek naar mijn eigen waarheid en me niet bezighouden met de waarheden van anderen. Edwards beweegredenen voor zijn Vasyahperiode zou ik toch nooit helemaal doorgronden. Waarschijnlijk kon hij dat zelf niet eens. Ook was het zinloos in Bimals huid te kruipen, daarvoor waren onze achtergronden te verschillend, en om Ravi’s raadsel te ontrafelen interesseerde hij me niet genoeg. Het gevoel van eenzaamheid maakte langzaam plaats voor bevrijding…”. Ik moest denken aan dominee Fokko Frederik Omta. Vorig jaar promoveerde hij op het proefschrift “Sin: against Whom or Against What?”. Als predikant wil hij inzetten op ‘zonde als spirituele zelfverloochening’ voor moderne mensen die niets hebben met het begrip  zonde en een persoonlijke God: “… Zonde is niet gericht tegen een buitenaards Opperwezen, maar keert zich tegen het meest wezenlijke in jezelf. Het is een vorm van spirituele luiheid of traagheid, verwaarlozing van je eigen geest en ziel…”. Ik vind dat een bijzondere gedachte. Ik geloof wel zeker in een persoonlijke God, maar ik denk ook dat de verbinding met deze God gemaakt wordt in de diepste kern van onze geest. Zoals Eric-Emmanuel Schmidt in zijn roman “Het evangelie volgens Pilatus” een kind laat zeggen: “… Mama, diep in mezelf vind ik niet mezelf…”. Dat laat voor mij veel mystieke puzzelstukjes toch weer ‘wonderbaarlijk’ in elkaar vallen. Kim en haar vader vinden trouwens de weg terug, anders had Kim haar verhaal natuurlijk niet kunnen navertellen.

 

Uitgave: Gloude Publishing – 2019, 253 blz., ISBN 978 949 304 102 8, 21,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier

 

Geen opmerkingen :

Een reactie posten