donderdag 25 juli 2019

Orlando – Virginia Woolf


Subtitel: Een biografie

In “Frankusstein” zegt een personage van Jeanette Winterson (zie mijn vorige blog) dat “Orlando” van Virginia Woolf - uit 1928 - de eerste ‘transroman’ was; wat mij wel nieuwsgierig maakte. Ik had nog nooit wat ván Virginia Woolf gelezen. Wel het nodige óver haar: zie “Vanessa & Virginia” van Susan Sellers en “Naar de rivier” van Olivia Laing. Het verhaal is gebaseerd op het leven van een, zeker in die tijd, vrijgevochten literaire vriendin: Vita Sackville-West. Vita had - hoewel, en zelfs gelukkig, getrouwd - allerlei bi-seksuele verhoudingen, maar durfde met Virginia Woolf niet al te veel uit te halen, omdat ze wist hoe labiel ze was. Voor Virginia Woolf was, na een jeugd waarin sprake was van misbruik, seks een heikel onderwerp.

Experimenteel proza

Bij een biografie denk ik aan een levensverhaal dat verteld wordt van a tot z en van geboorte naar dood. Daar is bij Virginia Woolf geen sprake van. In een essay uit 1919, “Modern Fiction”, houdt ze een pleidooi voor naar binnen gerichte fictie. Voor een romanvorm die bevrijd is van de heersende mores en opeenvolging van tijdsmomenten. En vooral voor meer moderne artistieke vrijheid: “… Als een schrijver een vrij mens was en geen slaaf, als hij kon schrijven wat hij verkoos, niet wat hij moest, als hij zijn werk op gevoel kon baseren en niet op geijkte opvattingen, dan zou er geen plot, geen komedie, geen treurspel, geen liefdesaffaire en geen ramp op de conventionele manier worden beschreven; dan zou er misschien zelfs geen knoop worden aangenaaid zoals de kleermakers in Bond Street dat zouden willen zien. Het leven is geen reeks koetsierlantaarns die symmetrisch opgesteld hangen, maar een lichtgevend halo, een halftransparant omhulsel dat ons vanaf het begin van het bewustzijn tot aan het einde omsluit…”. Ik kan mij daar helemaal in vinden. Ik vind dat in wezen een prachtige omschrijving van wat er zich buiten onze - volgens mij - onverwoestbare kern afspeelt (zie ook: “De reis van het gewaarzijn” van Riekje Boswijk-Hummel). In “Orlando” wisselen allerlei stijlen elkaar af en gebeuren er dingen die niet kunnen. Virginia Woolf laat de Engelse edelman Orlando driehonderd jaar leven en ook nog eens veranderen van een man in een vrouw. Vita’s zoon, Nigel Nichelson, noemde “Orlando” ooit ‘de langste en charmanste liefdesbrief in de literatuur’. Zelf heeft hij het tweeslachtige leven van zijn moeder aan de hand van haar geheime dagboek en brieven briljant behandeld in “Portret van een huwelijk”.

Orde van de Kousenband
Het boek, dat nog het meeste weg heeft van een schelmenroman, begint met te verhalen hoe de zestienjarige Orlando op zolder met een zwaard woest rond een aan een hanenbalk opgehangen ‘Morekop’ staat te dansen: zijn illustere voorvaderen plachten daar hun uit Afrika meegebrachte schedels, die ze van inheemse schouders hadden geslagen, te hangen. Orlando is zo mooi, dat de vorstin Elizabeth haar ‘bliksemende, gele haviksogen’ niet van hem af kan houden en hem de Orde van de Kousenband verleent, net zoals onlangs onze eigen koning Willem-Alexander overkwam. Het nooit getrouwde oude wijf adoreert hem zo hevig dat ze een spiegel aan gruzelementen slaat, als ze meent hem een deerne te zien kussen. Hij begeeft zich incognito onder het gewone volk. De vrouwen liggen aan zijn voeten. Maar Orlando krijgt op den duur een beetje zijn bekomst van wijntje en trijntje. Woolf, nogal sarcastisch: ”… Want men moet vooral niet vergeten dat misdaad en armoede voor de Elizabethanen in het geheel niet de aantrekkingskracht bezaten die deze voor ons hebben. Ze deelden niet onze moderne opvattingen dat het een schande is boekenkennis te bezitten, een zegen als slagerszoon ter wereld te komen en een deugd analfabeet te zijn; zij maakten zichzelf niet wijs dat hetgeen wij ‘het leven’ en ‘de realiteit’ noemen in welk opzicht dan ook iets te maken heeft met onwetendheid en geweld en hadden zelfs geen enkel equivalent voor deze begrippen…”. En even verder: “… Toen hij echter een keer of twintig had gehoord hoe Jakes zijn neus had verloren en Sukey haar eerbaarheid – en wij moeten toegeven dat beiden deze verhalen schitterend wisten op te dissen -, begon hem deze herhaling wel wat tegen te staan, want tenslotte bestaat er maar een manier waarop men iemands neus kan afsnijden of een meisje haar maagdelijkheid ontnemen – dat vond hij althans – terwijl kunsten en wetenschappen zovele facetten hadden, dat zijn nieuwsgierigheid hierdoor ten zeerste werd geprikkeld…”. De hofdames zijn nog erger dan de blozende lichtekooien: zemelende kwezeltjes, keiharde intrigantes of ja-kniksters, die alleen maar bestaan uit kant en goede manieren. Tot er tijdens een van de bitterste vorstperiodes ooit in Engeland - “… Vogels bevroren in hun vlucht vielen als bakstenen naar beneden. In Norwich begaf een jonge boerin, die altijd zo gezond als een vis was geweest, zich naar de overzijde van de straat en getuigen verklaarden hoe zij voor hun ogen verpulverde en als een stofwolkje over de huizen wegwervelde toen op de hoek een ijzige windstoot haar overviel. Er was een enorme sterfte onder de schapen en de koeien. Lijken bevroren en konden niet van de lakens worden bevrijd. En het was niets ongewoons plotseling midden op de weg een hele troep varkens in stijfbevroren toestand aan te treffen. De velden waren bezaaid met herders, ploegers, spannen paarden en jongetjes wier werk het was vogels te verdrijven; zij waren allen midden in een beweging verstard, een met de hand aan de neus, de ander met een fles nog aan de lippen, weer een ander met de arm geheven om een steen te gooien naar een raaf die, enkele schreden van hem verwijderd op de heg zittend, een opgezette vogel leek…” - een ongelooflijk goede schaatser zijn aandacht trekt. De schaatser blijkt een vrouw in een Russische broek: een rad Frans sprekende prinses uit Moskou. Sasja. Orlando is verloren…

Hofschandaal

Tijdens een diner kijken ze elkaar boven de zwijnskoppen en gevulde pauwen diep in de ogen. Sasja blijkt een wild en uitdagend nest: “… Wie waren die kinkels die naast haar zaten, wilde zij weten, zij gedroegen zich als staljongens. Wat was dat voor walgelijk goedje op haar bord? Aten in Engeland de honden soms ook aan tafel? Was dat belachelijke schepsel aan het eind van de tafel, met die hoofdtooi als een opgetuigde meiboom (comme une grande perche mal fagotée) werkelijk de Koningin? En zat de Koning altijd zo te slobberen? Wie van die kwasten was nu eigenlijk George Villiers?...”. Orlando staat perplex. Gelukkig verstaat verder niemand Frans. “… Zo begon een verhouding die voorbestemd was hét schandaal van het Hof te worden…”. Het is de tijd waarin de gespietste hoofden van misdadigers nog de London Bridge sieren – die de prinses graag wil bekijken. Samen knijpen ze er tussen uit. Sasja haat het hofleven. De nieuwsgierige ouwe taarten, de heren die op haar tenen staan, hun honden die tussen haar benen doorglippen. Orlando vergeet dat hij zo goed als verloofd is met een ander. In de nacht waarop hij met haar naar Moskou zal vluchten laat Sasja hem zitten. Terwijl er onverwacht een stortbui losbreekt, waardoor het hele dorp dat zich op het ijs van de Theems heeft gevormd op ijsschotsen richting de afgrond drijft, ziet een razende en schreeuwende Orlando hoe het silhouet van het schip van het Moskovische Gezantschap het zeegat uitvaart. De zwarte adelaars wapperend in top.

Bruid en Bedgenote van de Waarheid
In ongenade gevallen aan het hof trekt Orlando zich op zijn statige buiten terug. Zeven dagen en nachten slaapt hij aan een stuk door, als in een soort trance. Als hij uiteindelijk wakker wordt kan hij zich amper meer herinneren wat er is gebeurd. Zijn personeel ziet met lede ogen aan hoe de ‘leesziekte’ bezit van hem neemt. Je kunt er op wachten tot iemand die daaraan lijdt ook de pen ter hand neemt. Hij nodigt de beroemde schrijver Mr. Nicholas Greene bij hem thuis uit. Een nerveus, bijna hysterisch en zelfvoldaan figuur, die geen moment zijn tater houdt. Woolf beschrijft bijtend hoe hij zijn eigen tijd volledig af kamt. Shakespeare, Marlowe, Ben Jonson, Browne, Donne: allemaal niks. Alleen de Oude Grieken hadden een goddelijk ideaal gekoesterd: ‘La Gloire’. Wat hij uitspreekt als ‘Claur’. Het liefst zou hij Cicero zo goed willen imiteren dat er geen verschil meer te bespeuren valt. Dat noemt hij pas schrijven. Tegen de tijd dat Orlando zich afvraagt of hij ooit nog van deze onrustzaaiende kwelgeest verlost zal worden bedenkt Mr. Greene dat hij moet maken dat hij weg komt voor hij stikt in een omgeving waar nooit wat gebeurt. Eenmaal thuis, temidden van de rotzooi en herrie die tien kinderen maken, schrijft hij achter elkaar een schotschrift, “Bezoek aan een landjonker”, waarin hij Orlando volkomen belachelijk maakt. Orlanda kan geen mensen meer verdragen, gooit al zijn pennenvruchten met uitzondering van zijn gedicht “De Eik” (Vita’s bekroonde gedicht heette “The Land”) weg, en schaft zich een gezelschap elandhonden aan, waarmee hij de rest van zijn leven hoopt uit te zitten. Ondertussen denkt hij toch weer na over literatuur: “… En zo de literatuur niet de Bruid en Bedgenote van de Waarheid is, wat is zij dan wel?...”. Om toch nog een gezegende nagedachtenis na te laten weet hij niets beters te verzinnen dan de driehonderdvijfenzestig slaapkamers van zijn enorme onderkomen naar behoren te meubileren (Vita woonde ook zo ruimbehuisd). Alles toont uiteindelijk perfect maar wel leeg, dus geeft hij enorme banketten en feesten weg, wordt bijna verliefd op een knotsgekke, aartslelijke Roemeense hertogin die als een gier om hem heen cirkelt, en van wie hij zich ontdoet door aan Koning Karel II belet te vragen om als ambassadeur naar Konstantinopel te worden uitgezonden.

Afschuwelijk onderwerp
Weer neemt Woolf de lege plichtplegingen van de elite (in Konstantinopel) op de hak, wat een kleine eeuw geleden misschien nogal gewaagd over kwam, ik weet het ook niet (zo lievig is deze ‘liefdesbrief’ anders niet). Iedereen valt bijna in katzwijm als de begeerde vrijgezel zich vertoont: “… Moet je hem een kamer zien binnenkomen! Moet je hem die zien verlaten! En soms heeft hij zo iets interessánts, waardoor je voelt, zonder precies te weten waarom, dat hij heeft geléden…”. Terwijl er een bloederige opstand uitbreekt valt Orlando andermaal in een zeven dagen durende slaap. Spottend beschrijft Woolf hoe de godinnen Reinheid, Kuisheid en Ingetogenheid aankondigen naar elders te vertrekken: “… Want daar, niet hier (zij spreken in koor, reiken elkaar weer de hand, keren zich naar het bed waarop Orlando nog te slapen ligt en gebaren vertwijfeld ten afscheid) vinden wij in een nest of boudoir, in een kantoor of een gerechtshof, nog wel mensen die ons beminnen, die ons in ere houden: maagden. Bankiers, advocaten, doktoren; zij die niets gedogen en alles ontveinzen; zij die ons blindelings eerbiedigen en redeloos leven; de nog zo talrijke schare der eerzamen (de Hemel zij geprezen); die niets verkiest te zien; niets wenst te horen; het duister mint; zij aanbidt ons nog en niet zonder reden; want wij hebben haar Welstand, Voorspoed, Welbehagen en Rust geschonken. Tot haar gaan wij. Kom, Zusters, kom! Voor ons is hier geen plaats.’…”. Als hij uit zijn trance ontwaakt, rekt hij zich uit, en is hij veranderd in een vrouw. Raar maar waar: “… De verandering had zich, naar het scheen, volledig en pijnloos voltrokken en op zulk een wijze dat Orlando er zelf in het geheel niet verbaasd over was. Velen die dit aspect van belang achten en menen dat een geslachtverandering tegen de natuur indruist, hebben zich veel moeite getroost te bewijzen dat (1) Orlando altijd een vrouw is geweest, (2) dat Orlando op dat tijdstip nog steeds een man was. Wij laten het aan de psychologen en biologen over een nadere uitspraak te doen. Wij beperken ons slechts tot het vaststellen van het simpele feit: Orlando was tot zijn dertigste een man; toen werd hij een vrouw en is dat sedertdien gebleven. Laat anderen de pen opnemen en over sekse en seksualiteit schrijven; wij stappen zo gauw mogelijk van dit afschuwelijke onderwerp af…”. En dat is dat.

Rare mannen
Vooraleer Orlando vol heimwee terug trekt naar Engeland sluit ze zich nog een episode aan bij een groep zigeuners. Evenals Vita moet ze zich een reeks rechtszaken laten welgevallen omdat vrouwen geen landgoederen kunnen erven. Ze ontdekt hoe raar mannen zijn. Het betekent onder andere: “… dat je een vrouw belet te leren uit angst door haar te worden uitgelachen; dat je slaaf bent van ieder wuft jong ding dat maar een rok draagt, en bij dat alles je aanstelt alsof je de heer van de schepping bent…”. Eenmaal thuis, komt de lelijke aartshertogin weer opdagen, maar blijkt tot Orlando’s schrik een verklede hertog te zijn. Om van hem af te komen speelt ze zo grof vals bij een spelletje dat hij het wel móet opmerken. Edoch, hij vergeeft haar, dus laat ze een kikker in zijn hemd glijden en lacht hem daarna vierkant uit, waarop hij eindelijk zijn biezen pakt. Ze krijgt het voor elkaar zich in het gezelschap van de schrijvers Pope, Addison en Swift te wurmen, maar helaas zijn ook zij menselijk. Al te menselijk. Ze kleedt zich als een vent om wat te avontureren onder het gepeupel in Londen. Ze komt in de negentiende en twintigste eeuw terecht. Het klimaat wordt steeds vochtiger. Alles verstikt onder de klimop. Vrouwen krijgen tien tot twintig kinderen. Het huwelijk is het hoogst haalbare ideaal, dus kan ook zij niet achterblijven. Ze trouwt met een kapitein die niets liever wil dan de kaap slechten. De gekste dingen heeft ze uitgeprobeerd, beproefd, ondervonden. En na dat alles “… moeten wij nu terug naar de lezer, die vol spanning heeft gewacht om te horen wat het leven is, om hem eerlijk te bekennen – helaas, wij weten het niet…”. Lucht en leegte. Alles is leegte.

Nieuwe tijden
Orlanda doorleeft nieuwe tijden. Went aan elektriciteit, treinen, bussen, liften in warenhuizen. Een criticus die sprekend op Nick Greene lijkt vindt Dryden, Pope en Addison inmiddels helden uit de gouden tijd der letteren en Tennyson, Browning en Carlyle ontaarde schrijvers. Teleurgesteld ondergaat ze het burgermansfatsoen van de Victoriaanse tijd: “… Zij had al die jaren (haar teruggetrokken leven, achtergrond en geslacht zullen ongetwijfeld hiertoe hebben bijgedragen) de literatuur beschouwd als iets dat zo wild en vrij was als de wind, zo heet als vuur, zo vonkend als een bliksemflits; iets avontuurlijks, onberekenbaars, onstuimigs, en zie, de literatuur was een bejaard heertje in een grijs jacquet, dat alsmaar over hertoginnen praatte…”. Ze leest de nieuwste uitgaven en krijgt het “… buitengewoon onbehaaglijke gevoel – dat je nooit en te nimmer mocht zeggen wat je dacht…” en “… dat je ooit en te immer moest schrijven als een ander. (Tranen vormden zich in haar ogen)…”. Het gaat over de vele ikken die Orlando laat zien. Op het laatst krijgt ze zelfs een kind: “… ‘Het is een wolk van een jongen, Milady,’ zei Mrs. Banting, de vroedvrouw. Terwijl zij Orlando haar eerstgeborene in de armen legde. Met andere woorden, donderdag twintig maart te drie uur in de morgen, was Orlando voorspoedig bevallen van een zoon…”. Meer woorden worden er niet aan vuil gemaakt. Nergens is er ook maar een aanwijzing te vinden hoe de biologische verandering het leven van een man die een vrouw wordt, op zijn kop zet. Menstruatie, weeën, opvliegers, noem maar op. En dat terwijl de meeste vrouwen het er toch wel over eens zijn dat, als mannen kinderen moesten baren, er waarschijnlijk nooit meer eentje geboren gaat worden!

Uitgave: Orlando – 2019, vertaling Gerardine Franken, 336 blz., ISBN 978 949 208 696 9
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten