Subtitel: Een reis onder het oppervlak
“… Alle rivieren stromen naar de zee, toch raakt de zee niet vol. De rivieren keren om, ze gaan weer naar de plaats vanwaar ze komen, en beginnen weer opnieuw te stromen. Alles is vermoeiend, zozeer dat er geen woorden voor te vinden zijn. De ogen van de mens kijken, en vinden geen rust, zijn oren horen, en ze blijven horen. Wat er was, zal er altijd weer zijn, wat er is gedaan, zal altijd weer worden gedaan. Er is niets nieuws onder de zon…” – Prediker 1: 7-9
Ik ontdek nog steeds onbekende schrijvers waar ik ontzettend blij van word, omdat ze nieuwe werelden voor mij openen. Opvallend aan Olivia Laing (zie mijn vorige blog) is haar associatieve manier van schrijven. Een enorm speels en creatief proces dat altijd verrassend blijft. Je weet nooit waar het uitkomt of eindigt. Ik vond nóg een boek van haar: “Naar de rivier”. Het gaat om haar debuut. Ze onderneemt daarin een voettocht langs de Ouse, de rivier waarin Virginia Woolf in 1941 zichzelf verdronk. Gaandeweg vertelt Laing van alles over Woolf en een hoop andere Britse auteurs. Ook dit verhaal is geboren uit liefdesverdriet. Schrijft Laing na iedere verbroken relatie als therapie een boek? Ze vertelt net zo verbazingwekkend gedreven over de natuur als het stadsleven. Het eerste lijkt mij veel moeilijker, omdat de natuur nu eenmaal geen feedback geeft en daarin voor het oog veel minder gebeurt. Alles komt aan op je eigen gevoel voor schoonheid.
Verdwijnen
Laing houdt van rivieren. Ze vertelt hoe ze in de vallende avond de Ouse ruikt terwijl ze nog niets ziet, omdat de rivier door een open veld stroomt: “… een koude, groene lucht die op de aanwezigheid van wild water duidt…”. Ik bedoel maar. Iedereen die in de buurt van een rivier woont weet waar ze het over heeft, maar probeer het maar eens óp te schrijven. “… Rivieren worden omgeven door een mysterie dat ons aantrekt, want ze wellen op uit verborgen plekken en volgen routes die er morgen niet altijd meer zullen zijn. Een rivier heeft, anders dan een meer of de zee, een bestemming en de zekerheid waarmee ze zich een weg baant geeft haar iets troostrijks, zeker voor hen die het vertrouwen in waar ze zelf heen willen zijn kwijtgeraakt…”. In één moeite door heeft ze het over de Eufraat en de Tigris waar steden als Sumer en Babylon tot bloei kwamen, de Nijl in het oude Egypte: “… de heerbaan tussen leven en dood…” die tevens “… een duo vormde met de sterrenstroom aan de hemel die tegenwoordig de melkweg wordt genoemd…”, de Indusvlakte, de Gele Rivier, en de rivier in Joseph Conrad’s “Heart of Darkness”. Eigenlijk wil Laing gewoon ‘verdwijnen’; zoals Virginia Woolf ‘verdween’ in haar schrijfproces. Zoals je met een soepele duik ‘verdwijnt’ onder de waterspiegel: “… Ik zat in mijn warme kamertje en zag mezelf als de leerling-ontsnappingskunstenaar die Houdini bestudeerde…”. Ik denk ook associatief. Mijn gedachten gaan vanzelf naar het laatste verpletterende boek vol essays van Joost Zwagerman, "De stilte van het licht", dat ik gewoonweg niet kan bespreken. Daarin wijdt hij een heel hoofdstuk aan ‘verdwijningen’ in de literatuur. Waarna hij zelf voorgoed verdween. Het stemt mij verdrietig. Laing weet ook wel dat een ‘verdwijntruc’ van heel ‘onheilspellende aard’ kan zijn. Hetgeen allemaal weer overeenkomt met de visie van veel psychologen dat zelfmoordenaars niet zozeer dood willen, als wel het leven dat ze leiden onverdraaglijk vinden. Dan ga je op zoek naar een betere plek.
Sterk als de dood is de liefde
Op de 21ste juni, de langste dag van het jaar, begint Laing aan haar tocht tijdens een hittegolfweek: “… De lucht leek wel gestolde gelei die bibberde als ik ertegenaan duwde…”. Niet erg op haar gemak - ze begeeft zich op verboden, want privéterrein - zoekt ze naar de oorsprong van de Ouse. Die is niet exact vast te stellen, omdat het uit een drassig stroompje bestaat dat overtollig water afvoert uit de omgeving. Aangezien het land rondom op dat moment kurkdroog is vanwege de warmte zal het slootje er op een ander tijdstip waarschijnlijk heel anders uit zien. Laing: “… Rivierbronnen zijn vaak met taboes beladen en al hebben ze nog zo’n griezelige schoonheid, voor de mens zijn ze geen verstandige pleisterplaats; dat is althans wat de mythologie erover zegt…”. Vervolgens vertelt ze het verhaal over de ziener Tiresias die met blindheid werd geslagen toen hij de godin Athene in een bron zag baden. Vandaar dat liefde blind is? Terwijl ze in het gras ligt en met haar ogen dicht naar het gonzen van bijen luistert ontvalt haar dat Virginia Woolf mischien ‘meer van een wesp dan een bij’ had. Ze heeft het over een ontbijt de volgende ochtend met ‘metallic glanzende tomaten’. En over de High Weald, ‘een vreemd middeleeuws gebied’ waar ze doorheen komt. Ooit het grootste oerbos van Engeland: “… De Weald was de bakermat van een enigszins alchemistische industrie van houtskoolbranderijen, ijzersmelterijen en de productie van potasglas…”. Op een fantastische manier doet Laing de geschiedenis uit de doeken betreffende de overblijfselen van dinosaurussen die hier zijn gevonden. Hoe een geobsedeerde hobby-geoloog, Gideon Mantell, in het begin van de negentiende eeuw ging beseffen dat hij “… misschien toevallig op de resten was gestuit van een tropische wereld die onvoorstelbaar lang geleden was verzwolgen door een zee die intussen zelf ook weer geruime tijd verdwenen was…”. Wat ze weer verbindt met het laatste boek van Virginia Woolf, “Between the Acts”, waarin ook een visioen van een prehistorische wereld opdoemt. Evenals een aanvoelen van de Tweede Wereldoorlog die komen gaat: “… Erna komt het geweld, dat is duidelijk, maar er zal ook liefde zijn, want dat zijn de hoofdstromen van de ervaring in een wereld die er lang was voor de mens het podium beklom en begon te spreken…”. Eros en Tanathos. Sterk als de dood is de liefde.
Midzomernachtdroom
23 juni: “… de dag voor midzomer die eindigt in de nacht waarin Shakespeares droom alles op zijn kop zet…”. En even verder: “… Midzomernacht is van oudsher een van de momenten geweest waarop naar verluidt de kloof tussen de werelden smaller werd. Dat werd gevierd met vreugdevuren en wilde dans; de mensen verzamelden dan ook het bijna onzichtbare varenzaad, dat degene die het bij zich droeg onzichtbaar kon maken…”. Als je het hebt over ‘verdwijnen’! Die nacht droomt ze over literaire rivieren die door werelden stromen die zowel echt als onecht zijn: “… Eliots bruine god was erbij, de Liffey van Joyce, de naar pruimentaart ruikende Theems uit The Wind in the Willows en de angstaanjagende Aleph uit Coleridges Kubla Khan…”. En even verder: “… Ze stroomden door Dickens, George Eliot en de Bijbel en namen lijken en baby’s in mandjes mee. De Say en de Floss waren erbij, Conrads glinsterend zwarte Congo, de snelle forellenstromen van Hemingway en MacLean, de Mississippi uit Huck Finn en de Theems uit The Waste Land en van Virginia Woolf…”. Ze vertelt uitgebreid over Kenneth Grahame, de geestelijk nooit volwassen geworden schrijver van “The Wind in the Willows”, die evenals Virginia Woolf, tot zijn verdriet niet door mocht leren. In 1879 werd hij bediende bij de Bank of England: “… Volgens Alison Prince, Grahames meest recente biografe, was het niets bijzonders om er in de toiletten een bankmedewerker aan te treffen die een net op de markt gekocht schaap aan het slachten was. In de toiletten werden ook hondengevechten gehouden, die zozeer bij de bedrijfscultuur hoorden dat de stoerdere werknemers hun vechthond geketend aan hun bureau in gereedheid hielden. Dronkenschap kwam veel voor, gewerkt werd er nauwelijks en over het algemeen gedroeg men zich blijkbaar even louche en losbandig als de hedgefondsbeheerders en valutahandelaren van tegenwoordig…”. Beiden gaf het gebrek aan opleiding hen een soms benauwend, soms bevrijdend gevoel een buitenstaander te zijn. Woolf: “… Ingewijden schrijven kleurloos Engels. Ze zijn voortbrengselen van de universitaire machine. Ik respecteer hen (…) Ze doen uitstekend dienst, net als Romeinse wegen. Maar ze mijden de bossen en de dwaallichtjes…”. "The Children's Book" van A.S. Byatt komt voorbij. Evenals “Alice’s Adventures in Wonderland” van Lewis Caroll. Een item gaat over de dement geworden schrijfster Iris Murdoch.
Trance
Een stuk bos dat over een halve hectare is afgekapt doet haar door het bevreemdende effect denken aan de hel: “… Het Engelse woord ‘hell’ komt van het Angelsaksische helan, dat ‘verbergen’ betekent en net als het Nederlandse ‘hel’ is het verwant aan hol en holte. De hel, het hiernamaals van de Noormannen, was een verborgen plek, zoals het land van de doden hoorde te zijn. In overeenstemming daarmee hadden de Grieken hun Hades, dat ‘ongezien’ betekent; de Romeinen hadden Dis…”. In de klassieke mythologie zijn de stervelingen die een reis naar de onderwereld ondernemen op zo ongeveer een hand te tellen : Aeneas, Odysseus, Orpheus, Hercules, Psyche. Ook komt de rol van de Hades in de folklore van Britse bodem aan bod. Volgens Sartre zijn ‘de anderen’ de hel en drie eeuwen voor hem zei Shakespeare: “… De hel is leeg en alle duivels zijn hier…”. En dan heb je nog de hel van Dante. Laing vertelt hoe ze al lopend in trance raakt: “… Over deze mysterieuze gemoedstoestand is, gek genoeg, door zowel Kenneth Grahame als Virginia Woolf vol lof geschreven; beiden beschouwden haar als nauw verwant met de inspiratie die nodig is voor het schrijven. ‘Dit bijzondere geschenk van de natuur aan de wandelaar,’ legt Grahame uit in een essay, ‘dat hij krijgt door de semimechanische activiteit van het lopen – en dat nooit in deze mate door andere vormen van lichamelijke oefening kan worden verkregen – geeft de geest een zetje, maakt hem loslippig, geëxalteerd, misschien een beetje geschift, maar beslist creatief en hypergevoelig, tot hij inderdaad uittreedt en als het ware met je praat terwijl jij terugpraat.’ En Woolf schreef dromerig over hoe ze boven op de Downs haar boeken ‘kwebbelde’ en de woorden naar buiten stroomden terwijl ze met ferme pas half delirisch in de middagzon liep…”. Laing is jaloers op het gezichtsvermogen van roofvogels: “… Mijn zicht is 20:20 en dat is scherp voor een mens. De wereld van een havik, die 20:5 heeft, is dan ook naar verhouding uitvergroot. Geen naald in een hooiberg die aan zijn blik ontsnapt. Ook het spectrum waarover het roofvogeloog kan beschikken is veel groter dan dat van een mens. Wij doen het met drie kleurenreceptoren, maar zij hebben er vijf, wat betekent dat ze bijvoorbeeld ultraviolet licht kunnen zien en dus muizen kunnen opsporen aan de hand van het ultraviolette schijnsel in hun urine. Een havik kan ook echt geel zien, terwijl de mens niet in staat is om vast te stellen of de kleur van een paardenbloem het geel van het spectrum is of uit gelijke delen groen en rood bestaat…”. Maar ja, misschien is meer zien ook niet alles: “… Mijn gezichtsvermogen is al overrompelend genoeg; met twee receptoren erbij zou het verpletterend zijn…”. Ze herinnert zich een fenomenaal verhaal van haar ex-vriendje: “… Hij had het over de ruimte die materie inneemt. Bijna alle materie in je lichaam, zei hij – en daarmee bedoelde hij 99,97 procent – beslaat het volume van een minuscuul stofdeeltje dat zo klein is dat je het niet kunt zien. Dat we zelf niet zo klein zijn hebben we te danken aan het hele kleine beetje restmaterie, dat bestaat uit elektronenorbitalen. Dat zijn bijna gewichtloze, geladen banen die hun ruimte heel fanatiek bewaken en ons lichaam wordt als het ware door die banen opgebouwd, niet door onze beenderen. Dit op zich al verbazingwekkende feit kan verder worden uitgewerkt. 99,9 procent van de materie van alle zes miljard menselijke lichamen op deze planeet neemt niet meer ruimte in dan één suikerklontje. En de planeet zelf is een wolk rondwervelende lading met daarin verspreid een handvol protonen…”. Oh God my Lord; How great Thou art.
Koning, keizer, admiraal
De reis is niet altijd even fijn. Een gebied waar in de dertiende eeuw de slag bij Lewes is uitgevochten ervaart Laing bijna als ‘giftig’: “… ‘Zou het mogelijk zijn,’ vraagt Woolf eerder in dezelfde passage, ‘dat dingen die we heel intens hebben ervaren losstaan van onze geest’; in feite blijven voortbestaan?’ Ook spokenjagers gaan ervan uit dat de bodem niet alleen gouden munten, maar ook gebeurtenissen verbergt die, onzichtbaar voor het oog, kleine onderbrekingen in het magnetische veld veroorzaken…”. Het bloed in haar aderen voelt aan als ‘kwik’. Omstandig vertelt ze over de dood van Simon de Montfort, een van de aanstichters: “… Op een merkwaardige tekening die tegenwoordig in het British Museum hangt, is iets van de gebeurtenissen te zien. Simons hoofd, handen, voeten en geslacht zijn afgehakt en op de tekening ligt alles, ook zijn krulhaar, naast hem terwijl het bloed uit zijn hals kruipt. Zijn ballen – niet te zien op de tekening – werden over zijn neus gehangen en in zijn mond gepropt, waarop het geheel in een doek werd gewikkeld en naar de echtgenote van de royalistische ridder Roger Montimore gebracht die volgens de overlevering deze schunnige relikwie tijdens haar gebed in de kerk in ontvangst nam…”. Dan even tussendoor: “… Ik zag geen schotzalm meer…”. Om vervolgens verder te gaan: “… Hoe komt het toch dat mannen die een koning tot de orde hebben geroepen, aan stukken gereten moesten worden? Ook Thomas Cromwell, die wat visie, arrogantie en scherpzinnigheid aangaat veel met De Montfort gemeen had, stierf een bloedige dood nadat hij bij Hendrik VIII uit de gratie was geraakt. Zijn hoofd werd afgehakt en gekookt en wat er nog van over was werd op een staak op de London Bridge gezet, nadrukkelijk wegkijkend van zijn geliefde stad. En hoewel Olivier Cromwell, die de oorlog won die hij tegen koning Karel voerde, in bed stierf, mogelijk aan de gevolgen van sepsis, werd zijn lijk drie jaar later opgegraven en postuum geëxecuteerd. Het stinkende hoofd stond maanden op een staak voor de Westminster Hall, het gebouw dat Hendrik III zo mooi vond. Niemand hoeft medelijden te hebben met Oliver, de oude ‘Ironsides’, maar er spreekt iets heel primitiefs uit de behoefte iemand zo volkomen in stukken te hakken dat koning, keizer noch admiraal er ooit weer één geheel van kon maken…”.
Laf of dapper
Terwijl Laing het museum en kasteel van Lewes bezoekt vertelt ze niet alleen buitengewoon ironisch over de falsificaties rond de Piltdown-mens die in deze streek zou zijn gevonden, maar ook over de overstroming in 2000, die weer aanleiding geeft tot memoires over de strijd tegen het water door de eeuwen heen. Een eindeloos verhaal over moeitevolle moerasdrooglegging en volhardende landwinning. Ze heeft het over onderwaterwerelden. Ze schrijft over de rol van water, dat veelvuldig door het werk van Virginia Woolf sijpelt. We komen allemaal uit water voort, verlangen we er daarom zo naar terug? “… Laat me je meevoeren, zegt het water. Ontspan je, laat me begaan. Lever je aan me over en ik laat je deinen, maar let wel, deinen komt dicht in de buurt van verdwijnen…”. Soms willen we onszelf vergeten: “… Iemand die haar eigen leed niet vermoedt, lijdt niet, want ‘lijden’ betekent ‘verdragen’ en de basis daarvan, ‘dragen’, veronderstelt dat ze zich ervan bewust is. In de ene toestand wendt ze zich af van het leed, in de andere ondergaat ze het, torst ze het mee. Is dat het moment van zelfdoding, wanneer het leed dat moet worden verdragen zo indringend is dat het iemands draagkracht ondermijnt en vergetelheid de enige oplossing is? …”. Ik vraag me af hoe dat zich verhoudt tot het feit dat je pas echt volmaakt gelukkig bent op het moment dat je jezelf vergeet. Wanneer je volkomen opgaat in wat je doet. Al is het maar zoiets stoms als fluitend je auto wassen. Laing lijkt haar boek over ‘eenzaamheid’ (zie mijn vorige blog) in dit debuut al aan te kondigen: “… Ik vind de mens zo verbijsterend alleen. Hij kan zijn soortgenoten spreken, zien en aanraken, maar het beeldtheater in zijn hoofd krijgt alleen hij te zien en geen medium ter wereld is in staat de glans en snelheid daarvan getrouw te regisseren…”. Laing, die de klimaatverandering erg ter harte gaat, over de inspanningen om de grote trapgans weer terug te krijgen in het gebied: “… Het project betrof vogels die als kuikens uit Rusland zijn gehaald en werden grootgebracht met behulp van een pop in de vorm van de kop van de moedervogel, terwijl de onderzoekers die met de vogels in aanraking kwamen een vormloos, reflecterend pak droegen dat hun menselijke gestalte aan het oog onttrok. Waarmee wat mij betreft de uiterste drempel van de evolutie wel is bereikt. Of zou God echt zoiets in gedachten hebben gehad toen hij de mens opdroeg ‘de wereld te bevolken’?...”. De rooms-katholiek opgevoede Laing kan zich vinden in de filosofie van Leonard Woolf, de partner van Virginia, die faliekant de gedachte aan een leven na de dood verwierp, met het argument dat het geloof in een hiernamaals een zoethoudertje is voor laffe mensen. Ik denk persoonlijk dat het anno 2018 dapperder is om tegen de stroom in te geloven in de God van de Bijbel, dan niet te geloven. Ik hoef maar te wijzen op het lot van de Pakistaanse christen Asia Bibi die de gemoederen momenteel danig bezig houdt. Desondanks: wát een boek!
Uitgave: De Bezige Bij – 2011, vertaling Laura van Campenhout, 304 blz., ISBN 978 902 346 609 3, € 12,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten