zaterdag 31 december 2022

De zieners – Guido van Hengel

 


Subtitel: Toekomstvisioenen uit een verloren Europa

 

Een paar weken geleden kwam ik historicus Guido van Hengel tegen, toen ik zat te kijken naar een uitzending van De Balie. Het ging over het excentrieke meesterwerk “Massa en Macht” van de Duitstalige schrijver en Nobelprijswinnaar Elias Canetti, dat wel weer relevant is nu een figuur als Poetin het wereldtoneel bespeelt. Het vooroorlogse Europa leek op onze tijd, met vergelijkbare ideeën, utopieën en doemscenario’s van hedendaagse zieners. Van Hengel schreef er al vóór de coronapandemie en de Oekraïne-oorlog een fascinerend boek over. 

 

De ondergang van het Avondland

Zijn verhaal begint met Oswald Spengler die in 1918 deel één van zijn magnus opus “De ondergang van het Avondland” voltooide, waarin werd gesteld dat Europa zich in de laatste fase van haar beschaving bevond – rampspoed stond voor de deur: “… De relatief onbekende Duitse leraar bleek een profeet van Europees onbehagen…”. Even verder: “… De sombere titel inspireerde een groeiende groep Duitse cultuurpessimisten, nationalisten, esoterische zwartkijkers en verwarde intellectuelen die het noorden kwijt waren in de gemoderniseerde, schijnbaar ‘kille’ samenleving…”. Het werk werd een hype en in verschillende talen vertaald: “… Veel lezers raakten bedwelmd, mede door de eclectische mix van biologie, filosofie, mythologie, muziekleer, volkenkunde, kunstgeschiedenis, literatuur, architectuur, theologie en poëzie…”. De geest van Spengler is weer helemaal ‘hot’ en waard rond op Twitter, in de spelonken van het internet, op rechts-conservatieve blogs en online-conspiracies, als was hij nooit overleden aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Hij wordt vergezeld door andere geesten, zoals de Britse sciencefictionschrijver H.G. Wells (1866 – 1946), auteur van “War of the Worlds”“ The Time Machine” en het omineuze “The Shape of Things to Come”. Wells voorspelde in 1933 dat er een ‘New World Order’ aan zat te komen die de mondiale mensheid zou verenigen, waar hij overigens een warm pleitbezorger van was. Wie tegenwoordig de ‘New World Order’ googelt zal op veel zonderlinge en onfrisse websites belanden. “… In oktober 2017 presenteerde uitgeverij Boom de eerste (!) Nederlandse vertaling van ‘De ondergang van het Avondland’ tijdens een zogenaamd ‘Ondergangsfestival’ in Paradiso in Amsterdam. Er was een vol programma met veel sprekers, spokenwordperformances, onheilspellende videoprojecties, politieke discussies en uiteraard was de bar open. Filosoof Ad Verbrugge memoreerde dat veel van Spenglers toekomstvisioenen waren uitgekomen: het einde van het communisme, het Derde Rijk, en het einde van Europa als een mondiale macht. Het ondergangsfestival was omstreden. Sommige historici verbaasden zich over de promotiecampagne voor dit bizarre boek. Hoe onschuldig was de ziener uit München nu eigenlijk geweest? Had hij met zijn Grote-Greep-Geschiedenis niet een handleiding geschreven voor totalitaire politieke systemen? En bovendien: was Spengler niet de grote inspiratiebron van Adolf Hitler?...”.

 

Hemel op aarde

Veel van deze opborrelende ongemakkelijke vergezichten en toekomstdromen knagen aan de politiek en lijken een geestelijk gat te vullen (zie ook “Waarheidszoekers” van Cees Zweistra). Van Hengel heeft het over de nationalistische visioenen die zijn gebaseerd op een geromantiseerd verleden: “… Tayyip Recep Erdogan betovert zijn gevolg met een neo-Osmaanse droom. Vladimir Poetin voedt een verhaal over de driegeleding van orthodox geloof, Moeder Rusland en hemzelf als masculien opperhoofd. Donald Trump fantaseert over een utopisch Amerika…”. Even verder: “… Voor een aansprekend toekomstvisioen van de complexe, internationale en geglobaliseerde wereld moet men echter goed zoeken…”. Het is dan ook nogal wat de utopie terug te halen van de mestvaalt der geschiedenis. De gewezen utopistische vergezichten ontspoorden halverwege met massaslachtingen, goelags, concentratiekampen en barbaarse cultuurpolitiek. Het streven naar de hemel op aarde lijkt onvermijdelijk te leiden tot een hel. De Holocaust werd de negatieve ‘oprichtingsmythe’ van Europa. “… Maar zonder kleinere utopische experimenten en ideeën dreigt de kapitalistische utopie ons te verlammen…”, aldus de ‘anti-utopische’ filosoof Hans Achterhuis. Mensen zijn dorstig naar nieuwe dromen, visioenen en utopieën. Daarom wil Van Hengel ons een spiegel voorhouden. Hij doet dat aan de hand van drie ‘zieners’ die leefden in de overgangstijd naar de ‘onttoverde’ moderne wereld, en wel onze ‘eigen’ Frederik van Eeden (1877 – 1932), ene Erich Gutkind (1877 – 1953) en ene Dimitrije Mitrinović (1887 – 1953): “… Niet de ratio, maar de mystieke ervaring bracht hun kennis…”.

 

Een nieuwe spirituele toekomst

De Bosnische-Servische student uit Oostenrijk-Hongarije, Dimitrije Mitrinović, was in Jena om  de nodige intellectuelen te interesseren voor zijn plannen rond een reeks jaarboeken met de titel “Het Arische Europa”, toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog op het punt stond uit te breken. Hij ging bij de Duitse filosoof Rudolf Eucken langs, die als eerste Duitser in de geschiedenis de Nobelprijs voor de literatuur had ontvangen, en Erich Gutkind, een Joods mystiek filosoof uit Berlijn. Het ‘Arische’ stond nog niet zozeer voor etniciteit, maar meer voor ‘geestelijke grootsheid’, met als inspiratiebron het mythische heroïsche volk uit de Indiase Veda’s. Mitrinović zocht samenwerking met een club Europese kunstenaars, wetenschappers en schrijvers inzake een nieuwe spirituele toekomst. Een verenigd Europa. De redding van de Pan-Mensheid. De goddelijke totaalcultuur van morgen. Gutkind zag een en ander wel zitten. Stelde een ‘Bloedbond’ van een ‘geestelijke elite’ voor. Mitrinović was niet éénkennig en ging ook bij de tot Duitser genaturaliseerde, raciaal-geobsedeerde Engelse schrijver Houston Stewart Chamberlain op bezoek, in het Beierse Bayreuth. Hij schreef brieven naar de Russisch avant-gardistische schilder Wassily Kandinsky die in München woonde en werd geïntroduceerd bij de Nederlandse schrijver, utopist, psychiater en ‘Homo universalis’ Frederik van Eeden.

 

Mita Dinamika

Ondertussen deed de politie in zijn thuisland Bosnië de ontdekking dat de moordenaar van Frans Ferdinand zich liet inspireren door een geheim revolutionair pamflet van ene Mitrinović, dat was verspreid onder zijn vrienden op het gymnasium. In zijn thuislanden Bosnië, Kroatië en Servië was hij dan ook een gevierd criticus, schrijver en samenzweerder. Het was voor  hem bepaald niet eenvoudig om carrière te maken in Bosnië-Herzegovina. In de omgeving van zijn dorp kon bijna niemand lezen. “… Op de middelbare school in Mostar had hij zich nadrukkelijk geprofileerd. Hij organiseerde bijeenkomsten, schreef gedichten, verzamelde boeken en spoorde klasgenoten aan tot politieke actie…”. Na het behalen van zijn gymnasiumdiploma vertrok hij naar Zagreb in Kroatië om verder te studeren. Hij wist zijn klasgenoten te betoveren met voordrachten over de symbolische poëzie van de Cubaans-Franse dichter José-Marie de Heredia en opstellen over Indiase goeroes. Hij verdíende zijn bijnaam: ‘Mita Dinamika’. Omdat hij altijd de rekeningen in cafés betaalde, verdrongen zijn collega-studenten zich om hem heen. Geld speelde geen rol. Hij blufte zich door het leven. Hij ontving stipendia voor zijn essays in literaire en politieke tijdschriften en stond aan de wieg van het Zuid-Slavische jeugdtijdschrift ‘Zora’ (Dageraad). De Oostenrijkse machthebbers hielden hem scherp in de gaten. Mitrinović was in paniek. Hij wilde niet een  oorlog - met dank aan de ‘Untermenschen’- in gerommeld worden en wist op het laatste nippertje naar Engeland te vluchten.

 

Een aristocraat van de geest

Vervolgens vertelt Van Hengel over de première van “De idealisten” in 1907 in de Amsterdamse Schouwburg, een toneelstuk van Frederik van Eeden, waarin deze de spot dreef met de modieuze hemelbestormers waarvan er zoveel rondliepen in het Europese fin de siècle: vegetariërs, naaktlopers, communebewoners, pacifisten, profeten en Moeder Aarde-aanbidders. Terwijl nota bene zijn eigen opgezette woonkolonie ‘Walden’ in Bussum een grote flop werd. Maar o wee als een recensent hem daarmee om de oren sloeg: het stuk ging ab-so-luut niet over ‘Walden’. Van Eeden paste voor geen meter in het lompe, bekrompen, nuchtere Nederland. In Duitsland en de Verenigde Staten had hij echter een groeiende schare fans. Hij maakte twee reizen naar Amerika. “… Terwijl Europa in een identiteitscrisis geraakte, groeide in de Verenigde Staten juist een sterk zelfbewustzijn. Europa werd geassocieerd met decadentie en verval, de Verenigde Staten met frisse vooruitgang en ondernemerszin…”. Van Eeden sprak in Carnegie Hall in New York voor maar liefst drieduizend gasten. Kreeg een persoonlijke uitnodiging van president Theodore Roosevelt. En kwam herboren als ‘aristocraat van de geest’ terug. Daarna ging hij ‘on tour’ in Duitsland en maakte hij kennis met de conservatieve revolutie rond Friedrich Nietzsche, de filosoof met de hamer: een tegenreactie op de dwaalleer van geld, materialisme en massacultuur. Het gat dat Nietzsches ‘dood van God’ achterliet werd opgevuld met vaderlandsliefde en voor West-Europa wezensvreemde religieuze inzichten van antimaterialistische denkers en zelfverklaarde profeten. Het wemelde van de dubieuze alternatieven: “… völkisch nationalisme, antisemitisme, en het streven naar ‘zuiverheid’ en ‘reinheid’ in ras en cultuur. Biologische metaforen waren zeer populair: de ‘rottende’ samenleving moest gesnoeid en gekapt worden. Bacteriën gedood. Filosofen sproeiden met woorden als pesticiden…”. Van Eedens zwager, Albert Verwey, was een van de weinige gerenommeerde Nederlandse schrijvers die in contact traden met de Duitse moderne conservatieven. Zo was hij betrokken bij de Kring van ‘jongeren’ rond dichter en ‘meester’ Stefan George. Overal in Duitsland schoten - vaak ietwat homo-erotisch getinte, want meestal vrouwloze -  groepjes, ‘Bunde’ of ‘Kreise’ genaamd, als paddenstoelen uit de grond. Zo kon het dus gebeuren dat Van Eeden een boek opgestuurd kreeg van een jonge Duitse esotorische filosoof: “Siderische Geburt”. Auteur: ‘zanger-strijder Volker’ alias Erich Gutkind – zie hierboven. Het blies hem omver: “… De combinatie van wedergeboorte, mystiek, Duits cultuurpessimisme en Germaanse mythologie vulde een leegte…”.

 

Theosofie

In feite herhaalt “Siderische Geburt” de visie van de heersende ‘Zeitgeist’: de natuurwetenschappen en de technologie heeft de mensheid losgekoppeld van haar goddelijkheid. Verder is het boek doorspekt met theosofie. Theosofen vinden dat de westerse filosofie een synthese moet aangaan met het Oosten: India, China, maar ook Egypte, en dat alle religies uiteindelijk één zijn. Allen dragen de achterliggende werkelijkheid in zich mee. Het boek bereikte ook de bohème van München. Franz Marc, de schilder en oprichter van kunstkring ‘Der Blaue Reiter’ (De Blauwe Ruiter) vond het niks en gaf het weer door aan Wassily Kandinsky, wiens werk Frederik van Eeden deed denken aan “… krabbels en kladderij (…) van een in inkt of de vla gevallen vlieg…”. Kandinsky meende dat kleuren hem in contact brachten met de oerwaarheid, die buiten beeld was geraakt. Hij herkende zijn visie in de dissonante muziek van de moderne componist Arnold Schönberg, met wie hij bevriend raakte. Hij vond veel herkenning in de geschriften van de mysterieuze half Duitse, half Russische Helena Petrovna Blavatsky (1831 – 1891), leidster en stichter van de theosofische beweging. Haar werk zou evolueren in dat wat nu new age wordt genoemd. Op haar reizen door het Midden-Oosten, in Zuid- en Noord-Amerika, in Azië en Noord-Afrika had zij veel ontmoetingen met sjamanen, lama’s, mahatma’s en andere religieuze en spirituele gidsen. Ze beweerde als medium in contact te staan met ‘geheime’ meesters die haar waarheid en wijsheid influisterden. Nadat Rudolf Steiner, de vader van de Vrije Scholen, in Berlijn tien jaar de theosofische beweging had geleid, besloot hij zich te richten tot iets nieuws: de antroposofie. Hij wilde de theosofie veranderen van een levensbeschouwing in een diep doorvoelde kunstzinnige activiteit. Frederik van Eeden zag er niets in. Kandinsky vond het geweldig. Vooral Steiners kleurenleer, die de laatste weer had afgekeken van Goethe. Kandinsky ruilde zijn pamflet “Over het geestelijke in de kunst” met Gutkinds “Siderische Geburt”. Ze herkenden zich in elkaar.

 

Het moderne antimoderne

Na zijn succesvolle tournee door Duitsland zat Frederik van Eeden weer vol energie. “… ‘We weven een fijnmazig net over de hele wereld,’ schreef hij, ‘een dozijn man kan het doen: het lot van de mensheid veranderen.’…”. Het socialisme zou de mensheid redden. De psychoanalyse zou het individu redden. Met Gutkind schreef hij een traktaat: “Welt-Eroberung durch Helden-Liebe”, een pleidooi voor een ‘nieuwe mens’, een ‘nieuwe taal’, een ‘nieuwe ernst’ en een ‘nieuwe strijd’. Van Eeden beschreef de heldenliefde, en Gutkind boog zich over de wereldverovering. Ze stuurden het naar de verschillende grote geesten die op hun wensenlijstje stonden. Het richt zich op de ‘koninklijken van geest’. Zij vormen het brein, dat de rest van de mensheid als ledematen van één lichaam aanstuurt. Zij moesten een soort ‘lab’, een ‘bond’ smeden, een ‘wereldrijksdag’ van patriarchale helden vol heiligheid en verhevenheid, die voorbijgaan aan het materiële en stoffelijke. Volgens Gutkind heeft de moderne tijd met zijn haast en ziekelijke seksualiteit de wortels van de mensheid uit de bodem gerukt. Ultramodern was het je te keren tegen het moderne. Veel radicalen bekeerden zich daarom tot het katholicisme, met haar terugkeer naar de middeleeuwen. Terwijl Gutkind tirades afstak tegen de technologie, bestreden de Italiaanse futuristen aan de andere kant van de Alpen de Europese decadentie juist met snelle auto’s, machines en de verheerlijking van de technologische vooruitgang. Toch omarmden beiden de apocalyps waarin het allemaal wel móest eindigen. Beschavingen zullen botsen. Van Eeden en Gutkind verlangen naar een heroïsche strijd. Oorlog staat er, tussen de regels. Dan komt er vanzelf een nieuwe tijd.

 

Der Blaue Reiter

Franz Marc, de schilder van de hallucinerende felgekleurde dieren, zocht óók een nieuwe kunsttaal waarin hij het ‘hogere’ zou kunnen vangen. Samen met Kandinsky presenteerde hij een almanak bij de expositie van ‘Der Blaue Reiter’, dat een nieuw fenomeen was in de Duitstalige kunstwereld. Uiteraard genereerde zoveel nieuwlichterij veel afschuw. Maar ook bewondering. Tout artistiek München was in de ban en de rest van Europa volgde.  Kandinsky ging los: “… Hij thematiseerde in zijn schilderijen de zondvloed, de Apocalyps en het ravijn, vanuit het gevoel dat het tijdperk van materialisme ten einde liep en het tijdperk van geestelijk leven zou aanbreken…”. In de winter van 1913 stond de 26-jarige Dimitrije Mitrinović - zie hierboven - bij Kandinsky op de stoep, om hem zijn diensten aan te bieden als verteller en analyse inzake een vervolg op de Blaue Reiter-almanak. Het klikte gelijk tussen die twee. De ‘wilden’ zouden de nieuwe kunst scheppen. De verantwoordelijkheid en glorieuze missie lag bij de Russen, volgens Mitrinović. En Kandinsky was ‘de dapperste in de waanzin, de grootste in de drang en de meest tragische in de onmacht’, ja, “… hij is de grootste kunstenaar van morgen, die vandaag al leeft…”. Kandinsky was de voorbode van ‘de vernietiging van de Europese beschaving’. Kandinsky bracht Mitrinović in aanraking met Gutkind wiens “Sidirische Geburt” de nieuwe religie van Europa moest worden.

 

Wandervögel

Van Hengel vertelt over de moeizame relatie van de socialistische Gutkind met zijn kapitalistische vader, die typerend was voor de generatiekloof van dat moment. Overal in Europa veroorzaakte ze artistieke en politieke conflicten: “… De jeugd, niet zozeer als generatie als wel als een nieuwe ‘beweging’ in de samenleving, wilde zich verzetten tegen alles van gisteren. Het was het tijdperk van de padvinders, van de ‘Wandervögel’ in de Duitstalige wereld en van de jonge Bosniërs en Jong-Polen, de moderne tijdschriften ‘La Jeune Belgique’ en ‘Die Jugend’ (en haar ‘Jugendstil’). Een nieuwe generatie stond klaar om het nog prille twintigste-eeuwse Europa vorm te geven. Die vorm was echter vooral iets van de ‘geest’, die weerstand moest bieden aan het kille materialisme en positivisme van de vaders, die Europa hadden geïndustrialiseerd en gemoderniseerd…”. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog pleitten Van Eeden en Gutkind in hun gezamenlijke traktaat voor een nieuwe ‘heroïsche’ mens die een nieuwe ‘vulkanische religie’ – een religie van staal – zou verspreiden: “… Als een nietzscheaanse superman zou deze Koninklijke van geest de mensheid redden uit de geestelijke en spirituele nood…”. De oorlog zou het moment van de waarheid worden en alles verhelderen: het heldendom, de toekomst van Europa. Met de Britse schrijver Allen Upward probeerde Frederik van Eeden een ‘Order of Genius’ (toe maar!) op te richten, wat mislukte. Ook een bondje met de Amerikaanse socialist Upton Sinclair leidde tot niets. Uiteindelijk kwam er wel een kring van’ filosoof-koningen’ in Duitsland tot stand: de ‘Forte-Kreis’. Het micro-Europa der vrije geesten, dat je moet zien als een soort mysteriecult dan wel ridderschap. De deelnemers: godsdienstfilosoof Martin Buber, dichter en cultuurcriticus Theodor Däubler, de Zweedse psychiater en psychoanaliticus Poul Bjerre, de anarchistische denker Gustav Landauer, de van zijn geloof gevallen lutherse theoloog en Duitse militaristische nationalist Florens Christian Rang, de socialistisch ingestelde grootindustrieel Walter Rathenau en de Nederlandse sinoloog Henri Borel.

 

Mannengezelschappen

Een bont gezelschap zonder vrouwen. Er waren evenwel grote verschuivingen aan de gang in de man-vrouwverhoudingen: “… Zo konden vrouwen zich emanciperen omdat technologische ontwikkelingen de rol van de werkende man verzwakten. Hij werd zogezegd een sukkel in de vele radartjes van de fabriek…”.  Even verder: “… De deels onbewuste angst voor de feminisering leidde ertoe dat er rond 1900 overal in Europa mannengezelschappen ontstonden waar de man nog helemaal zichzelf kon zijn. De paradox is dat die mannen in select masculien gezelschap soms juist zeer vrouwelijk gedrag vertoonden. Philipp Blom beschreef in zijn boek over de ‘duizelingwekkende jaren’ dat in de hoogste kringen van het Duitse leger mannengezelschappen samenkwamen waar vrolijke dansjes, eventueel in tutu’s geen uitzondering waren…”. De Bloedbond viel vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog alweer snel uit elkaar. Patriotten, neutralen en pacifisten die ook nog eens verdeeld waren in strijders en schrijvers vlogen elkaar in de haren. “… Wat dat betreft imiteerden de kringleden op intellectueel niveau de patstelling die tegelijkertijd ontstond aan het Westfront in de loopgraven bij de Somme…”. Na het tekenen van de wapenstilstand  in 1918 braken in Duitsland overal rellen uit tussen links en rechts. De zeer nationalistische en gevaarlijke vrijkorpsen gingen op jacht en doodden de bekende ‘spartakisten’ Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg in Tiergarten: “… Weken later vonden voorbijgangers hun verminkte lichamen in de rivier de Spree…”. De Duitse volksfrontstrijders hadden het vooral voorzien op ‘volksvreemde’ elementen, zoals socialisten en Joden, gestimuleerd door de ‘Dolkstootlegende’ en de ‘Protocollen van de Wijzen van Zion’ – zie mijn blog over “Het nazisme en complottheorieën” van Richard J. Evans. Landauer en Rathenau werden vermoord.

 

De verliezers van de globalisering

Al was de kring van korte duur, toch is ze van enorme betekenis geweest voor de betrokkenen. Ze heeft  de visies en ideeën gevormd en gescherpt van al haar leden. Neem alleen al Martin Buber met zijn belangrijke boek “Ik en Jij” (Ich und Du) die in de Forte-Kreis geleerd had de dialoog aan te gaan en ervoer hoe het goddelijke, het hogere dan wel wonderbaarlijke, zich openbaarde in het ‘tussenmenselijke’: “… De ontmoeting tussen ‘ik’ en ‘jij’ betreft een ware, diepzinnige en intense ontmoeting tussen twee verwante mensenzielen…”. Niet iedere ontmoeting heeft zo’n diep mystieke betekenis natuurlijk: “… Integendeel, de meeste ontmoetingen zijn als ‘ik-het’; een mens kan immers niet altijd en overal met iedereen in zijn totaliteit betrokken zijn…”. Van Eeden dreef langzaam af van zijn vroegere utopieën en enkele jaren voor zijn dood liet hij zich zelfs dopen in de katholieke kerk.”… De mix van gevoelens die in 1914 tot de oorlog hadden geleid waren nationalisme, onmin met de moderniteit en een gevoel van sociale onrechtvaardigheid. Aan die mix werd tijdens het interbellum rancune, haat en wrok toegevoegd. Na 1918 ontwikkelde zich bovendien, meer nog dan voor 1914, een strijd tussen ideologieën. Aan de ene kant stond de door de Amerikanen gedirigeerde hegemonie van het kapitalistische liberalisme. Aan de andere kant stonden de opponenten, de verliezers van de oorlog en, zoals we ze nu zouden noemen, de ‘verliezers van de globalisering’. Ze vonden troost en inspiratie in het nationalisme, het socialisme, het racisme en het fascisme…”. Veel van deze tegenstellingen hadden zich al op microscopisch niveau afgetekend in de Forte-Kreis, waar sprake was geweest van socialisme, anarchisme, Pruisisch nationalisme, antisemitisme en zionisme, racisme en visioenen van Europese en zelfs mondiale integratie. Het zaaisel ontkiemde in de hoofden van derden: bij Mitrinović bijvoorbeeld, die in Londen zijn lessen trok uit haar zeer korte geschiedenis.

 

Dracula

Mitrinović lobbyde in Engeland voor de Servische ambassade, wat hem financiële zekerheid bood. Hij zag er met zijn kale kop, zwarte kleren en dwingende ogen uit als een mystieke oosterling en apeleerde aan de Britse fantasie over de Balkan in de traditie van de ‘gothic novel’, “… een genre dat speelde met geheimzinnige ‘edele’ maar ook ‘gevaarlijke’ figuren uit ‘duistere’ regio’s zoals Transsylvanië en Bulgarije. Bram Stokers ‘Dracula’ was hiervan een goed voorbeeld. De vampier annex graaf had veel Engelsen doen huiveren…”. Even verder: “… Hij betoverde de Britten met zijn aura van charmante Slavische slechterik, een personage uit de pen van Agatha Christie of Sir Arthur Conan Doyle…”. Hij kreeg het voor elkaar een column te schrijven in het populaire spirituele en socialistische tijdschrift “The New Age”, waarvan de Britse schrijfster Margaret Storm Jameson schreef dat het de Bijbel van haar generatie was: “… We zouden nog liever hongerlijden dan een nummer missen…”. Het blad maakte zich onder andere hard voor ‘sociaal krediet’ wat tegenwoordig vergelijkbaar is met het veel besproken basisinkomen. Onder het pseudoniem M.M. Cosmoi - de twee M’en stonden voor 'Microcosmos-Macrocosmos' - ontvouwde Mitrinović zijn ideeën over de Pan-Mensheid die hij zag als één groot lichaam. Oorlog was een ziekte. Het ‘witte ras’ was natuurlijk het ‘lichtende brein’, dat de rest van het lichaam aanstuurde. Al gauw stelde hij dat het ‘zwarte, rode en gele ras embryonale vormen zijn van de volledig ontwikkelde mens, het witte ras’. Zie ook de fascisten en nationaalsocialisten die de ‘lagere rassen’ als ‘bacillen’ en ‘virussen’ betitelden. Elke cultuur doorliep volgens hem een levenscyclus, die elkaar opvolgden à la Spengler. Alles verwoordde hij ook nog eens in een soort abracadabra, want hij wilde, evenals bijvoorbeeld de abstracte kunstenaar Piet Mondriaan, rechtstreeks tot het onderbewuste spreken. Hij werd evenwel van zijn troon gestoten door de goeroes Oespenski en diens meester Gurdjieff. Bovendien knapten zijn lezers af op zijn orakeltaal. Het deerde hem weinig, tegen die tijd had hij al een eigen podium. Hij vond een verwant in de psychoanalyticus Alfred Adler, die zich vooral bezig hield met de sociale context van de mens. En toen stond de Joodse Erich Gutkind op zijn stoep, die zich onder invloed van Walter Benjamin en Gershom Scholem had ontwikkeld tot een erudiete kabbalist, wie het in Berlijn te heet onder de voeten werd. Gutkind ruziede met Mitrinović over zijn nieuwe boek “The Absolute Collective” en zocht na drie maanden met zijn vrouw zijn heil in Amerika, waar hij arm maar gelukkig zijn verdere leven sleet.

 

Flying Clubs

Na het beëindigen van de samenwerking met de Adler Society richtte  Mitrinović prompt een nieuwe beweging op: ‘The 11th Hour’. Daar bleef het niet bij. Rusteloos stichtte hij ook allerlei andere centra: voor individuele psychologie, voor de vrouwenbeweging, voor Europa, voor de Pan-Mensheid, voor sociaal krediet enzovoorts. In kleine groepjes, ‘Flying Clubs’, werd er over de diverse onderwerpen gediscussieerd. Van tevoren gingen er leeslijsten met boektitels rond waaronder Arnold Toynbees (de epigoon van Spengler) “World Order or Downfall” en het werk van antroposoof Rudolf Steiner. Onder de paraplu van 11th Hour stichtte Mitrinović de New Europe Group waarin zijn visioen van een toekomstig Europa gestalte kreeg. Hij imiteerde met zijn Pan-Europa-beweging graaf Richard Coudenhove-Kalergi, de grote visionair van het Nieuwe Europa in het interbellum. De naam van de laatste leeft tot op de dag van vandaag voort in merkwaardige kringen. Hij is de grote griezel van het Europese samenzweringsdenken. Het geheime meesterplan om het Europese continent ‘om te volken’ en zo het witte ‘ras’ uit te roeien, zou uit zijn koker komen. De conservatieve-socialistische-religieuze dus nogal multi-interpretabele New Europe Group lanceerde een eigen tijdschrift inclusief bijeenkomsten en lezingen. Volgens Mitrinović moest de rationele maar koude en lege westerse wereld een synthese aangaan met de onderbewuste emotionele diepe wijsheid van de oosterse wereld, waarover het Westen natuurlijk wel de controle moest houden. Daaruit zou de goddelijke wijsheid, Sophia, voortkomen en de ‘God-Mensheid’ opstaan. Deze spirituele revolutie moest de ‘persoon’ op een hoger plan tillen. En in het Britse Rijk, het ‘New Albion’, ging dat allemaal plaatsvinden, omdat het nu eenmaal al een wereldrijk was van Oost en West. Mitrinović werd al gauw een beetje weggewerkt, waardoor de New Europe Group een realistischer uitstraling kreeg die geweldig aansloeg. Duizenden Engelse lezers veroorzaakten een sneeuwbaleffect van kleine discussiegroepjes die met elkaar bespraken hoe ze de problemen van de jaren ’30 te lijf moesten gaan. De beweging kreeg een eigen dynamiek waar Mitrinović geen controle meer over had. Uiteindelijk raakte het tijdschrift in een neerwaartse spiraal omdat de jongeren niets hadden met de hogere sferen waar Mitrinović in verkeerde. Veel van de clubjes veranderden hun naam en richtten zich op slechts één van de vele doelstellingen van de oorspronkelijke beweging.

 

Ziel zoekt zin

Mitrinović eindigde met een handjevol aanhangers in een sekteachtige commune. In 1953 stierf hij in zijn huisje in Richmond tussen zijn duizenden boeken en kleine kring intimi. De Holocaust en de Tweede Wereldoorlog maakten het metafysische voorgoed ongemakkelijk. En het is waar: aan de vooroorlogse mystiek kun je beter je vingers niet branden. Hitlers NSDAP kwam voort uit het occulte Thule-Genootschap, een geheime orde waarvan de leden theosofische ideeën combineerden met rassentheorieën. “… Maar behalve de mystiek zou ook ‘gewone’ spiritualiteit zich na de oorlog terugtrekken uit het publieke domein. Mensen gingen nog wel naar de kerk, maar daarbuiten sprak men slechts sporadisch over ‘grote geheimen’, ‘diepe essenties’ en ‘eeuwige waarheden’. Dit tot verdriet van sommige kunstenaars, zoals Gerard Reve, die in 1966 voor de Nederlandse televisie zei: ‘Dit land stikt van de godsdienst, maar religie is er praktisch niet te vinden.’…”. De rede zou zegevieren, het onverklaarbare absurd worden. Maar dat maakt de wereld wel kaal en onherbergzaam en kleurloos. “… In het interbellum wilden de zieners het nationale ontstijgen uit vrees voor oorlog, en het persoonlijke sublimeren. Dat was toen heel erg nodig, en misschien nu ook…”. Dat denk ik zeker: 11 procent van de jongeren kampt met sterke eenzaamheidsgevoelens, blijkt vandaag uit cijfers van het CBS. Zij  missen ‘iets’. We leven niet bij brood alleen. De leegte is vooral met oud en nieuw erg confronterend. Na de oorlog sprak Mitrinović nog één keer voordat hij er het zwijgen toe deed. Zijn woorden waren bitter, maar niet zonder hoop. Hij deelde zijn laatste visioen: “… Er zullen geen grote genieën meer zijn, geen profeten, filosofen, kunstenaars. De oerbronnen zijn volkomen uitgeput (…) er is geen behoefte meer aan verse aanvoer door slechts enkele creatieve grootheden. Er is behoefte aan creativiteit vanuit de massa’s…”. En dat is precies wat ik om me heen zie: jonge mensen die in kleine kring een betere wereld proberen te creëren. Zie degenen die zich inspannen voor het klimaat. Zie ook de ‘nieuwe christenen’ buiten de kerk, die Pauline Weseman interviewde voor haar boek “Ziel zoekt zin”. Ik wens iedereen een snippertje van dit ‘geloof, hoop en liefde’-fenomeen toe in het nieuwe jaar!

 

Uitgave: Ambo|Anthos – 2018, 311 blz., ISBN 978 902 633 210 4, 7,90 (tijdelijk)

Rechtstreeks bestellen: klik hier

donderdag 22 december 2022

Was Eva overal de schuld van? – Pinchas Lapide

 


Subtitel: Gesprekken over de schepping

 

Ik heb het boekje van Pinchas Lapide gevonden dat de Leidse rabbi aan Magda geeft in “Het Evacomplex” van Jeroen Windmeijer (zie twee blogs eerder)! Het leuke is dat “Was Eva overal de schuld van?” een bewerkte uitgave vormt van twee gesprekken met de Joodse exegeet Lapide, die de Duitse radio-omroep op de avonden voor kerst in 1983 en 1984 uitzond: “… Volgens de katholieke traditie wordt op deze dag het naamfeest van Adam en Eva gevierd – een diepzinnige verwijzing naar het nauwe verband tussen schepping en verlossing en naar de relatie tussen Adam en Jezus, volgens christelijke opvattingen de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ Adam…”. Het is natuurlijk een hartstikke ouderwets verslag, maar het gaat zoveel verder dan de vraag of God wel of niet bestaat, de relevantie van de kerk, of het tot in den treure uitgekauwde levensverhaal van Jezus waarin wij op religieus niveau tegenwoordig meestal blijven steken. 

 

De Grote Onbekende

Het scheppingsverhaal is ontstaan uit het ‘drievoudig kijken’ van de mens, aldus Lapide: hij kijkt om zich heen, hij kijkt naar beneden en hij kijkt in zichzelf. Het is een oeroude tekst, die je volgens hem niet ‘woordelijk’ moet nemen, maar wel ‘au sérieux’. De taal van de mens bestaat uit het ‘ervaarbare’ en ‘beleefde’. God kun je echter niet ervaren zoals je bijvoorbeeld de natuur ervaart. Daarom spreekt de Bijbel in beeldtaal. Er is geen definitie van God. De Joden hebben overal en altijd pertinent geweigerd God in wetenschappelijke termen te vangen: “… Wij kennen wel een zoeken naar God, een tasten naar wat God doet. Wij kennen ook pogingen om stamelend over hem te spreken, hoewel dat eigenlijk haast onmogelijk is…”. Hoe zouden wij degene die het heelal geschapen heeft kunnen vastpinnen op woorden? In het Jodendom zijn alle theoretische godsbeelden en theologieën een vergrijp tegen het gebod uit Exodus 20 vers 4 om geen ‘gesneden beeld noch enige gestalte’ van God te maken. Wat bevrijdend! Alleen dat al…  Niemand die zegt: zo en zo móet je God denken. De profeten van het oude Israël spreken zich in de ‘gloeihitte van hun godservaringen’ in allerhande beelden en gelijkenissen uit, zodat het onmogelijk is de openbaring voor eens en altijd vast te leggen. “… Men kan alleen nog maar met diepe eerbied Gods werkelijkheid van alle kanten trachten te benaderen, zonder dat de mens die op zwart-witte wijze laat verstarren tot een levenloze afbeelding…”.  Lapide: “… De mens heeft wel een flauw besef van God, maar hij weet maar heel weinig van God af…”. God is en blijft de Grote Onbekende.

 

Het werk van Zijn handen

De Bijbel reserveert het unieke woord ‘bara’ voor het ‘scheppen’ van God, wat duidt op uit ‘niets’ ‘iets’ maken. Het scheppen van een volledig nieuwe werkelijkheid. Dat is het monopolie van God. Als de mens iets maakt, produceert of bederft, gaat het altijd over het veranderen van de ene stof in de andere. Uniek is ook dat alles wat leeft en beweegt ‘het werk van zijn handen’ is en dat ‘de HEER zich verheugt over wat hij heeft gemaakt’ (Ps.104:31). Arbeid was in het voor-Bijbelse Oosten iets vernederends dat gedaan werd door 'tot slaaf gemaakten' – hoe ‘heidens’ actueel! In het Babylonische scheppingsepos laten de oppergoden de ondergoden het werk verrichten, wat tot een staking leidt. Daarop wordt besloten mensen te scheppen die de zware arbeid op het veld moeten verrichten. Ook bij de oude Grieken was werken vernederend voor de vrije burger; daar had je de ‘barbaren’ voor. In de Bijbel wordt de arbeid echter geadeld en de mens bevorderd tot ‘medewerker van God’. Volgens het Joodse geloof is God nooit opgehouden met scheppen. Het is zinloos na te denken over wat er was vóórdat God begon te werken. Dat leidt volgens de rabbijnen óf tot waanzin óf tot godslastering.

 

Eenheid in verscheidenheid

Lapide wijst er op dat God altijd ‘paarsgewijs’ schept, in contrasterende harmonieën – dualiteiten, die aan de ene kant elkaar bestrijden en aan de andere kant streven naar eenheid. Hemel en aarde, zon en maan, licht en duisternis, het droge en de zee, flora en fauna: “… Tegenstellingen die elkaar aanvullen, die te begrijpen zijn als men het ene deel betrekt op het andere, en die op elkaar inwerken, dat wil zeggen dat ze elkaar nodig hebben zoals man en vrouw…”.  De schepping is nog niet voltooid: pas in de twee-eenheid kan ze tot volledige identiteit komen. We zouden niet weten van licht, als er geen duisternis was:  “… De Heer schiep arm en rijk, wijs en dwaas, leven en dood. Anders zou men geen onderscheid zien tussen orde en chaos…”. Even verder: “… Op deze wereld heeft alles zijn tegenhanger; maar slechts  één is alleen, en dit moeten allen weten: de Heer is al-enig, er is geen tweede naast hem…”. Lapide vertelt over het schijnbaar onzinnige debat tussen twee rabbijnse scholen over de vraag of de hemel dan wel de aarde het eerst geschapen is. Maar daaruit vloeide wel voort dat de ‘Theocentri’ vonden dat alle geboden van de Tora letterlijk vervuld moesten worden – zonder uitzondering of verzachtende omstandigheden – omdat de ‘hemel’ alle prioriteit heeft. Terwijl de ‘Antropocentri’, die de voorrang aan de ‘aarde’ gaven, bedisselden dat geen enkel verbod verplichtend is als het de kracht van het volk te boven gaat. Overigens kwamen ze uiteindelijk overeen dat hemel en aarde tegelijkertijd geschapen zijn.

 

Meervoudig

God is meervoudig. Enig en al-één. Hij is noch man noch vrouw: “… ‘Elohim’, de oeraanduiding van God, betekent eigenlijk de ‘goddelijkheden’, wat verwijst naar het feit, dat de vormen waarin hij zich openbaart en de manieren waarop hij werkzaam is, oneindig zijn…”. Jezus aanbidt Hem dan ook als ‘onze Vader’ en Jesaja als ‘troostende moeder” (Jes. 66:13). Zie de uitdrukking ‘De God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jacob’. Nooit staat er kort en eenvoudig ‘De God van Abraham, Isaäk en Jacob’. Want alle drie ervoeren ze God op een andere manier. Wij weten vier dingen over God, zegt Lapide, die al op de allereerste bladzijde van de Bijbel beschreven staan. Ten eerste dat hij een ‘levende’ God is die een ‘levende’ wereld wil. Ten tweede dat God ‘vol liefde’ is, want alleen liefde heeft een ‘tegenover’ nodig, dat op haar lijkt en toch anders is. Ten derde is God ‘een wezen dat wegschenkt’: zie alles wat er voor je geschapen is. Ten vierde wil God ‘vrijheid’: Hij heeft ons niet als marionetten geschapen. Hij blijft vrij en soeverein en buigt niet voor onze spelregels en voorschriften. Hij gunt ons het - vaak verschrikkelijke - geschenk van de volle vrijheid om zonder leiband het leven in deze wereld te beheersen. 

 

Wonderlicht

Het lidwoord ontbreekt bij de eerste scheppingsdaad: ‘het worde licht’. Het gaat om ‘oerlicht’ zondermeer. Om het ‘wonderlicht’ van de eerste dag: het wezenlijke van het begrijpen, het verstand, van de kennis. ‘Er is mij een licht op gegaan’. “… Donkerte en duisternis – dat is daarentegen altijd de dood, het niet-begrijpen, de afwezigheid van leven…”. Voordat God orde bracht was er chaos, de vormeloze verwarring, het ‘tohu-wa-bohu’. “… Het leven op aarde kreeg zin: het werd licht…”. Met het goddelijk ‘bereschit’ kwam er een einde aan de benauwende dromen van alle duistere tijden: “… De drie Hebreeuwse woorden waarmee de Schrift begint zijn de grote waterscheiding tussen enerzijds de grenzeloze wirwar van de voorgeschiedenis, waarin meedogenloze priesters kinderoffers, zelfverminking en tempelprostitutie eisten, om tot onderwerping gebracht menselijk vee een zinloos bestaan te laten rekken – en anderzijds de heilsgeschiedenis, waarin God scheppend bezig is. Sinds het godswoord omtrent het allereerste begin is onze wereld niet meer het toevallige produkt van platvloerse kosmogonieën, maar wordt zij uitgeroepen tot een geordende natuur, geschapen en gevormd door één enkele macht, die in één ogenblik de absurde goden-in-diergestalte en de vergoddelijkte hemellichamen uit de heidense wereld ontdoet van alle magie, om aan dit universum en alle bewoners daarvan een eigen waardigheid te verlenen…”.

 

Lineair denken

Lapide wijst er op hoe de wetenschap de Bijbel bevestigt wat betreft de scheiding tussen water en land: “… de oerwateren waren hoogstwaarschijnlijk het oudste element van de oerelementen die op onze planeet, de aarde aanwezig waren. Uit deze oerchaos – de wateren – ontstaat het droge, doordat het opduikt, en zo scheidt God het water boven van dat beneden, en het water van rechts van dat van links, en komen de continenten omhoog…”. Nadat de geologie voltooid is, komt het tot het begin van de flora. Vanaf de derde dag is God niet meer alleen, maar heeft medearbeiders. ‘De aarde brengt voort’: zaad, de planten, de kruiden elk naar hun aard en tenslotte de bomen. Vanaf dan klinkt het twéévoudig: ‘En God zag dat het goed was’. Daarom werd de dinsdag als derde dag in het Jodendom de traditionele trouwdag: er is een ‘goed’ voor de bruid en een ‘goed’ voor de bruidegom. Vandaar ook dat duizenden jaren later de bruiloft te Kana plaatsvindt op ‘de derde dag’. Uit de nadruk op het feit dat alles ‘groen’ werd, kun je afleiden dat een en ander is verteld en beschreven door woestijnbewoners en steppenomaden. God dekte voor mensen de tafel; nog vóór ze er waren. Op de vierde dag draagt God zijn verlichtende kracht over op de hemellichamen. Zij zetten de schepping voort. God schiep ook de duisternis, die eerder was dan het licht: daarom beginnen alle Joodse feesten aan de vooravond, zoals ook ons kerstfeest begint met de kerstnacht. Op de vijfde dag zijn we bij de fauna aangeland. “… De dieren die uit het water gekomen zijn vermeerderen zich door het leggen van eieren; die welke uit de  aarde afkomstig zijn werpen jongen…”. Vruchtbaarheid, seksualiteit, is een zegen, geen vloek, zoals het christendom vaak heeft verkondigd. Als er een begin is, moet er ook een einde zijn: “… het kringloopdenken van het vóórbijbelse Oosten, dat zich doelloos en zinloos eeuwig herhaalt, is hiermee doorbroken. Het wordt tot een doelgerichte rechte lijn die de grondslag geworden is van het hele Avondland en van de westerse beschaving. Een lineair denken, dat ook de dood als element van het bestaan gewillig aanvaardt…”.

 

Radicaal risico

Op de zesde dag ontstaat de verdergaande ontwikkeling van de fauna die culmineert in de mens. Lapide (spannend): “… Het is helemaal niet zo zeker dat wij het laatste woord van de schepping zijn. Maar in de momentopname zijn wij tot nu toe het laatste stuk…”. De mens ontvangt de heerschappij over de aarde en de hele schepping, maar wel als onderkoning en niet als zelfstandig regent. Naar het beeld van God is de mens geschapen. Iedereen. “… Hier ligt de kiem van democratie onder mensen…”. Het koningschap van het oude Oosten met zijn farao’s en satrapen wordt erdoor onttroond: “… Een mens, die zijn naaste haat, haat de goddelijke vonk in de naaste…”. Het verschil met de dieren is dat wij kunnen lachen en kunnen liefhebben. We zijn creatief en vrij, dus geen slaaf van onze instincten. De mens kan ja zeggen tegen God en in overeenstemming met Gods wil de wereld beheersen. Hij kan ook nee zeggen en een wereldvernietiger worden… De kroon der schepping is de Sabbat, de zevende, ‘heilige’ dag: de eerste keer dat het woord ‘heilig’ voorkomt in de Bijbel. Ook de aarde is een schepping van God en mag in het sabbatsjaar rusten. Lapide wijst er op dat God met het scheppen van zijn evenbeeld, de mens, een radicaal risico heeft genomen. Het kan totaal verkeerd uitpakken. Hoe lijkt dat er niet op in onze dagen…

 

Een spanningsveld op twee benen

Over de schepping van de mens: “… We zijn aarde, het meest bescheiden van alle materialen onder de zon, en we hebben de goddelijke adem in ons, het hoogste wat God kan geven…”. Daarom is de mens zo’n geagiteerd wezen. Hij moet tegen veel stress bestand zijn. Lapide heeft het over "... een spanningsveld op twee benen, dat aan een vuurproef wordt blootgesteld. De mens is een bundel tegengestelde krachten, die ieder een kant uit willen, en hij is bestemd om die tot innerlijke harmonie te brengen…". Even verder: “… de mens is en blijft een drievoudig spanningsveld tussen wat hij is, wat hij zijn wil en wat hij worden kan…”. Adam, de aardman is eveneens met een drievoudige navelstreng aan moeder aarde verbonden: “… Uit haar zijn wij gekomen, naar haar keren wij terug, en van haar voeden wij ons allen…”. Adam wil eigenlijk zoveel zeggen als ‘iedereen’ of ‘iemand als wij’. Adam is de ‘gewone mens’. Het paradijs is geen Luilekkerland. Adam is aangesteld om de hof van God te bewerken. Het paradijs verwijst zowel naar kritiek als hoop: “… zó zou onze wereld zijn zonder de tweestrijd van de mens met zichzelf en zonder zijn vervreemding van God. Het is een beeld van de ongestoorde relatie tussen God en mens, een wereld van mogelijke harmonie en liefde. Als contrastbeeld met onze wereld duidt het aan, dat God de mensheid niet wil zoals zij helaas geworden is. Omdat het echter eens veel beter was, kan het weer tot volle harmonie komen – indien we daar met heel ons wezen naar streven…”.

 

De verboden vrucht

Lapide ziet de ‘boom van kennis van goed en kwaad’ als een toetssteen van menselijke zelfdiscipline. Het geoorloofde verveelt, het verbodene lokt. Het goede is het leven, het kwade is de dood. Hier lijkt de vrijheid van de mens te beginnen. Het verbod om te eten ging alleen tot Adam uit, omdat Eva nog niet geschapen was: “… Hij is dus de enige die het verbod ontving, en dat is belangrijk als we over de zondeval gaan spreken…”. Alleen de mens kan ja of nee zeggen tegen God: “… De engelen kunnen ten overstaan van God alleen maar ja zeggen en hem lof toebrengen. De satan is door zijn afval van God beperkt tot afwijzing, tot nee zeggen…”. De slang in het paradijs staat voor het dier in ons, aldus Lapide. Hij denkt dat Eva veel intelligenter was dan Adam die in het verhaal over de zondeval een passieve, erbarmelijke rol speelt: “… Dat Eva hem als ‘hulp’ gegeven werd, betekent immers, dat hij vanaf het begin op hulp aangewezen was…”. De appel is wel de meest onwaarschijnlijke vrucht die in aanmerking komt als verboden fruit, omdat ze pas in de 20e eeuw uit Europa in het Nabije Oosten werd geïmporteerd. “… Eva voert een goed theologisch debat, de slang is haar te slim af, en dan bijt zij, nadat ze pro en contra tegen elkaar heeft afgewogen, in de appel…”. Maar Adam, de onnozele hals, onze oervader, zegt helemaal niets: “… Hij denkt niet na, hij overlegt niet, hij schijnt ook geen innerlijke strijd uit te vechten – en van overwegingen zijnerzijds is hoegenaamd geen sprake…”. Lapide noemt hem een ‘passieve meeloper’ en ‘woordeloze mee-eter’, die zijn vrouw blindelings volgt, zonder vragen te stellen. Naar Joodse opvatting is de schuld van Adam daarom veel groter. Bij de kerkvaders is dat omgekeerd. Daar is Eva de invalspoort van de zonde, de vrouw die hem verleid heeft. Bij Augustinus gold ze als ‘hulp van satan’. Bij Thomas van Aquino is ze een ‘met gebreken behepte man’. Het summum van zondigheid, zinnelijkheid en minderwaardigheid (wederom: hoe actueel!). Ja, heeft ze eigenlijk wel een ziel?

 

Zondebok

De rabbijnen zien het totaal anders. Het ge- en verbod ging in de eerste plaats naar Adam uit. Hij had tussenbeide moeten komen. Hij had zijn vrouw, en vooral zichzelf, moeten verbieden van de boom te eten. De stem van zijn geweten knaagt: ‘Adam, waar ben je?’. “… Wij verdringen onze schuld en zadelen er anderen ermee op…”. Adam zoekt een zondebok, zoals wij allemaal geneigd zijn te doen. Hij vindt er zelfs twee: de ‘vrouw’ die ‘gij’ mij gegeven hebt. Hij is dus tweemaal onschuldig en faalt twee keer: “… Hij is laf én hij onttrekt zich aan zijn verantwoordelijkheid…”. Door de schuld van de mens heeft de hele schepping een barst opgelopen: “… De man, de vrouw, de aardbodem, de slang en tenslotte de doornen en distelen, die de aardbodem onvruchtbaar of moeilijk te ontginnen maken…”. Even verder: “… Een barst, maar geen ongeneeslijk euvel, dat nooit meer goedgemaakt kan worden, anders zou de kerk toch Adam en Eva niet maken tot beschermheiligen van het kerstfeest. Er is herstel mogelijk…”. ‘Chawwa’, de Hebreeuwse naam voor Eva, heeft drie betekenissen: ‘moeder van al het levende’ - zij bracht niet de dood in de wereld maar het leven, ‘spreekster’ – en wel tegen de slang dus, en ‘zingeefster’ – de vrouwelijke intuïtie bespeurt in veel zaken een diepere zin, iets wat Adam niet kan volgen.

 

Advent

We zijn niet gelijk aan God, maar we moeten wel ons leven lang proberen op God te gaan lijken, zegt Lapide: “… We hebben allen kiemen van God in ons…”. Zie Leviticus, het derde boek van Mozes, waarin staat: “… Weest heilig, want Ik, uw Heer, ben heilig…”. Hij wijst erop dat we zonder de wegzending uit het paradijs nooit tegen de vele uitdagingen waarmee het lot ons als mensen in deze wereld vol onheil tegemoet treedt, hadden kunnen optornen. God heeft ons geschapen als een verbindingsschakel tussen boven en beneden: “… we hebben de opdracht naar God te luisteren en te gehoorzamen. Maar de mogelijkheid duivelser, dierlijker te worden en meer te gaan lijken op onze medeschepselen, de dieren, blijft open…” (zie ook “Compassie” van Karen Armstrong). Adam en Eva worden volgens het christendom als verloren kinderen weer ‘thuisgehaald’ door de verzoeningsdaad van Christus aan het kruis: het summum van gehoorzaamheid. Dat is op Kerstmis begonnen. Advent wil in het Latijn zeggen ‘aankomst’, wat ook een goede Joodse zin heeft. Kerk en synagoge bidden al duizenden jaren om de aankomst of de wederkomst van de Verlosser: daarin vinden zij elkaar. 

Fijn kerstfeest!

 

Uitgave: Kok Kampen - 1986, 74 blz., ISBN 978 902 425 314 2, alleen nog tweedehands verkrijgbaar

Rechtstreeks bestellen: klik hier