Kevin Prenger (1980) is hoofdredacteur van 'TracesofWar.nl', het grootste Nederlandstalige online naslagwerk over WO2 en schrijft voor 'Historiek.net'. Prenger: “… Het aantal verhalen over de Holocaust is onuitputtelijk. De ervaringen van betrokkenen gaan ons voorstellingsvermogen te boven en de feiten zijn angstaanjagend en hartverscheurend…”. Twintig procent van de hedendaagse Europeanen heeft nog nooit van de Holocaust gehoord. Alleen daarom al is Prengers werk van wezenlijk belang. De Holocaust was meer dan alleen Auschwitz, waar het moorden verwerd tot lopende bandwerk en een nooit eerder vertoonde industriële genocide - zie mijn vorige blog. “… Ongeveer vijf miljoen Joden werden elders ondergebracht…”, vertelt Prenger. “… Overal in het door nazi-Duitsland en haar bondgenoten overheerste Europa kon je van een ding zeker zijn: er was altijd een locatie in de buurt waar mensen achter prikkeldraadhekken of hoge muren opgesloten zaten. Het Amerikaanse Holocaustmuseum telde na onderzoek in 2013 circa 42.500 van deze plaatsen en vermoedelijk waren het er zelfs meer…”. De kamppopulatie bestond niet alleen uit Joden, maar ook uit Roma en Sinti, politieke tegenstanders, verzetsmensen, opstandige geestelijken, Jehova’s getuigen, homoseksuelen, daklozen en misdadigers. Eerder besprak ik van Prenger “Oorlogszone Zoo” en “Kertsmis onder vuur”.
“… Van actief verzet tegen de Jodenvervolging was in Duitsland nauwelijks sprake, maar wat wist de Duitse bevolking eigenlijk van het lot van de Joden en hoe stond ze daar tegenover? Gaf het volk massaal en zonder enige reserves goedkeuring aan het Jodenbeleid van de overheid en was het hieraan medeschuldig of was de houding van de Duitsers diverser dan je zou verwachten in een dictatuur?...”. Volgens Prenger kon het antisemitisme binnen de NSDAP, de partij van Hitler, door de gemiddelde Duitser niet over het hoofd worden gezien. In het partijprogramma werd uitdrukkelijk gesteld dat Joden geen deel kunnen uitmaken van de natie: “… Zoals de Joden in vroegere tijden beschuldigd werden van heiligschennis, rituele moord op christelijke kinderen en verspreiding van de pest, zo waren ze in het Duitsland van de jaren dertig een gemakkelijke zondebok voor de economische en politieke problemen…” (zie mijn bespreking over “De herinnerde soldaat” van Anjet Daanje). De Joden zouden zowel de kapitalistische als communistische touwtjes in handen hebben waardoor de Duitse natie werd ondermijnd. De zogenaamde bruinhemden (SA) maakten zich als eersten schuldig aan openlijke discriminatie en geweldpleging tegen Joden. Hitler stelde daar paal en perk aan. Hij was bang dat Duitsland internationaal op politiek en economisch terrein zou worden geschaad. Via antisemitische wetten werden de Joden vervolgens zonder noemenswaardig proces op een keurige juridische manier hun burgerrechten ontnomen en volledig uit het maatschappelijke leven verbannen. De ‘Kristallnacht’ passeerde. Een groot deel van de Duitse bevolking keurde deze geweldsuitbarsting af.
Fakenieuws
Het duurde nog drie jaar voordat de Joden het slachtoffer werden van massamoord. Eerst waren de ‘nutteloze eters’ (unnütze Esser), geestelijk en ernstig lichamelijke gehandicapten, aan de beurt. Wat hier plaatsvond, moet ons toch uiterst voorzichtig maken betreffende ons eigen euthanasiebeleid?! Eind oktober 1941 voelde het ‘Reichssicherheitshauptamt’ zich genoodzaakt iedereen die vriendelijk was jegens een Jood te arresteren en gevangen te zetten. De gewone bevolking moet voor hen dus verontrustend empathisch zijn geweest. Via het prentenboek “Der Giftpilz” (de giftige paddenstoel) kregen kinderen Jodenhaat met de paplepel ingegoten. “… Net zoals het vaak lastig is om een giftige paddenstoel van een eetbare paddenstoel te onderscheiden…”, enzovoorts. Volwassenen werden geïndoctrineerd door popagandafilms als “Jud Süss” en “Der Ewige Jude” waarin Joden worden neergezet als oplichters, verkrachters en ziekten verspreidende ratten. Soldaten en hun vrouwen, verpleegsters en secretaresses kregen allemaal te maken met de uitroeiing van de Joden aan het Oostfront. Afgesloten getto’s, zoals in Warschau, waarin alleen al in het eerste jaar 43.000 bewoners omkwamen van de honger, moeten niet te negeren zijn geweest. “… De volledige omvang van de massamoord kon door de Duitse bevolking echter moeilijk ingeschat worden; executies konden worden afgedaan als incidenten, ondergeschikt aan het doel om het bolsjewisme te verslaan. Waren de Joden immers niet onderdeel van het bolsjewistische complot tegen Duitsland en dus de vijand, zoals ze vernamen van de door de nazi’s gecontroleerde media?...”. Als je het hebt over ‘fakenieuws’! In veel plaatsen waren er geen deportaties omdat er geen Joden woonden. In plaatsen waar wel Joden werden afgevoerd, onder luid gejoel van leden van de SA, keken honderden mensen doodstil toe. Tot openlijk protest kwam het echter nergens.
Haat en onverschilligheid
Het bestaan van concentratiekampen was een ‘Geheime Reichssache’ (geheime rijksaangelegenheid). Kampbewakers moesten zwijgcontracten ondertekenen. In officiële documenten ging het eufemistisch over ‘Endlösing’ (eindoplossing) en ‘Sonderbehandlung’ (speciale behandeling). De vernietigingskampen Belzec, Sobibor en Treblinka bevonden zich diep in Polen, ver weg van Duitsland: “… Deze drie kampen werden omringd door prikkeldraadhekken die met dennentakken gecamoufleerd waren om pottenkijkers het zicht te ontnemen…”. Er mochten geen foto’s worden gemaakt. Maar de ‘afschuwelijk zoete geur’ van verbrand mensenvlees viel niet te verdoezelen. Klokkenluiders stuitten op internationaal ongeloof en onverschilligheid. De boodschap dat Duitsland bezig was alle Joden te vernietigen had geen impact, maar bereikte wel degelijk Groot-Brittanië en de Verenigde Staten: “… Het beleid van de geallieerden ten aanzien van de Holocaust zou altijd blijven dat het redden van de Joden ondergeschikt was aan het winnen van de oorlog…”. Ondanks de politiek van geheimhouding had Hitler het in zijn retoriek onverbloemd over de vernietiging van het Joodse ras. Aan de andere kant werd het Duitse volk wijs gemaakt dat Hitler zo gul was de Joden een eigen stad te schenken, waar ze onder prima omstandigheden hun leven konden voortzetten. Ook in religieuze en verzetskringen, die goed waren geïnformeerd, was het antisemitisme sterk verankerd. De geallieerden dwongen de omwonenden van concentratiekampen mee te komen om naar de uitgemergelde lijken en uitgegraven massagraven van hun landgenoten te kijken. Van de genocide in het oosten resteerden echter nauwelijks sporen: “… De gaskamers in Auschwitz waren opgeblazen, de kampen Belzec, Sobibor en Treblinka waren compleet afgebroken en een speciale eenheid had zich onder de codenaam ‘Sonderaktion 1005’ beziggehouden met het ruimen van massagraven…”. Prenger: “… De Einsatzgruppen werden actief gesteund door collaborateurs uit onder meer Litouwen, Letland en Oekraïne en ook in de vernietigingskampen werden niet-Duitsers op grote schaal als bewakers ingezet. Niet-Duitse overheden, zoals de Vichy-Franse en de Nederlandse, hebben ook actief bijgedragen aan de deportatie van Joodse burgers…”. Zo zwart-wit ligt de schuldvraag niet: “… ‘De weg naar Auschwitz was gebouwd uit haat. Maar geplaveid met onverschilligheid’, constateert de bekende Britse historicus Ian Kershaw daarom ten aanzien van de passiviteit van de Duitsers…”.
Groen
Een interessant hoofdstuk gaat over ‘Tuinieren in het getto. De rol van bomen, planten en tuinen tijdens en na de Holocaust’. Het lot van de Anne Frankboom is natuurlijk een bekend item. Prenger doet ook de term ‘Schuldig landschap’ van de Nederlandse kunstenaar Armando uit de doeken. “… In de getuigenverslagen van overlevenden is het vaak juist de afwezigheid van enig groen dat belicht wordt. In de klassieker “Is dit een mens” beschrijft Primo Levi het werkkamp Auschwitz-Monowitz als ‘hopeloos, onherroepelijk dof en grauw. Dat onafzienbare doolhof van ijzer, cement, modder en rook is de ontkenning van schoonheid. (…) Binnen het hekwerk ervan groeit geen sprietje gras, de grond is er doordrenkt van steenkool en petroleum, niets leeft er behalve machines en slaven, en de eerste meer dan de laatste.’…”. De meeste nazikampen beschikten over een eigen moestuin die door de gevangenen onderhouden werd. Ene Haim Lejst, gevangene in Sobibor, moest van een kampbeul de groenten bemesten met de as van gecremeerde Joden: “… Hij herinnerde zich hoe Wagner op een dag tijdens het appel een hap van een grote wortel nam en toen grappend zei: ‘Kijk, ik heb zojuist twintig Joden opgegeten.’…”. Een bevrijde gevangene vertelt hoe hem een soort piekervaring overkwam toen hij midden in een aardbeiveld ging liggen. Primo Levi beschrijft hoe zijn wandelingen in de natuur bij het vluchtelingenkamp in Katowice hem hielpen bij zijn herstel: “… ‘Ik had uren gelopen in de verrukkelijke ochtendlucht,’ schreef hij, ‘die ik als een medicijn tot diep in mijn gehavende longen opzoog. Ik stond niet erg vast op mijn benen, maar ik voelde een dwingende behoefte om mijn lichaam weer eigen te maken, om het nu bijna twee jaar verbroken contact te herstellen met bomen en planten, met de zware, donkere aarde waarin je het zaad voelde sidderen, met de oceaan van lucht die het stuifmeel van de sparren golf op golf van de Karpaten tot in de zwartste straten van de mijnstad droeg.’…”. Het doet denken aan de herontdekking van het belang van de natuur in deze covid-periode.
Een operazanger
Een apart verhaal gaat over een van oorsprong Russische operazanger, Woldemar Klingelhöfer, die vanwege zijn aartshekel aan vrijmetselaars en communisten carrière maakte binnen de SS. Hij was één van de 24 aangeklaagden van het ‘Einsatzgruppenproces’ in Neurenberg, dat bestond uit hoge officieren die allemaal werden beschuldigd van misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en lidmaatschap van criminele organisaties. “… Klingelhöfer behoorde tot diegenen van wie de doodstraf omgezet werd in levenslange gevangenisstraf. Vrijlating volgde echter al in december 1956. Deze amnestie moet in het licht gezien worden van de Koude Oorlog, toen West-Duitsland door de Amerikanen werd beschouwd als nieuwe bondgenoot in de strijd tegen het communisme en de vervroegde vrijlating van nazi-oorlogsmisdadigers de banden tussen de Bondsrepubliek en de Verenigde Staten moest verbeteren. Over de misdaden waarvoor deze mannen verantwoordelijk waren, werd in het West-Duitsland van de jaren vijftig niet meer gesproken…”. Zo ging dat.
Overlevingsverhalen
De Amerikaanse speleoloog Chris Nicola ontdekte het opmerkelijke overlevingsverhaal van een Joodse familie in de Oekraïne die 344 dagen in een duistere grot verbleef. Hoe zwaar dat moet zijn geweest weten speleologen als Milutin Veljkovic die een record vestigde door 463 dagen ondergronds te blijven, en Michel Siffre die dat, in verband met een onderzoek naar de gevolgen van leven in isolatie van het Amerikaanse ruimte-instituut NASA, 205 dagen lukte. “… Siffre was aan het einde van het experiment een psychisch gebroken man. Het duurde nog maanden eer hij weer de oude was. Dat een groep ongetrainde burgers, zonder professioneel materieel (thermokleding, elektrische lampen, etc.) het persoonlijke record van Siffre ruimschoots overschreden had, was in de ogen van Nicola haast onmogelijk. De onderduikers hadden bovendien ook nog eens voedsel en brandstof moeten vergaren om de lange winter door te komen in een vijandige omgeving…”. De overlevenden vertelden dat hun biologische klok zich, net als bij dieren in winterslaap, gaandeweg aanpaste aan het ontbreken van daglicht. Gemiddeld sliepen ze 18 tot 22 uur waardoor ze energie spaarden.
Ook overleefden honderden Joden de Holocaust in het Joodse Hospitaal in Berlijn, ondanks het feit dat ‘Gauleiter’ Joseph Goebbels de stad op 19 mei 1943 ‘judenrein’ verklaarde. Halfjoden, dan wel ‘Mischlinge’, werden over het algemeen behandeld als Ariërs, omdat de nazi’s bang waren voor protesten van Arische familieleden. In oorlogstijd kon men geen tegenstand uit de eigen gelederen gebruiken. Een reden om het Joodse ziekenhuis open te houden was de opvang van deze half-Joden. Als ze besmettelijke ziekten hadden vormden ze een risico voor de volksgezondheid. Het was ondenkbaar dat ze in Arische ziekenhuizen terecht konden. Tijdens het laatste oorlogsjaar was het hospitaal ook het verzamelpunt van de zogenaamde ‘Greifer’, Joodse collaborateurs die de Gestapo hielpen met het opsporen en arresteren van Joodse onderduikers: “… Het beruchtst was Stella Goldschlag, een knappe, blonde Jodin die vele honderden Joden in Berlijn heeft verraden…”.
Begraafplaats als openluchtmuseum
Een hoofdstuk gaat over de Joodse begraafplaats Weissensee, het grootste Joodse kerkhof in Europa. Het is een openluchtmuseum over voorspoed, ondergang en herrijzenis van Joods Berlijn.
Dat er in de strijd tegen nazi-Duitsland ook Joodse parachutisten vanuit Palestina werden ingezet, geniet buiten Israël nauwelijks bekendheid. Prenger vertelt hun verhaal.
Op 10 april 1945 vertrok vanuit concentratiekamp Bergen-Belsen een laatste treintransport met Joodse gevangenen, die uiteindelijk strandde bij het dorpje Tröbitz. Van de 2.500 inzittenden kwamen er ongeveer 500 om, vooral vanwege tyfus: “… een van de gevangenen aan boord noemde de trein ‘de Dodentrein’. Terwijl na de oorlog er ook vaak gesproken werd van ‘Het Verloren Transport’…”. De trein had onder andere een tweejarig jongetje aan boord: de bekende journalist, schrijver en televisiepersoonlijkheid Ischa Meijer (toevallig interviewt Twan Huys in College Tour vanavond de schrijfster Connie Palmen, met wie hij een relatie had voor hij stierf aan een hartaanval). In de trein zat ook de Nederlandse auteur Abel Herzberg: “… Het dagboek uit de tijd van zijn gevangenschap werd in 1950 gepubliceerd als “Tweestromenland”. Zijn dochter Judith Herzberg werd na de oorlog bekend als dichteres en toneelschrijfster en ontving in 2018 de Prijs der Nederlandse Letteren…”.
Een ander verhaal gaat over door de SS gegijzelde vip-gevangenen.
De trend is omhoog
Een hoofdstuk is gewijd aan het hedendaagse archeologische onderzoek naar de nazi-vernietigingskampen.
Bijzonder indrukwekkend is verder het verhaal over de zevenentwintig jaar oude Benjamin Ferencz die kort na de oorlog in Neurenberg hoofdaanklager werd in het Einsatzgruppenproces dat in de media ‘de grootste moordzaak in de geschiedenis’ werd genoemd: “… Het was zijn bevlogenheid waar de jonge Joods-Amerikaanse jurist zijn benoeming aan te danken had, want bogen op een glansrijke militaire of juridische carrière kon hij niet….”. Hij had de horrortaferelen in de Duitse concentratiekampen gezien. De stapels uitgemergelde lijken. De uitgehongerde mensen die afvalhopen doorzochten naar een stukje brood. Hij was getuige van een incident waarbij wraaklustige gevangenen een vluchtende kampbewaker te grazen nam: “… Nadat hij in elkaar geslagen was, werd hij in het kampcrematorium levend verbrand. Ferencz zag hoe de man telkens opnieuw in en uit de oven werd gehaald. Het was een traumatische ervaring. ‘Er was geen grens aan menselijke wreedheid’…”. Prenger: “… Hij ontdekte toen dat ogenschijnlijk respectabele burgers in staat waren tot de meest vreselijke misdaden, een conclusie die hij later in Neurenberg bevestigd zou zien…”. Ferencz leeft nog steeds en is intussen meer dan honderd jaar oud. “… Gevraagd naar zijn kijk op de huidige toestand van de mensheid antwoordde hij in 2020 dat hij geen pessimist, noch een optimist is. ‘Ik ben een realist’, zo legde hij uit. ‘De vooruitgang is fantastisch. Oorlog wordt niet langer verheerlijkt (zie mijn blogs over "Van het westelijk front geen nieuws" van Erich Maria Remarque en "Reis naar het einde van de nacht" van Louis Ferdinand Céline). Er is een internationaal gerechtshof. (…) Soms gaan we omhoog, soms gaan we naar beneden. Maar de trend is omhoog.’…”.
We moeten liefde brengen daar waar het kwaad zegeviert
Als laatste vertelt Prenger het verhaal van priester Desbois, die met zijn opgerichte organisatie Yahad-In Unum de genocide in Oost-Europa in kaart brengt, en vanwege zijn knowhow gevraagd is de bijna satanische moordpartijen onder de Jezidi’s door IS te onderzoeken. Desbois geeft toe dat hij de mate van sadisme waar hij bij IS tegen aan loopt zelfs in de Holocaust niet heeft gezien. Dan moet je denken aan groepsverkrachtingen van kleine kinderen en dergelijke. Hij waarschuwt voor gebrainwashte kindterroristen waar het westen geen ervaring mee heeft. Hij is beducht voor wat wij binnenhalen, al is hij niet tegen het opnemen van vluchtelingen. Tegelijk verklaart hij dat iedereen tot het meest erge in staat is als de omstandigheden er naar zijn: "... Ik ben ervan overtuigd dat er maar één mensheid is, een mensheid die tweejarige kinderen doodschiet (...). Ik maak deel uit van die mensheid, in voor- en tegenspoed. Het stelt me in staat te onderkennen dat een ideologie op een gegeven moment het bewustzijn zozeer kan misleiden dat elke ethiek overboord wordt gezet en de ander niet meer als mens wordt gezien...". Alle gruwel waarmee hij geconfronteerd wordt blust zijn hoop echter niet uit: “… We moeten liefde brengen daar waar het kwaad zegeviert…”.
Uitgave: Just Publishers – 2021, 288 blz., ISBN 978 908 975 919 1, € 20,-
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten