Subtitel: Toekomstvisioenen uit een verloren Europa
Een paar weken geleden kwam ik historicus Guido van Hengel tegen, toen ik zat te kijken naar een uitzending van De Balie. Het ging over het excentrieke meesterwerk “Massa en Macht” van de Duitstalige schrijver en Nobelprijswinnaar Elias Canetti, dat wel weer relevant is nu een figuur als Poetin het wereldtoneel bespeelt. Het vooroorlogse Europa leek op onze tijd, met vergelijkbare ideeën, utopieën en doemscenario’s van hedendaagse zieners. Van Hengel schreef er al vóór de coronapandemie en de Oekraïne-oorlog een fascinerend boek over.
De ondergang van het Avondland
Zijn verhaal begint met Oswald Spengler die in 1918 deel één van zijn magnus opus “De ondergang van het Avondland” voltooide, waarin werd gesteld dat Europa zich in de laatste fase van haar beschaving bevond – rampspoed stond voor de deur: “… De relatief onbekende Duitse leraar bleek een profeet van Europees onbehagen…”. Even verder: “… De sombere titel inspireerde een groeiende groep Duitse cultuurpessimisten, nationalisten, esoterische zwartkijkers en verwarde intellectuelen die het noorden kwijt waren in de gemoderniseerde, schijnbaar ‘kille’ samenleving…”. Het werk werd een hype en in verschillende talen vertaald: “… Veel lezers raakten bedwelmd, mede door de eclectische mix van biologie, filosofie, mythologie, muziekleer, volkenkunde, kunstgeschiedenis, literatuur, architectuur, theologie en poëzie…”. De geest van Spengler is weer helemaal ‘hot’ en waard rond op Twitter, in de spelonken van het internet, op rechts-conservatieve blogs en online-conspiracies, als was hij nooit overleden aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Hij wordt vergezeld door andere geesten, zoals de Britse sciencefictionschrijver H.G. Wells (1866 – 1946), auteur van “War of the Worlds”, “ The Time Machine” en het omineuze “The Shape of Things to Come”. Wells voorspelde in 1933 dat er een ‘New World Order’ aan zat te komen die de mondiale mensheid zou verenigen, waar hij overigens een warm pleitbezorger van was. Wie tegenwoordig de ‘New World Order’ googelt zal op veel zonderlinge en onfrisse websites belanden. “… In oktober 2017 presenteerde uitgeverij Boom de eerste (!) Nederlandse vertaling van ‘De ondergang van het Avondland’ tijdens een zogenaamd ‘Ondergangsfestival’ in Paradiso in Amsterdam. Er was een vol programma met veel sprekers, spokenwordperformances, onheilspellende videoprojecties, politieke discussies en uiteraard was de bar open. Filosoof Ad Verbrugge memoreerde dat veel van Spenglers toekomstvisioenen waren uitgekomen: het einde van het communisme, het Derde Rijk, en het einde van Europa als een mondiale macht. Het ondergangsfestival was omstreden. Sommige historici verbaasden zich over de promotiecampagne voor dit bizarre boek. Hoe onschuldig was de ziener uit München nu eigenlijk geweest? Had hij met zijn Grote-Greep-Geschiedenis niet een handleiding geschreven voor totalitaire politieke systemen? En bovendien: was Spengler niet de grote inspiratiebron van Adolf Hitler?...”.
Hemel op aarde
Veel van deze opborrelende ongemakkelijke vergezichten en toekomstdromen knagen aan de politiek en lijken een geestelijk gat te vullen (zie ook “Waarheidszoekers” van Cees Zweistra). Van Hengel heeft het over de nationalistische visioenen die zijn gebaseerd op een geromantiseerd verleden: “… Tayyip Recep Erdogan betovert zijn gevolg met een neo-Osmaanse droom. Vladimir Poetin voedt een verhaal over de driegeleding van orthodox geloof, Moeder Rusland en hemzelf als masculien opperhoofd. Donald Trump fantaseert over een utopisch Amerika…”. Even verder: “… Voor een aansprekend toekomstvisioen van de complexe, internationale en geglobaliseerde wereld moet men echter goed zoeken…”. Het is dan ook nogal wat de utopie terug te halen van de mestvaalt der geschiedenis. De gewezen utopistische vergezichten ontspoorden halverwege met massaslachtingen, goelags, concentratiekampen en barbaarse cultuurpolitiek. Het streven naar de hemel op aarde lijkt onvermijdelijk te leiden tot een hel. De Holocaust werd de negatieve ‘oprichtingsmythe’ van Europa. “… Maar zonder kleinere utopische experimenten en ideeën dreigt de kapitalistische utopie ons te verlammen…”, aldus de ‘anti-utopische’ filosoof Hans Achterhuis. Mensen zijn dorstig naar nieuwe dromen, visioenen en utopieën. Daarom wil Van Hengel ons een spiegel voorhouden. Hij doet dat aan de hand van drie ‘zieners’ die leefden in de overgangstijd naar de ‘onttoverde’ moderne wereld, en wel onze ‘eigen’ Frederik van Eeden (1877 – 1932), ene Erich Gutkind (1877 – 1953) en ene Dimitrije Mitrinović (1887 – 1953): “… Niet de ratio, maar de mystieke ervaring bracht hun kennis…”.
Een nieuwe spirituele toekomst
De Bosnische-Servische student uit Oostenrijk-Hongarije, Dimitrije Mitrinović, was in Jena om de nodige intellectuelen te interesseren voor zijn plannen rond een reeks jaarboeken met de titel “Het Arische Europa”, toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog op het punt stond uit te breken. Hij ging bij de Duitse filosoof Rudolf Eucken langs, die als eerste Duitser in de geschiedenis de Nobelprijs voor de literatuur had ontvangen, en Erich Gutkind, een Joods mystiek filosoof uit Berlijn. Het ‘Arische’ stond nog niet zozeer voor etniciteit, maar meer voor ‘geestelijke grootsheid’, met als inspiratiebron het mythische heroïsche volk uit de Indiase Veda’s. Mitrinović zocht samenwerking met een club Europese kunstenaars, wetenschappers en schrijvers inzake een nieuwe spirituele toekomst. Een verenigd Europa. De redding van de Pan-Mensheid. De goddelijke totaalcultuur van morgen. Gutkind zag een en ander wel zitten. Stelde een ‘Bloedbond’ van een ‘geestelijke elite’ voor. Mitrinović was niet éénkennig en ging ook bij de tot Duitser genaturaliseerde, raciaal-geobsedeerde Engelse schrijver Houston Stewart Chamberlain op bezoek, in het Beierse Bayreuth. Hij schreef brieven naar de Russisch avant-gardistische schilder Wassily Kandinsky die in München woonde en werd geïntroduceerd bij de Nederlandse schrijver, utopist, psychiater en ‘Homo universalis’ Frederik van Eeden.
Mita Dinamika
Ondertussen deed de politie in zijn thuisland Bosnië de ontdekking dat de moordenaar van Frans Ferdinand zich liet inspireren door een geheim revolutionair pamflet van ene Mitrinović, dat was verspreid onder zijn vrienden op het gymnasium. In zijn thuislanden Bosnië, Kroatië en Servië was hij dan ook een gevierd criticus, schrijver en samenzweerder. Het was voor hem bepaald niet eenvoudig om carrière te maken in Bosnië-Herzegovina. In de omgeving van zijn dorp kon bijna niemand lezen. “… Op de middelbare school in Mostar had hij zich nadrukkelijk geprofileerd. Hij organiseerde bijeenkomsten, schreef gedichten, verzamelde boeken en spoorde klasgenoten aan tot politieke actie…”. Na het behalen van zijn gymnasiumdiploma vertrok hij naar Zagreb in Kroatië om verder te studeren. Hij wist zijn klasgenoten te betoveren met voordrachten over de symbolische poëzie van de Cubaans-Franse dichter José-Marie de Heredia en opstellen over Indiase goeroes. Hij verdíende zijn bijnaam: ‘Mita Dinamika’. Omdat hij altijd de rekeningen in cafés betaalde, verdrongen zijn collega-studenten zich om hem heen. Geld speelde geen rol. Hij blufte zich door het leven. Hij ontving stipendia voor zijn essays in literaire en politieke tijdschriften en stond aan de wieg van het Zuid-Slavische jeugdtijdschrift ‘Zora’ (Dageraad). De Oostenrijkse machthebbers hielden hem scherp in de gaten. Mitrinović was in paniek. Hij wilde niet een oorlog - met dank aan de ‘Untermenschen’- in gerommeld worden en wist op het laatste nippertje naar Engeland te vluchten.
Een aristocraat van de geest
Vervolgens vertelt Van Hengel over de première van “De idealisten” in 1907 in de Amsterdamse Schouwburg, een toneelstuk van Frederik van Eeden, waarin deze de spot dreef met de modieuze hemelbestormers waarvan er zoveel rondliepen in het Europese fin de siècle: vegetariërs, naaktlopers, communebewoners, pacifisten, profeten en Moeder Aarde-aanbidders. Terwijl nota bene zijn eigen opgezette woonkolonie ‘Walden’ in Bussum een grote flop werd. Maar o wee als een recensent hem daarmee om de oren sloeg: het stuk ging ab-so-luut niet over ‘Walden’. Van Eeden paste voor geen meter in het lompe, bekrompen, nuchtere Nederland. In Duitsland en de Verenigde Staten had hij echter een groeiende schare fans. Hij maakte twee reizen naar Amerika. “… Terwijl Europa in een identiteitscrisis geraakte, groeide in de Verenigde Staten juist een sterk zelfbewustzijn. Europa werd geassocieerd met decadentie en verval, de Verenigde Staten met frisse vooruitgang en ondernemerszin…”. Van Eeden sprak in Carnegie Hall in New York voor maar liefst drieduizend gasten. Kreeg een persoonlijke uitnodiging van president Theodore Roosevelt. En kwam herboren als ‘aristocraat van de geest’ terug. Daarna ging hij ‘on tour’ in Duitsland en maakte hij kennis met de conservatieve revolutie rond Friedrich Nietzsche, de filosoof met de hamer: een tegenreactie op de dwaalleer van geld, materialisme en massacultuur. Het gat dat Nietzsches ‘dood van God’ achterliet werd opgevuld met vaderlandsliefde en voor West-Europa wezensvreemde religieuze inzichten van antimaterialistische denkers en zelfverklaarde profeten. Het wemelde van de dubieuze alternatieven: “… völkisch nationalisme, antisemitisme, en het streven naar ‘zuiverheid’ en ‘reinheid’ in ras en cultuur. Biologische metaforen waren zeer populair: de ‘rottende’ samenleving moest gesnoeid en gekapt worden. Bacteriën gedood. Filosofen sproeiden met woorden als pesticiden…”. Van Eedens zwager, Albert Verwey, was een van de weinige gerenommeerde Nederlandse schrijvers die in contact traden met de Duitse moderne conservatieven. Zo was hij betrokken bij de Kring van ‘jongeren’ rond dichter en ‘meester’ Stefan George. Overal in Duitsland schoten - vaak ietwat homo-erotisch getinte, want meestal vrouwloze - groepjes, ‘Bunde’ of ‘Kreise’ genaamd, als paddenstoelen uit de grond. Zo kon het dus gebeuren dat Van Eeden een boek opgestuurd kreeg van een jonge Duitse esotorische filosoof: “Siderische Geburt”. Auteur: ‘zanger-strijder Volker’ alias Erich Gutkind – zie hierboven. Het blies hem omver: “… De combinatie van wedergeboorte, mystiek, Duits cultuurpessimisme en Germaanse mythologie vulde een leegte…”.
Theosofie
In feite herhaalt “Siderische Geburt” de visie van de heersende ‘Zeitgeist’: de natuurwetenschappen en de technologie heeft de mensheid losgekoppeld van haar goddelijkheid. Verder is het boek doorspekt met theosofie. Theosofen vinden dat de westerse filosofie een synthese moet aangaan met het Oosten: India, China, maar ook Egypte, en dat alle religies uiteindelijk één zijn. Allen dragen de achterliggende werkelijkheid in zich mee. Het boek bereikte ook de bohème van München. Franz Marc, de schilder en oprichter van kunstkring ‘Der Blaue Reiter’ (De Blauwe Ruiter) vond het niks en gaf het weer door aan Wassily Kandinsky, wiens werk Frederik van Eeden deed denken aan “… krabbels en kladderij (…) van een in inkt of de vla gevallen vlieg…”. Kandinsky meende dat kleuren hem in contact brachten met de oerwaarheid, die buiten beeld was geraakt. Hij herkende zijn visie in de dissonante muziek van de moderne componist Arnold Schönberg, met wie hij bevriend raakte. Hij vond veel herkenning in de geschriften van de mysterieuze half Duitse, half Russische Helena Petrovna Blavatsky (1831 – 1891), leidster en stichter van de theosofische beweging. Haar werk zou evolueren in dat wat nu new age wordt genoemd. Op haar reizen door het Midden-Oosten, in Zuid- en Noord-Amerika, in Azië en Noord-Afrika had zij veel ontmoetingen met sjamanen, lama’s, mahatma’s en andere religieuze en spirituele gidsen. Ze beweerde als medium in contact te staan met ‘geheime’ meesters die haar waarheid en wijsheid influisterden. Nadat Rudolf Steiner, de vader van de Vrije Scholen, in Berlijn tien jaar de theosofische beweging had geleid, besloot hij zich te richten tot iets nieuws: de antroposofie. Hij wilde de theosofie veranderen van een levensbeschouwing in een diep doorvoelde kunstzinnige activiteit. Frederik van Eeden zag er niets in. Kandinsky vond het geweldig. Vooral Steiners kleurenleer, die de laatste weer had afgekeken van Goethe. Kandinsky ruilde zijn pamflet “Over het geestelijke in de kunst” met Gutkinds “Siderische Geburt”. Ze herkenden zich in elkaar.
Het moderne antimoderne
Na zijn succesvolle tournee door Duitsland zat Frederik van Eeden weer vol energie. “… ‘We weven een fijnmazig net over de hele wereld,’ schreef hij, ‘een dozijn man kan het doen: het lot van de mensheid veranderen.’…”. Het socialisme zou de mensheid redden. De psychoanalyse zou het individu redden. Met Gutkind schreef hij een traktaat: “Welt-Eroberung durch Helden-Liebe”, een pleidooi voor een ‘nieuwe mens’, een ‘nieuwe taal’, een ‘nieuwe ernst’ en een ‘nieuwe strijd’. Van Eeden beschreef de heldenliefde, en Gutkind boog zich over de wereldverovering. Ze stuurden het naar de verschillende grote geesten die op hun wensenlijstje stonden. Het richt zich op de ‘koninklijken van geest’. Zij vormen het brein, dat de rest van de mensheid als ledematen van één lichaam aanstuurt. Zij moesten een soort ‘lab’, een ‘bond’ smeden, een ‘wereldrijksdag’ van patriarchale helden vol heiligheid en verhevenheid, die voorbijgaan aan het materiële en stoffelijke. Volgens Gutkind heeft de moderne tijd met zijn haast en ziekelijke seksualiteit de wortels van de mensheid uit de bodem gerukt. Ultramodern was het je te keren tegen het moderne. Veel radicalen bekeerden zich daarom tot het katholicisme, met haar terugkeer naar de middeleeuwen. Terwijl Gutkind tirades afstak tegen de technologie, bestreden de Italiaanse futuristen aan de andere kant van de Alpen de Europese decadentie juist met snelle auto’s, machines en de verheerlijking van de technologische vooruitgang. Toch omarmden beiden de apocalyps waarin het allemaal wel móest eindigen. Beschavingen zullen botsen. Van Eeden en Gutkind verlangen naar een heroïsche strijd. Oorlog staat er, tussen de regels. Dan komt er vanzelf een nieuwe tijd.
Der Blaue Reiter
Franz Marc, de schilder van de hallucinerende felgekleurde dieren, zocht óók een nieuwe kunsttaal waarin hij het ‘hogere’ zou kunnen vangen. Samen met Kandinsky presenteerde hij een almanak bij de expositie van ‘Der Blaue Reiter’, dat een nieuw fenomeen was in de Duitstalige kunstwereld. Uiteraard genereerde zoveel nieuwlichterij veel afschuw. Maar ook bewondering. Tout artistiek München was in de ban en de rest van Europa volgde. Kandinsky ging los: “… Hij thematiseerde in zijn schilderijen de zondvloed, de Apocalyps en het ravijn, vanuit het gevoel dat het tijdperk van materialisme ten einde liep en het tijdperk van geestelijk leven zou aanbreken…”. In de winter van 1913 stond de 26-jarige Dimitrije Mitrinović - zie hierboven - bij Kandinsky op de stoep, om hem zijn diensten aan te bieden als verteller en analyse inzake een vervolg op de Blaue Reiter-almanak. Het klikte gelijk tussen die twee. De ‘wilden’ zouden de nieuwe kunst scheppen. De verantwoordelijkheid en glorieuze missie lag bij de Russen, volgens Mitrinović. En Kandinsky was ‘de dapperste in de waanzin, de grootste in de drang en de meest tragische in de onmacht’, ja, “… hij is de grootste kunstenaar van morgen, die vandaag al leeft…”. Kandinsky was de voorbode van ‘de vernietiging van de Europese beschaving’. Kandinsky bracht Mitrinović in aanraking met Gutkind wiens “Sidirische Geburt” de nieuwe religie van Europa moest worden.
Wandervögel
Van Hengel vertelt over de moeizame relatie van de socialistische Gutkind met zijn kapitalistische vader, die typerend was voor de generatiekloof van dat moment. Overal in Europa veroorzaakte ze artistieke en politieke conflicten: “… De jeugd, niet zozeer als generatie als wel als een nieuwe ‘beweging’ in de samenleving, wilde zich verzetten tegen alles van gisteren. Het was het tijdperk van de padvinders, van de ‘Wandervögel’ in de Duitstalige wereld en van de jonge Bosniërs en Jong-Polen, de moderne tijdschriften ‘La Jeune Belgique’ en ‘Die Jugend’ (en haar ‘Jugendstil’). Een nieuwe generatie stond klaar om het nog prille twintigste-eeuwse Europa vorm te geven. Die vorm was echter vooral iets van de ‘geest’, die weerstand moest bieden aan het kille materialisme en positivisme van de vaders, die Europa hadden geïndustrialiseerd en gemoderniseerd…”. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog pleitten Van Eeden en Gutkind in hun gezamenlijke traktaat voor een nieuwe ‘heroïsche’ mens die een nieuwe ‘vulkanische religie’ – een religie van staal – zou verspreiden: “… Als een nietzscheaanse superman zou deze Koninklijke van geest de mensheid redden uit de geestelijke en spirituele nood…”. De oorlog zou het moment van de waarheid worden en alles verhelderen: het heldendom, de toekomst van Europa. Met de Britse schrijver Allen Upward probeerde Frederik van Eeden een ‘Order of Genius’ (toe maar!) op te richten, wat mislukte. Ook een bondje met de Amerikaanse socialist Upton Sinclair leidde tot niets. Uiteindelijk kwam er wel een kring van’ filosoof-koningen’ in Duitsland tot stand: de ‘Forte-Kreis’. Het micro-Europa der vrije geesten, dat je moet zien als een soort mysteriecult dan wel ridderschap. De deelnemers: godsdienstfilosoof Martin Buber, dichter en cultuurcriticus Theodor Däubler, de Zweedse psychiater en psychoanaliticus Poul Bjerre, de anarchistische denker Gustav Landauer, de van zijn geloof gevallen lutherse theoloog en Duitse militaristische nationalist Florens Christian Rang, de socialistisch ingestelde grootindustrieel Walter Rathenau en de Nederlandse sinoloog Henri Borel.
Mannengezelschappen
Een bont gezelschap zonder vrouwen. Er waren evenwel grote verschuivingen aan de gang in de man-vrouwverhoudingen: “… Zo konden vrouwen zich emanciperen omdat technologische ontwikkelingen de rol van de werkende man verzwakten. Hij werd zogezegd een sukkel in de vele radartjes van de fabriek…”. Even verder: “… De deels onbewuste angst voor de feminisering leidde ertoe dat er rond 1900 overal in Europa mannengezelschappen ontstonden waar de man nog helemaal zichzelf kon zijn. De paradox is dat die mannen in select masculien gezelschap soms juist zeer vrouwelijk gedrag vertoonden. Philipp Blom beschreef in zijn boek over de ‘duizelingwekkende jaren’ dat in de hoogste kringen van het Duitse leger mannengezelschappen samenkwamen waar vrolijke dansjes, eventueel in tutu’s geen uitzondering waren…”. De Bloedbond viel vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog alweer snel uit elkaar. Patriotten, neutralen en pacifisten die ook nog eens verdeeld waren in strijders en schrijvers vlogen elkaar in de haren. “… Wat dat betreft imiteerden de kringleden op intellectueel niveau de patstelling die tegelijkertijd ontstond aan het Westfront in de loopgraven bij de Somme…”. Na het tekenen van de wapenstilstand in 1918 braken in Duitsland overal rellen uit tussen links en rechts. De zeer nationalistische en gevaarlijke vrijkorpsen gingen op jacht en doodden de bekende ‘spartakisten’ Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg in Tiergarten: “… Weken later vonden voorbijgangers hun verminkte lichamen in de rivier de Spree…”. De Duitse volksfrontstrijders hadden het vooral voorzien op ‘volksvreemde’ elementen, zoals socialisten en Joden, gestimuleerd door de ‘Dolkstootlegende’ en de ‘Protocollen van de Wijzen van Zion’ – zie mijn blog over “Het nazisme en complottheorieën” van Richard J. Evans. Landauer en Rathenau werden vermoord.
De verliezers van de globalisering
Al was de kring van korte duur, toch is ze van enorme betekenis geweest voor de betrokkenen. Ze heeft de visies en ideeën gevormd en gescherpt van al haar leden. Neem alleen al Martin Buber met zijn belangrijke boek “Ik en Jij” (Ich und Du) die in de Forte-Kreis geleerd had de dialoog aan te gaan en ervoer hoe het goddelijke, het hogere dan wel wonderbaarlijke, zich openbaarde in het ‘tussenmenselijke’: “… De ontmoeting tussen ‘ik’ en ‘jij’ betreft een ware, diepzinnige en intense ontmoeting tussen twee verwante mensenzielen…”. Niet iedere ontmoeting heeft zo’n diep mystieke betekenis natuurlijk: “… Integendeel, de meeste ontmoetingen zijn als ‘ik-het’; een mens kan immers niet altijd en overal met iedereen in zijn totaliteit betrokken zijn…”. Van Eeden dreef langzaam af van zijn vroegere utopieën en enkele jaren voor zijn dood liet hij zich zelfs dopen in de katholieke kerk.”… De mix van gevoelens die in 1914 tot de oorlog hadden geleid waren nationalisme, onmin met de moderniteit en een gevoel van sociale onrechtvaardigheid. Aan die mix werd tijdens het interbellum rancune, haat en wrok toegevoegd. Na 1918 ontwikkelde zich bovendien, meer nog dan voor 1914, een strijd tussen ideologieën. Aan de ene kant stond de door de Amerikanen gedirigeerde hegemonie van het kapitalistische liberalisme. Aan de andere kant stonden de opponenten, de verliezers van de oorlog en, zoals we ze nu zouden noemen, de ‘verliezers van de globalisering’. Ze vonden troost en inspiratie in het nationalisme, het socialisme, het racisme en het fascisme…”. Veel van deze tegenstellingen hadden zich al op microscopisch niveau afgetekend in de Forte-Kreis, waar sprake was geweest van socialisme, anarchisme, Pruisisch nationalisme, antisemitisme en zionisme, racisme en visioenen van Europese en zelfs mondiale integratie. Het zaaisel ontkiemde in de hoofden van derden: bij Mitrinović bijvoorbeeld, die in Londen zijn lessen trok uit haar zeer korte geschiedenis.
Dracula
Mitrinović lobbyde in Engeland voor de Servische ambassade, wat hem financiële zekerheid bood. Hij zag er met zijn kale kop, zwarte kleren en dwingende ogen uit als een mystieke oosterling en apeleerde aan de Britse fantasie over de Balkan in de traditie van de ‘gothic novel’, “… een genre dat speelde met geheimzinnige ‘edele’ maar ook ‘gevaarlijke’ figuren uit ‘duistere’ regio’s zoals Transsylvanië en Bulgarije. Bram Stokers ‘Dracula’ was hiervan een goed voorbeeld. De vampier annex graaf had veel Engelsen doen huiveren…”. Even verder: “… Hij betoverde de Britten met zijn aura van charmante Slavische slechterik, een personage uit de pen van Agatha Christie of Sir Arthur Conan Doyle…”. Hij kreeg het voor elkaar een column te schrijven in het populaire spirituele en socialistische tijdschrift “The New Age”, waarvan de Britse schrijfster Margaret Storm Jameson schreef dat het de Bijbel van haar generatie was: “… We zouden nog liever hongerlijden dan een nummer missen…”. Het blad maakte zich onder andere hard voor ‘sociaal krediet’ wat tegenwoordig vergelijkbaar is met het veel besproken basisinkomen. Onder het pseudoniem M.M. Cosmoi - de twee M’en stonden voor 'Microcosmos-Macrocosmos' - ontvouwde Mitrinović zijn ideeën over de Pan-Mensheid die hij zag als één groot lichaam. Oorlog was een ziekte. Het ‘witte ras’ was natuurlijk het ‘lichtende brein’, dat de rest van het lichaam aanstuurde. Al gauw stelde hij dat het ‘zwarte, rode en gele ras embryonale vormen zijn van de volledig ontwikkelde mens, het witte ras’. Zie ook de fascisten en nationaalsocialisten die de ‘lagere rassen’ als ‘bacillen’ en ‘virussen’ betitelden. Elke cultuur doorliep volgens hem een levenscyclus, die elkaar opvolgden à la Spengler. Alles verwoordde hij ook nog eens in een soort abracadabra, want hij wilde, evenals bijvoorbeeld de abstracte kunstenaar Piet Mondriaan, rechtstreeks tot het onderbewuste spreken. Hij werd evenwel van zijn troon gestoten door de goeroes Oespenski en diens meester Gurdjieff. Bovendien knapten zijn lezers af op zijn orakeltaal. Het deerde hem weinig, tegen die tijd had hij al een eigen podium. Hij vond een verwant in de psychoanalyticus Alfred Adler, die zich vooral bezig hield met de sociale context van de mens. En toen stond de Joodse Erich Gutkind op zijn stoep, die zich onder invloed van Walter Benjamin en Gershom Scholem had ontwikkeld tot een erudiete kabbalist, wie het in Berlijn te heet onder de voeten werd. Gutkind ruziede met Mitrinović over zijn nieuwe boek “The Absolute Collective” en zocht na drie maanden met zijn vrouw zijn heil in Amerika, waar hij arm maar gelukkig zijn verdere leven sleet.
Flying Clubs
Na het beëindigen van de samenwerking met de Adler Society richtte Mitrinović prompt een nieuwe beweging op: ‘The 11th Hour’. Daar bleef het niet bij. Rusteloos stichtte hij ook allerlei andere centra: voor individuele psychologie, voor de vrouwenbeweging, voor Europa, voor de Pan-Mensheid, voor sociaal krediet enzovoorts. In kleine groepjes, ‘Flying Clubs’, werd er over de diverse onderwerpen gediscussieerd. Van tevoren gingen er leeslijsten met boektitels rond waaronder Arnold Toynbees (de epigoon van Spengler) “World Order or Downfall” en het werk van antroposoof Rudolf Steiner. Onder de paraplu van 11th Hour stichtte Mitrinović de New Europe Group waarin zijn visioen van een toekomstig Europa gestalte kreeg. Hij imiteerde met zijn Pan-Europa-beweging graaf Richard Coudenhove-Kalergi, de grote visionair van het Nieuwe Europa in het interbellum. De naam van de laatste leeft tot op de dag van vandaag voort in merkwaardige kringen. Hij is de grote griezel van het Europese samenzweringsdenken. Het geheime meesterplan om het Europese continent ‘om te volken’ en zo het witte ‘ras’ uit te roeien, zou uit zijn koker komen. De conservatieve-socialistische-religieuze dus nogal multi-interpretabele New Europe Group lanceerde een eigen tijdschrift inclusief bijeenkomsten en lezingen. Volgens Mitrinović moest de rationele maar koude en lege westerse wereld een synthese aangaan met de onderbewuste emotionele diepe wijsheid van de oosterse wereld, waarover het Westen natuurlijk wel de controle moest houden. Daaruit zou de goddelijke wijsheid, Sophia, voortkomen en de ‘God-Mensheid’ opstaan. Deze spirituele revolutie moest de ‘persoon’ op een hoger plan tillen. En in het Britse Rijk, het ‘New Albion’, ging dat allemaal plaatsvinden, omdat het nu eenmaal al een wereldrijk was van Oost en West. Mitrinović werd al gauw een beetje weggewerkt, waardoor de New Europe Group een realistischer uitstraling kreeg die geweldig aansloeg. Duizenden Engelse lezers veroorzaakten een sneeuwbaleffect van kleine discussiegroepjes die met elkaar bespraken hoe ze de problemen van de jaren ’30 te lijf moesten gaan. De beweging kreeg een eigen dynamiek waar Mitrinović geen controle meer over had. Uiteindelijk raakte het tijdschrift in een neerwaartse spiraal omdat de jongeren niets hadden met de hogere sferen waar Mitrinović in verkeerde. Veel van de clubjes veranderden hun naam en richtten zich op slechts één van de vele doelstellingen van de oorspronkelijke beweging.
Ziel zoekt zin
Mitrinović eindigde met een handjevol aanhangers in een sekteachtige commune. In 1953 stierf hij in zijn huisje in Richmond tussen zijn duizenden boeken en kleine kring intimi. De Holocaust en de Tweede Wereldoorlog maakten het metafysische voorgoed ongemakkelijk. En het is waar: aan de vooroorlogse mystiek kun je beter je vingers niet branden. Hitlers NSDAP kwam voort uit het occulte Thule-Genootschap, een geheime orde waarvan de leden theosofische ideeën combineerden met rassentheorieën. “… Maar behalve de mystiek zou ook ‘gewone’ spiritualiteit zich na de oorlog terugtrekken uit het publieke domein. Mensen gingen nog wel naar de kerk, maar daarbuiten sprak men slechts sporadisch over ‘grote geheimen’, ‘diepe essenties’ en ‘eeuwige waarheden’. Dit tot verdriet van sommige kunstenaars, zoals Gerard Reve, die in 1966 voor de Nederlandse televisie zei: ‘Dit land stikt van de godsdienst, maar religie is er praktisch niet te vinden.’…”. De rede zou zegevieren, het onverklaarbare absurd worden. Maar dat maakt de wereld wel kaal en onherbergzaam en kleurloos. “… In het interbellum wilden de zieners het nationale ontstijgen uit vrees voor oorlog, en het persoonlijke sublimeren. Dat was toen heel erg nodig, en misschien nu ook…”. Dat denk ik zeker: 11 procent van de jongeren kampt met sterke eenzaamheidsgevoelens, blijkt vandaag uit cijfers van het CBS. Zij missen ‘iets’. We leven niet bij brood alleen. De leegte is vooral met oud en nieuw erg confronterend. Na de oorlog sprak Mitrinović nog één keer voordat hij er het zwijgen toe deed. Zijn woorden waren bitter, maar niet zonder hoop. Hij deelde zijn laatste visioen: “… Er zullen geen grote genieën meer zijn, geen profeten, filosofen, kunstenaars. De oerbronnen zijn volkomen uitgeput (…) er is geen behoefte meer aan verse aanvoer door slechts enkele creatieve grootheden. Er is behoefte aan creativiteit vanuit de massa’s…”. En dat is precies wat ik om me heen zie: jonge mensen die in kleine kring een betere wereld proberen te creëren. Zie degenen die zich inspannen voor het klimaat. Zie ook de ‘nieuwe christenen’ buiten de kerk, die Pauline Weseman interviewde voor haar boek “Ziel zoekt zin”. Ik wens iedereen een snippertje van dit ‘geloof, hoop en liefde’-fenomeen toe in het nieuwe jaar!
Uitgave: Ambo|Anthos
– 2018, 311 blz., ISBN 978 902 633 210 4, €
7,90 (tijdelijk)
Rechtstreeks bestellen: klik hier