dinsdag 13 april 2021

Shuggie Bain – Douglas Stuart

 


Het lijntje van “Reis naar het einde van de nacht” van Ferdinand Céline uit 1932 (zie mijn vorige blog) naar “Shuggie Bain” van Douglas Stuart is kort. De laatstgenoemde roman, die momenteel niet uit de Bestseller top 60 is weg te slaan, speelt zich af in het Glasgow van de jaren tachtig. Veel arbeiders in de zware industrie zijn werkloos (voor de nodige achtergrondinformatie: zie ‘In Europa’, aflevering ‘1984 – Engeland’ van Geert Mak). Armoede betekent stress, en stress betekent een lagere levensverwachting. Het ‘thatcherisme’ zorgde in Glasgow zelfs voor een daling van veertien procent, vertelt Stuart in een prachtig artikel op de site van ‘De leesclub van Alles’ – zie hier. Ook ‘Het Parool’ plaatste een interessant interview met de schrijver – zie hier. Naarmate de kloof tussen rijk en arm groter wordt (in de VS zijn meer dan 40 miljoen personen afhankelijk van voedselhulp, vorig jaar hielp de voedselbank in Nederland 160.500 mensen), lijken literatuur en media-items over achterstandsituaties en white trash evenredig toe te nemen. “Shuggie Bain” doet direct denken aan de woedende successen van de Franse auteur Édouard Louis: “Weg met Eddy Bellegueule” (2017) en “Ze hebben mijn vader vermoord” (2018), maar dan minder fel. In Nederland denk ik vooral aan het vroege werk van Yvonne Keuls en iemand als Alex Boogers.  Zie verder ook de VPRO-series ‘De onfatsoenlijken’ en ‘Danny’s wereld’. Of ‘Tygo in de jeugdcriminaliteit’ en ‘Jojanneke uit de prostitutie’ van de EO. Ik ben blij met al die aandacht: dat kweekt begrip en wie-weet meer oplossingsgerichte daadkracht. “Shuggie Bain” is evenals “Reis naar het einde van de nacht” een semi-autobiografisch verhaal en bewijst maar weer eens dat als je voor een dubbeltje geboren bent, je zeker wel een kwartje kunt worden. Douglas Stuart (1976) groeide als homoseksuele jongen op in een probleemwijk, zonder vader en met een alcoholische moeder. Hij schopte het tot modeontwerper in New York. Na tientallen afwijzingen van uitgevers haalde hij met zijn debuut “Shuggie Bain” de shortlist van de National Book Award en de Kirkus Prize, om uiteindelijk de grootste literaire prijs die er bestaat in de wacht te slepen: de Booker Prize 2020. 

 

Drank maakt meer kapot dan je lief is

In feite is het verhaal in één slogan te vangen: drank maakt meer kapot dan je lief is. Het gaat ook niet zozeer over Shuggie Bain zelf, als wel over zijn alcoholische moeder Agnes. Je zou van minder geheelonthouder worden. De proloog en epiloog zetten de situatie van Shuggie neer als hij vijftien is. Alleen op de wereld. Een kamertje hurend in het tochtige huis van een Pakistaanse die de status van haar gasten niet al te nauw neemt. Op zijn hoede voor de verlopen, dronken, eeuwig op gezelschap en seks uit zijnde eenzame mannen die de rest van het koude, stinkende pand bewonen. Een oud-conciërge die het niet kan verkroppen dat de katholieke en protestante school bij elkaar zijn gevoegd: “… ‘Ik ken d’r met me harses niet bij!’ had hij gezegd, vooral tegen zichzelf. ‘Vroeger stónd je geloof nog ergens voor. Als je naar school ging moest je je in de bus tussen al die gore, paapse koolvreters heen beuken. En je was d’r nog trots op ook! Nou duikt elke griet de koffer in met de eerste de beste katholieke hond’…”. Zo, de toon is gezet. Het doet me denken aan een tante van mij die bij haar streng gereformeerde schoonfamilie over de tong ging als ‘dat hervormde loeder’. Godsdienstoorlogen zijn zo oud als de wereld. Wat het dichtst bijeen ligt, bijt elkaar het hardst. Zie de soennieten en sjiieten. Als Shuggie niet op school zit, waar hij zich zo onopvallend mogelijk gedraagt om zijn leefomstandigheden te verhullen, schraapt hij zijn huur bij elkaar in de delicatessenhoek van een supermarkt, waar hij kip aan het spit verkoopt aan veeleisende manwijven die hij haat als de pest. Daarom tuft hij af en toe eens flink in de saus. Hoe heeft het zover kunnen komen?

 

Een meisje van veertig

Op zijn vijfde woont Shuggie met Agnes, zijn bijna veertigjarige moeder, zijn vader: een overspelige taxichauffeur, plus zijn puberende halfzus en halfbroer bij zijn opa en oma op de zestiende verdieping van een armoedige torenflat in Glasgow. Zijn mooie moeder wil maar één ding: uitgaan. Een beetje lol maken in het leven. Haar enige vertier is echter het wekelijkse kaartavondje met haar vriendinnen op vrijdag. Geld is er niet. Alle volwassenen zuipen zich stiekem en niet zo stiekem te pletter. Het verhaal is nog niet eens op gang gekomen of de moed zinkt je bij voorbaat al in de schoenen. De bijdehante halfzus, die een kantoorbaantje heeft weten te bemachtigen, scharrelt wat rond met een vrijer, vast van plan de beerput waarin ze vastzit te ontvluchten. Die redt zich wel. Haar teruggetrokken broer, Leek, is een ander verhaal. Dag en nacht loopt hij rond met zijn schetsboek en potlood. Niemand die zijn talent opmerkt. Shuggie’s lievelingsspeelgoed: een meisjespop. Als Agnes in een dronken bui de echtelijke slaapkamer in de fik steekt en Shuggie’s vader net op tijd binnenkomt om zijn huilende zoontje te redden van een wisse verstikkingsdood, het om zich heen grijpende vuur met natte handdoeken uit weet te slaan en de brandende gordijnen uit het raam flikkert (gelukkig wonen ze niet in de Grenfelltoren), is de maat vol. De uit de kluiten gewassen opa denkt dat hij Agnes verpest heeft door haar teveel te verwennen en voor het eerst in haar leven krijgt ze, blijkbaar volgens een bizar katholiek ritueel, een vaderlijk pak slaag: “… ‘Heer onze God, geef me de kracht om te vergeven.’ De vakbondsriem kwam met een harde pets op haar achterste neer. Agnes gaf geen kik. Wullie hief zijn hand opnieuw. ‘Heer, dank dat U mij nooit geen grotere last oplegt als ik dragen ken.’ Pets. ‘Toon Agnes de vele zegeningen van het haar leven.’ Pets. ‘Lenig haar noden.’ Pets. ‘Schenk haar rust.’…”. Oma voegt haar stem bij die van opa: “… ‘Heer, alleen door Uw vergiffenis kunnen wij onszelf vergeven.’ Pets…”.  Dan ben je veertig! Volgens oma had Agnes haar eerste vent, een nette katholiek die nooit zijn boekje te buiten ging, nimmer moeten verlaten voor die onbetrouwbare hunk van een taxirijder. Een en ander bewijst maar weer eens het eeuwige gelijk van Esther Perel: zie  “Erotische intelligentie”. Trouwens, die taxichauffeur heeft een vrouw met vier kinderen laten zitten. Heel die opeenstapeling van foute keuzes: je word er náár van. Ik tenminste wel.

 

Liberace komt hier wonen

Dan heeft de taxirijder zowaar een huis voor zijn tweede gezin gevonden. En wel in de meest verloederde buitenwijk die Glasgow rijk is. Naast een dichte kolenmijn waar alle werklozen zo’n beetje familie van elkaar zijn. De hele gemeenschap staat op een kluitje naar hen te gapen, als ze arriveren. Terwijl Agnes zich netjes aan het voorstellen is, heeft de op zesjarige leeftijd al bekakte Shuggie het huis geïnspecteerd: “… De voordeur ging weer open en met de handen in de zij kwam Shuggie op de bovenste tree staan. Zonder acht te slaan op de vrouwen zette hij een voet naar voren en zei tegen zijn moeder, met een stem die helderder klonk dan ooit: ‘Wij moeten praten. Ik denk niet dat ik hier kan wonen. Het stinkt naar groene kool en batterijen. Het is gewoonweg ondoenlijk.’ Alle toehoorders draaiden zich vol ongeloof naar elkaar toe. Het leek een beetje alsof een hele groep mensen naar zijn eigen spiegelbeeld keek. ‘Krijg nou wat. Liberace komt hier wonen!’ riep een van de vrouwen…”. Pas als Agnes geïnstalleerd is komt ze er achter dat haar gewelddadige taxichauffeur niet bij haar intrekt. Hij is haar gezeur en drankzucht helemaal zat. Over zijn motivatie: “… Ze had van hem gehouden, en hij moest haar onherstelbaar kapotmaken om haar voorgoed te kunnen verlaten. Agnes Bain was een te zeldzame verschijning om het risico te lopen dat iemand anders van haar zou gaan houden. Hij wilde niet dat er ooit nog iemand de brokstukken bijeen zou rapen om haar weer in elkaar te zetten…”.

 

Hoe verslaafd bejje eigenlijk?

Agnes’ stiletto’s met enkelbandjes, de stijve krullen, de fraaie bontjas: haar gehaaide buurvrouwen trappen er niet in. Tijdens een onderonsje, buiten, vertellen ze Agnes hoe ze aan een uitkering kan komen, terwijl ze haar een mok sterke drank aanbieden: “… ‘Drink je gewoon alles wajje krijgen ken?’ vroeg Bridie. ‘Pardon?’ Agnes liet haar mok zakken. ‘Ik bedoel, hoe verslaafd bejje eigenlijk?’ ‘Ik ben helemaal niet verslaafd.’ ‘Luister, mop. Je staat hier midden op straat wodka te zuipen. Zo kom je wel in die ziektewet, hoor.’ ‘Jullie drinken toch ook wodka?' zei Agnes verontwaardigd. Ineens lag er een valse trek om hun mond. Ze hielden hun mok schuin, zodat Agnes in het oranje licht van de lantaarn kon zien wat erin zat: niets dan het troebele wit van thee met melk. ‘Nee, mop, wij drinken kouwe pisthee,’ zei Bridie afgemeten. ‘Jij staat hier as enigste wodka naar binnen te gieten assof ’t kraanwater is.’…”.  De volkswijven snappen best dat je aan de drank gaat als het even niet mee zit. Zelf hebben ze een betere remedie. Pillen: “… Valium. Neem d’r maar ’n paar. Gewoon om te proeven. En as je d’r meer wil, weet je me te vinden. Vriendenprijssie…”.

 

Hopeloze zaken en wanhopige verlangens

Op zekere dag is er nergens meer een bodempje alcohol te vinden. In Agnes’ portemonnee zit alleen nog een Heilige Taddeüs-penning. Weet je wie ook een Taddeüs-penning om haar nek had hangen, toen ze op tafel stond te dansen? Sigrid Kaag. De kerkelijke traditie roept deze apostel vooral aan bij hopeloze zaken en wanhopige verlangens. Agnes zal iets naar de lommerd moeten brengen, kilometers verderop. “… Zogenaamd toevallig liep ze langs Leeks zware gereedschapskist. Ze duwde hem open met haar teen. Hij was leeg: Leek had zijn gereedschap meegenomen naar zijn stageplek. Alles had hij meegenomen, ook de spullen die hij niet nodig had…”. Uiteindelijk besluit ze haar ouderwetse nertsjas te verpanden, waarmee ze de stromende regen in loopt. Bij een garage vraagt ze of ze naar de wc mag. De monteur die ze aanspreekt heeft aan één blik genoeg. “…’Oké, ken je dan tenminste toegeven dajje ’n probleem heb?’ Hij hield zijn hoofd opzij als een vermoeide leraar. ‘Je stond as ’n gek te trillen toen je binnenkwam.’ ‘Ik… ik was kletsnat en ik had het koud.’ Hij lachte. ‘Ha! As je ’t koud heb, dan ga je klappertanden en slaan je knieën tegen mekaar. Zo, weejewel.’ Hij beeldde een tekenfilmversie van een verkleumde malloot uit. ‘Máár! As je zo wanhopig ben dajje wel ’n fles aanstekervloeistof zou kennen drinken, dan tril je zo.’ De man schudde over zijn hele lijf als een lijk dat tot leven wordt gewekt…”. Hij verwijst haar naar de AA. Overal lopen engelen rond. “… De schaamte laaide weer op. ‘Wat weet jij er nou van?’ ‘Ik weet dajje voor die nerts nie meer as zes flessen wodka ken krijgen, vooruit, nog ’n vissie d’r bij.’…”. Als hij haar een sigaret geeft, vraagt ze of hij toevallig een taxichauffeur kent die Bain heet: “… ‘Nie da ‘k weet,’ zei de man, terwijl hij haar onderzoekend opnam. ‘Een klein, dik, kaal zwijn. Maar hij vindt zichzelf een echte casanova.’…”. Hij snapt niet dat ze zo dom kan zijn zichzelf finaal de vernieling in te helpen voor een vent: “… ‘Zal ik je ’s vertellen hoe je ‘m terug ken pakken?’ Hij liet een stilte vallen. Mannen! Dacht ze, wat weten ze het toch altijd allemaal goed. ‘Nou?’ ‘Heel simpel. Gewoon doorgaan met je leven.’ Hij klapte in zijn handen en spreidde zijn armen in een triomfantelijk tadaa!-gebaar. ‘Doorgaan met je leven. Máák d’r wat van. Ik zweer ’t je, as d’r iets is waar je die varkenskop mee over de rooie ken krijgen, dan is dat ’t wel. Neem dat maar van mij an.’…”.

 

Onvoorwaardelijke liefde

Een hartverscheurend fragment gaat over Leek, die een brief krijgt dat hij vanwege zijn portfolio onvoorwaardelijk is aangenomen op een prestigieuze kunstacademie. Op dezelfde dag dat zijn moeder met haar hoofd in de gasoven ligt. Het feest gaat niet door. Het geld dat hij met zijn hartgrondig verwenste bouwvakkersbaantje binnen brengt is keihard nodig. Hij vertelt niet eens over het bericht. Ondertussen wordt Shuggie op school gepest omdat hij anders is. Leek probeert hem zijn meisjesachtige gedrag af te leren. Hij moet lopen als een echte kerel. En niet van die deftige woorden gebruiken. Hij is toch geen oud wijf? Nou dan! Om aan geld te komen gaat hij met Leek op koperjacht, wat gigantisch uit de klauwen loopt. Agnes leert al gauw van een buurvrouw hoe ze kan sjoemelen met de elektriciteitsmeter, door met een haarspeld het kastje open te wrikken zonder het slot te beschadigen, en de muntjes terug te pakken die je er in moet stoppen voor stroom. Los van elkaar verschuilen de roddeltantes zich hele middagen achter de bank voor het mannetje van de kredietverstrekker: “… Het leek wel een soort synchroonzwemmen: al die Pithead-vrouwen die over het tapijt kropen. De deurwaarder was dun en droeg een slobberpak. Schaamteloos gluurde hij door ramen naar binnen. Jarenlang had hij in lege voorkamers onverklaarbare, kronkelende slierten sigarettenrook zien opstijgen vanachter de bank…”. Af en toe rollen de echtparen die nog bij elkaar zijn vechtend over straat. Ondanks dat Agnes zorgt dat ze er uit ziet als Liz Taylor, gaat het van kwaad tot erger. Tollend van de drank laat ze zich door mannen verkrachten. Voor hij naar school gaat zet Shuggie zelf de zwierige handtekening van zijn moeder onder zijn huiswerk, een emmer naast Agnes’ bed en drie mokken op haar nachtkastje: “… één met kraanwater om de barstjes in haar keel te verzachten, één met melk als beschermlaagje voor haar zure maag en de derde met alle verschaalde restjes Special Brew en Sweetheart Stout die hij bij elkaar had gesprokkeld en met een vork had opgeschuimd. Hij wist dat ze die mok als eerste zou pakken om het gejank in haar botten tot zwijgen te brengen…”. Als haar adem stinkt naar sigaretten zet hij er een vierde mok met bleekmiddel bij voor haar kunstgebit, plus een briefje: “… PAS OP! Gebitsreiniger. Niet innemen. Zelfs niet per ongeluk een minislokje…”. Zijn liefde is onvoorwaardelijk. Met haar zwarte mascara verft hij ook nog vlug de grijze barstjes in zijn schoolschoenen bij. In een moeite door haalt hij de stift langs zijn lange, fijne wimpers.

 

Zwerfkatten

Terwijl Agnes huisfeestjes houdt met alle dronkenlappen uit de buurt die elkaar bestelen bij het leven, sluit Shuggy op school vriendschap met een groot meisje waar iedereen bang voor is. Ze werpt zich op als zijn beschermster: een soort Pippi Langkous. Ook een overlever. Maar het idee dat zijn moeder het met haar vader doet voor een paar blikjes pils vervult hem met afkeer. Waarom laten meisjes en vrouwen die vieze kerels altijd maar hun gang gaan? Een poos heeft Shuggy last van zijn darmen tegen de tijd dat de school uit gaat. Puur van de zenuwen omdat hij altijd bang is hoe hij zijn moeder thuis aantreft. Als het stil is heeft ze misschien een zelfmoordpoging gedaan. Als ze tekeer gaat aan de telefoon is ze de kerels die haar misbruiken aan het uitkafferen. Shuggy is dan nog geen tien: veel te klein om al haar jankerige verhalen vol zelfmedelijden aan te horen. Als Shuggie wat ouder wordt snapt hij heel goed dat zijn verschijning de sacherijnige ‘ooms’  die hij thuis aantreft ervan weerhoudt zijn moeder te bespringen. Om hen te pesten zet hij de tv toeterhard. De ‘tantes’ met hun uitgemergelde gezichten zijn nog erger: net zwerfkatten die aan komen lopen. “… Als Shuggie thuis bleef van school, liet hij de vrouwen niet binnen. Nog voor de eerste postbode was langs geweest, stonden ze al met hun zware tassen op de stoep…”. Even verder: “… En terwijl Agnes daarbinnen in de kreukels lag, trillend over haar hele lichaam, inwendig schreeuwend om een slok lauw bier, zou hij het liefst via de gleuf een vork in hun gezicht steken…”. Ze kunnen hem niet uitstaan: “… hij was tenslotte de reden dat Agnes af en toe probeerde te stoppen met drinken. Zonder hem had ze het vasteland van de nuchterheid allang achter zich gelaten om voor altijd weg te varen over een zee van Special Brew…”.  

 

Doodvonnis

En het is waar: ruim een jaar staat Agnes droog. Eén veilig, vrolijk jaar. Ze gaat naar de AA. Ze neemt een nachtbaantje bij een benzinestation. Eindelijk blijft er genoeg geld over voor voldoende eten en zelfs om het huis leuk in te richten. Samen met Shuggie jat ze een zooi rozenstruiken uit de middenberm van een snelweg: haar huisje is de enige met vrolijk gekleurde bloemen in het voortuintje. Ze krijgt een relatie met een vriendelijke, potige, roodharige weduwnaar, die haar meeneemt naar country-avondjes met linedance en revolverduels (je snapt niet wat mensen allemaal  leuk vinden). Het enige dubieuze: hij drinkt. Misschien niet al te problematisch, maar toch. Als hij duidelijk maakt dat hij het ongezellig vindt als Agnes niet meedoet, voel je het al van verre aankomen. Hij trekt haar over de streep en ze komt ladderzat thuis. Als haar oudste zoon blind van woede haar vriend de deur uit trapt, staat haar jongste zoon er huilend bij terwijl hij in zijn broek plast. Terug bij af – en erger dan ooit. Op een dag heeft Agnes zo’n enorme ruzie met een buurvrouw dat een hele rits kinderen verhaal komt halen. Ze kunnen bellen en schreeuwen wat ze willen, Shuggie doet de deur niet open. Als ze door de gleuf van de brievenbus fluimen naar binnen spugen veegt Shuggie alle klodders op met een handdoek. Uiteindelijk begint de grootste jongen zachtjes en verdrietig op hem in te praten. Waarom Shuggie toch altijd zo’n hekel aan hem heeft. Hij wil het goed maken. Dan vraagt hij of Shuggie hem wil kussen. Hij is toch van dattem? Eerst door de brievenbus, eist Shuggie. De jongen gaat okay, en met dat zijn dikke zoenlippen voor de gleuf verschijnen duwt Shuggie hem de kleddernatte handdoek in zijn smoel. Hij had net zo goed gelijk zijn doodvonnis kunnen tekenen. Die Shuggie durft wel. Een seconde later schiet er een blinkend lemmet heen en weer door de gleuf, op zoek naar vers vlees. Shuggie staat dan ook op het punt met zijn moeder naar een flat in een stadscentrum verhuizen. Tot die tijd komt hij het huis niet meer uit.

 

Helden

Ook in de nieuwe woonomgeving gaat de oude shit verder. Op school wordt Shuggie gepest, en thuis is zijn moeder onaanspreekbaar. Toch zijn er lichtpuntjes. Een coole buurjongen vraagt hem om een gunst. Of hij voor chaperonne wil spelen. Hij moet de vriendin van zijn vriendinnetje bezig houden. Met z’n vieren gaan ze op pad. Tot zijn grote verrassing is dat vriendinnetje minstens zo’n grote loser als hij. Net als Shuggie weet ze niet of ze wel op iemand van het andere geslacht valt. Net als hij heeft ze ook geen pa. En een moeder die zuipt. Het wrange lachje vol herkenning als Shuggie eruit flapt dat zijn moeder een dag ervoor in haar nakie het raam uit wilde springen. De hare heeft onlangs met haar kop op het rooster van de oven gelegen, zodat haar haren aan een kant zijn verschroeid. Ze spreken af voorlopig verkering te hebben. Natuurlijk is Shuggie’s moeder op den duur niet meer te redden. Het boek eindigt met een diep ontroerende scene waarin de vijftienjarige Shuggie met zijn vriendin op een druk marktplein haar moeder opwacht. Een dronken zwerfster. Terwijl Shuggie haar wijde jas voor mama houdt, trekt dochterlief haar een schone onderbroek aan. Bij deze, maak ik een diepe, diepe buiging voor alle kinderen die moeten dealen met een verslaafde ouder...

 

Uitgave: Nieuw Amsterdam – 2021, vertaling Inger Limburg en Lucie van Rooijen, 448 blz., ISBN 978 904 682 757 4, 22,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten