Menu

vrijdag 16 november 2018

Vanessa & Virginia – Susan Sellers


Laing - zie mijn vorige blog - maakte mij nieuwsgierig naar het leven van Virginia Woolf. Samen met haar man Leonard (allebei schrijver), zus Vanessa Bell (schilder), Lytton Strachey (biograaf), Roger Fry (kunstcriticus) en nog een verzameling schrijvers, schilders en critici vormden ze aan het begin van de 20ste eeuw de befaamde Bloomsbury Group, genoemd naar de Londense wijk Bloomsbury. Een intellectuele kring voor wie persoonlijke relaties en de innerlijke gevoelswereld van de mens heilig waren. Je zou ze bijna als voorlopers van de hippies kunnen zien. Hun vrije (seksuele) opvattingen stonden haaks op de destijds verstikkende en elitaire victoriaanse denkwijze, die een smetteloos publiek leven boven alles stelde. Dat dit gedeelde ideaal garant stond voor rusteloze levens onder voortdurende hoogspanning, laat Susan Sellers prachtig zien in haar roman “Vanessa & Virginia”.

Diep in mijzelf vind ik niet mezelf

In haar essay “Modern Fiction” (1919) legt Virginia Woolf uit dat ‘het leven geen reeks koetsierlantaarns is die symmetrisch zijn opgehangen’, maar ‘een lichtgevend halo, een halftransparant omhulsel dat ons vanaf het begin van het bewustzijn tot aan het einde omhult’. Dat is een zeer vrouwelijke zienswijze volgens Camille Paglia, ooit hoogleraar aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Philadelphia, want de vrouw is een ‘centralistisch’ wezen, die in feite aan zichzelf genoeg heeft, tegengesteld aan het ‘genitale’ mannelijke met zijn ‘eeuwig lineaire patroon van focus, doel, gerichtheid’. De kapitalistische ratrace is dan ook niet aan haar besteed. Als een satelliet draait ze om haar eigen geheime kern (maybe: de baarmoeder). Zie het sublieme voorbeeld: de Mona Lisa met haar wetende glimlach. Daarom zullen vrouwen ook nooit wat nieuws uitvinden, aldus de immer hardvochtige Paglia. Ze zijn over het algemeen niet vooruit te branden! Malcolm Bradbury vertelt in “Schrijvers van de nieuwe tijd” dat in het werk van Woolf overal het gevoel heerst van een verloren geraakte eenheid: “… Virginia Woolf is een transcendentaal schrijfster die een metafysische heelheid tracht te bereiken…”. Haar roman “Mrs. Dalloway” eindigt met de bevestiging van deze diep in het innerlijk gevoelde ‘aanwezige kracht’: “… het is een soort openbaring, of zal dat worden; het is een teken van iets werkelijks achter de uiterlijke schijn; en ik maak het werkelijk door het in woorden weer te geven…”. Ik ga nog een stapje verder (Virginia Woolf zou zich omdraaien in haar graf, vrees ik); ik denk dat deze openbaring verwijst naar God. Als je maar diep genoeg in jezelf afdaalt zul je volgens mij vanzelf op het onbeschrijflijke Goddelijke stuiten. Zie Eric-Emmanuel Schmitt die het jongetje Jezus in zijn roman “Het evangelie volgens Pilatus” laat zeggen: “… Mama, diep in mezelf vind ik niet mezelf…”. Susan Sellers, die in 2002 de Canongate Prize voor New Writing won, schrijft net zo ‘impressionistisch’ als Woolf zelf. Het is daarom van belang dat je iets afweet van de achtergrond van Virgina Woolf. Het boek bestaat voornamelijk uit ‘indrukken’ vanuit het gedachteleven van Vanessa, de zus van Virginia Woolf.

Twee keurige theetantetjes
Virginia Woolf stamt uit een zogezegd samengesteld gezin. Haar vader, schrijver en literair criticus, had al een verstandelijk gehandicapte dochter uit een eerder huwelijk, Laura, en haar moeder twee zoons en een dochter: George, Gerald en Stella. Samen krijgen ze nog vier kinderen: Vanessa, Thoby, Virginia en Adriaan. Volgens Sellers steken Vanessa en Virginia elkaar van jongs af aan naar de kroon. Ze kunnen niet zonder en met elkaar. Ze krijgen een afgrijselijke opvoeding die ten doel heeft twee keurige theetantetjes van ze te maken: “… Hoe heb je het ooit ook weer omschreven? We leerden de engel der deugd vereren, die zo onbaatzuchtig was dat zijzelf geen enkele behoefte had. Ze werd ons voortdurend voorgehouden, als ideaal en voortdurende drijfveer. Ze maakte ons te schande als het ons niet lukte haar te imiteren, dwarsboomde elke ambitie die we zouden koesteren…”. Dat lukt bij de meegaande Vanessa beter dan bij de rebelse Virginia: “… Het is dan ook geen verrassing dat jij haar vermoordde, de punt van je pen in haar volmaakte, onuitstaanbare boezem stak…”. Om vier uur ’s middags moeten ze aantreden in de salon om zich met de gasten te onderhouden: “… We zijn marionetten, jij en ik, bediend door een onzichtbare poppenspeler…”. Ze worden geacht het balletje van de conversatie moeiteloos over tafel heen en weer te laten springen: “… Jij bent er beter in dan ik. Je wordt een meester in het misleiden. Als ik naar je luister, sta ik versteld van de manier waarop je je steken verwerkt in een weefsel zo lieflijk dat je gespreksgenoot zich moet afvragen of je hem nu hebt gecomplimenteerd of beledigd. Ik beschik niet over jouw subtiliteit en vaardigheid…”. Noemde Laing Virginia Woolf daarom eerder een ‘wesp’ dan een ‘bij’ (zie mijn vorige blog)?

Flikkers

Na de dood van hun moeder in 1895 maakt Virginia haar eerste zenuwinzinking mee. Vanessa, die voor haar zorgt, is blij als ze drie dagen in de week de deur achter zich dicht kan trekken om teken- en schilderlessen te volgen. Van de meiden wordt verwacht dat ze het uitputtende huishouden op poten houden. Hun vader wekt de indruk een ontzettend kinderachtige, egoïstische tiran te zijn: “… Ik denk aan Vader, die Moeder met zijn eeuwige eisen uitputte. Je hebt hem raak getypeerd in je roman als je beschrijft hoe hij haar met zijn hongerige snavel helemaal leegzuigt…”. In haar autobiografische verslag “Moments of Being” suggereert Virginia Woolf dat er sprake zou zijn geweest van misbruik door hun halfbroers George en Gerald, wat een verklaring zou kunnen zijn voor het vrij bizarre seksleven dat de zussen er later op na gingen houden. Sellers laat Vanessa onverwacht de donkere slaapkamer van de zussen binnenkomen, waarbij ze George betrapt, die overeind springt uit het bed van Virginia: “… Ik loop naar je toe. Je ligt met je gezicht op je armen. Er komt een verschrikkelijke gedachte in me op. ‘Hij heeft toch niet… je weet wel…’ Je antwoord klinkt zo zwak dat ik me voorover moet buigen om het op te vangen. ‘Nee. Nee. Niet zo.’ Ik hoor je stem trillen. ‘Komt George hier vaak binnen als ik beneden ben? Probeert hij je… aan te raken?’ Je antwoordt met een wilde snik…”. Vanessa kruipt bij Virginia in bed om haar tijdens haar waanzinnige periodes te troosten, wat ook nogal merkwaardige seksuele escapades tot gevolg heeft: “… De muren van het rusthuis verdwijnen terwijl we terugkeren naar de tijd dat we als kleine meisjes op de kinderslaapkamer lagen. Jij bent mijn geitje, mijn wombat, mijn muis. Ik streel je zijdezachte vacht en voel je neus over mijn wang wrijven. Jouw gretige apenlippen zijn vraatzuchtig en je tanden knabbelen speels aan mijn hals. Ik breng mijn hand omhoog om mijn jurk open te maken, en jouw babymond sabbelt aan mijn borst. Ik ben je moeder de dolfijn, glanzend en plakkerig van jouw zoenen. Ik neem je diep mee de zee in, waar niemand ons kwaad kan doen…”. In haar dromen vermoordt Vanessa haar vader: “… Soms steek ik Vader neer met een mes, soms smoor ik hem met een kussen, soms sterft hij aan een dodelijk mengsel van medicijnen dat ik uit flesjes op zijn nachtkastje schenk…”. Ze is blij als hij dood gaat. Ook Stella sterft. Vanessa vertelt over een bezoek aan Parijs, waar ze de gewaagde schilderijen van Manet leert kennen. Met Virginia en hun broertjes Thoby en Adrian verhuist ze naar Bloomsbury, waar ze eindelijk hun vrijheid vieren, en een groep elitaire vrienden om zich heen verzamelen. In eerste instantie voornamelijk homoseksuele kennissen van Thoby: “… die flikkers, zoals jij ze plagerig noemde…”. Bij hen kunnen ze worden die ze zijn. Ze “…staken de tolerante hand van de vriendschap uit tot voorbij het masker van onze sekse. Ze begeleidden ons op onze ontdekkingsreis naar onszelf…”. Maar ook Thoby zal sterven.

Het effect van kleur
Prachtig schrijft Seller over de totstandkoming van Vanessa’s schilderijen als “Abstract Painting”(1914): “… Een wand van oranje die opvlamt in de zon, de gloed van hete kolen. Mijn kleuren hebben de glans van zijde, de ruwheid van jute. In de rechterbovenhoek van mijn schilderij staat een lichtroze vierkant met een blauwe rand erom. Het contrast tussen het roze en oranje is heftig, spannend, zalig. Ik temper het door een lik wit toe te voegen aan het roze, maar slechts een fractie. Ik wil het effect niet wegnemen. Links op het doek schilder ik een aantal rechthoeken. Sommige overlappen elkaar, andere staan op zich. Ik schilder twee ervan blauw – de ene een krachtige aquamarijn, de andere zachter en getemperd met dezelfde zweem wit als het roze. Ik ben slordig met de omtrekken. Ik heb te veel jaren verspild aan verstikkende details. Wat me interesseert is het effect van de kleur. Ik wil de directe gewaarwording, het ononderbroken panorama van vorm en kleur als je een kamer binnenkomt. Midden op het doek schilder ik één enkele rechthoek. Hij heeft een volle, karmozijnrode kleur met sporen donkerder vermiljoen. Het wervelt en steekt sissend af tegen het oranje. Het is het logische gevolg van Vader, het tegengif tegen alles wat we achter ons hebben gelaten. Ik geniet van het lef dat eruit spreekt. Nu richt ik me op de twee resterende rechthoeken. De ene schilder ik groen, een blauwig saliegroen, licht krijtachtig. Voor de ander kies ik diep bordeauxrood…”. Verschillende kleuren rood stoten elkaar af of versterken elkaar. Oranje wijkt terug voor hun kracht. “… Op dit moment identificeer ik me met de middelste rechthoek. Ik ben roekeloos. Ik schep de ruimte die ik nodig heb. In mijn huis zwaai ik de scepter…”. En over een liggend “Nude with Poppies” (1916): “… Ik buig de armen boven het hoofd, in precies dezelfde kromming, herhaal de ronding bij de borsten en dijen, die dicht tegen de romp zijn getrokken. Ik leg mijn figuur neer op slordige golven blauw. Ik wil de indruk wekken dat ze zweeft, in het water misschien, of in de lucht. Ik speel met kleuren. Ik meng grijs en wit met roze, voeg toetsen violet en goud toe...”. En even verder: “… Ik besluit de realiteit helemaal te laten varen. Mijn penseel hunkert naar rood. Ik knijp karmozijn op mijn palet en meng het met mijn mes. Ditmaal schilder ik bollen. Ik maak klaprozen van de cirkels, enorme wijdopen bloemen. De zwarte meeldraden vormen een heldere kring in het rood. Er ontbreekt nog steeds iets. Er zit nog zwart op mijn penseel van de meeldraden en ik trek een lijn tussen de klaprozen om ze met elkaar te verbinden. Ik stap achteruit en kijk nog eens. Ja, de draad maakt er een geheel van. Mijn schilderij is af…”.

Opoffering

Vanessa trouwt met de kunstcriticus Clive Bell, een slampamper van een vent, die zich van haar verwijdert als ze zwanger raakt van haar eerste zoon Julian, maar nooit officieel van haar zal scheiden. Ook van hun tweede zoon, Quentin, wil Clive niets weten. Onder het mom van ‘de noodzaak van zelfontplooiing’ en ‘de huichelachtigheid van conventies’ is hij gewoon een onvolwassen viespeuk die zijn eigen gang wil gaan. En Vanessa offert zich op – zoals zoveel vrouwen. Een ‘open huwelijk’: wat een ellende. Ze trekt zich met de kinderen terug op het platteland, waar ze samen met Vanessa het spookhuis “Asheham” huurt. Roger Fry, een kunstschilder- en criticus, ontfermt zich over haar als ze moeizaam opknapt van haar tweede bevalling. Maar Vanessa kan zich niet aan hem geven: “… Zijn liefde is als een klooster, verstikkend en saai…”. In plaats daarvan wordt ze verliefd op de onbereikbare homoseksuele schilder Duncan Grant. Precies tegengesteld aan haar zuster trouwt Virginia ondertussen met de schrijver en uitgever Leonard Woolf en wordt wél heel gelukkig. Hoewel zij weer niet van seks houdt, waar Leonard blijkbaar genoegen mee neemt. Je zou bijna tot de conclusie komen dat zinnelijkheid alleen maar rottigheid teweeg brengt. Om Duncan om zich heen te hebben neemt Vanessa ook zijn geliefde Bunny bij haar in huis. Over de schilderijen die ze allebei van hem maken: “… Als we de twee portretten na afloop met elkaar vergelijken, schrijf ik het mijne af als een mislukking. Terwijl dat van Duncan een studie is van een aantrekkelijke, potente jongeman, is het mijne een karikatuur van een vadsig, flets joch. Duncans weergave van Bunny’s naakte torso getuigt van aantrekkingskracht en vitaliteit, zijn uitwerking van Bunny’s gezicht van energie en tederheid. In de mijne vloeken de kleurvlakken met elkaar, grof gekliederd met roze, citroengeel, bruin. De banen groen die ik in mijn vleestonen heb gemengd geven Bunny’s huid een ziekelijke aanblik. Zijn ogen zijn niet meer dan stippen, zinspelend op zwakte, egoïme, zelfs hebzucht. Ik realiseer me dat ik mijn eigen jaloezie heb geschilderd…”. Ook haar eigen kroost is af en toe onhandelbaar. Vanessa komt bij me over als een moederkloek die het haar verwende kuikens aan niets laat ontbreken. Als de oorlog uitbreekt weet ze vervangende dienstplicht voor de gewetensbezwaarde Duncan en Bunny te regelen. In plaats van te vechten werken zich te barsten op een boerderij.

Hypersensitief
Uiteindelijk komt het hele gezelschap in het Bloomsbury huis "Charleston" terecht, waar Vanessa nooit meer weg zal gaan. Het interieur beschildert ze prachtig. Samen met Duncan. Het is nog steeds open voor publiek: zie hier. Er ontstaat een kluwen van onoverzichtelijke liefdesrelaties. Bunny wil met Vanessa slapen, en met nog andere vrouwen. Om Duncan te troosten neemt Vanessa hem mee in bed. Uit deze verhouding wordt een dochtertje geboren die zonder meer geaccepteerd wordt door haar wettige echtgenoot Clive. Angelica: “… Ze is een geschenk uit de hemel, een engel, een gebed dat is verhoord…”. Volg je het nog? Virginia en Leonard beginnen een drukkerij en in de loop der tijd trouwen bijna alle homo’s uit de Bloomsbury groep met een vrouw. Er hoeft maar iets te gebeuren of ook Vanessa stort af en toe, gekweld door haar levenslange gevoelens voor Duncan en haar jaloezie richting Virginia, geestelijk in. De titel “Vanessa & Virginia” is een tikkeltje misleidend. Het is een hypersensitieve kunstenaarsroman die voornamelijk om Vanessa draait. Meer van haar werk: zie hier.

Uitgave: Artemis & Co – 2009, vertaling Lucie van Rooijen, 239 blz., ISBN 978 904 720 121 2, €14,90 Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten