vrijdag 9 juli 2021

Alle verstand te boven – Cees Dekker (red.)

 


Subtitel: 22 wetenschappers over hun leven, werk en God

 

Een tijdje geleden besprak ik “Geleerd & gelovig” uit 2008, een bundel essays van gelovige wetenschappers die beschrijven wat God betekent in hun loopbaan. Omdat het boek inmiddels gedateerd is en er een nieuwe generatie academici aantrad, heeft Cees Dekker een vervolg het licht laten zien: “Alle verstand te boven”. Geloven mensen nog steeds op dezelfde manier? Is er in ruim een decennium wat veranderd? Ik vind van wel, alhoewel het natuurlijk net zo goed aan het type personen kan liggen dat hun zegje doet. Het viel mij op dat de hedendaagse westerse gelovige vooral de rationele kant van het christendom verwoordt. Dat is natuurlijk niet zo raar als het om intellectuelen gaat. Ook draait het veel om de sociale context waarin het geloof gestalte krijgt. De meeste academici hebben het christendom van huis uit meegekregen, een jeugd achter de rug waarin ze via allerlei christelijke clubs in aanraking kwamen met gelovige vriendjes en vriendinnetjes en zo als vanzelf integreerden in de kerk, waar ze vanwege hun intellectuele vorming inmiddels vaak preekdiensten vervullen. De spirituele dan wel mystieke kant van het geloof, dat mij persoonlijk sterk triggert, komt veel minder aan bod. Daarvoor moet je echt bij de verhalen van emigranten als de Russisch-Joodse fysicus Mikhail Katsnelson en de Nigeriaanse Nanowetenschapper Peter Ngene zijn. Voor mijn gevoel was dat in “Geleerd & gelovig” anders. Dezelfde sterk extraverte gerichtheid ontwaar ik trouwens ook in de moderne literatuur die ik nu al zo’n tien jaar volg. Het lijkt er op dat wij westerlingen in de loop van de tijd veranderen. Onze geestelijk ontwikkeling een bepaalde kant op stuurt (zie ook psychiater Jan Hendrik van den Berg en zijn ‘metabletica’ of ‘leer der veranderingen’). Dat is precies wat mij mateloos boeit. Zal ik het nog meemaken dat het rationalisme zover doorschiet dat de wal het schip keert en er meer ruimte komt voor mystiek? Of marcheren wij straks als halve robots rücksichtslos de technische artificiële digitale toekomst in? En zal er dan nog geloof worden gevonden (Lucas 18 vers 8)? Ik ga alle wetenschappers even kort langs.

 

De ontdekking van de hemel

Vrouwen lijken meer met spiritualiteit te hebben dan mannen. Zie ook Lody van de Kamp en Oumaima Al Abdellaoui die in “Over muren heen” vertellen dat vrouwen volgens het Jodendom en de islam dichter bij God staan. Dr. Martine Veldhuizen (1980), gespecialiseerd in middeleeuwse letterkunde: “… In de eenvoud van de stilte is mijn geloof begonnen…”. Als christelijk opgevoede puber verzeilde ze in de oecumenische kloostergemeenschap Taizé in Zwitserland voor een stilteretraite. Pas tijdens de allerlaatste avonddienst, toen ze, terwijl je een speld kon horen vallen, tussen honderden andere jongeren van over de hele wereld met een brandende kaars in haar handen stond, overkwam haar een overweldigend besef van Goddelijke aanwezigheid. Ze verbindt de gebeurtenis met het middeleeuwse wereldbeeld waarin de ‘harmonie der sferen’ vol muziek, licht en schoonheid een grote rol speelt. “… Wat mij als wetenschapper fascineert aan dit thema is de verbinding met nu. Het besef dat woorden scheppende én vernietigende kracht kunnen hebben, zie ik terug in films, talkshows, boeken en betogen…”  (zie ook dr. Anne Terruwe in “De frustratieneurose” over ‘zegenen’ versus ‘vloeken’ dan wel ‘bevestigen’ versus ‘afbreken’ en de rol van geluid in de moderne kwantumfysica). Over Veldhuizens verbeeldingskracht inzake haar in 2015 overleden dochtertje Hannah: “… Op de herdenking van haar sterfdag dit jaar zag ik een muziekdoosje voor me. Hannah en ik openden het voorzichtig. We keken naar de ballerina die draaide om haar as en luisterde naar het Zwanenmeer van Tsjaikovski. Toen keek ik in het spiegeltje aan de binnenkant van het deksel. Even kruisten onze blikken…”. Het doet me denken aan de oude predikant F. de Graaff die vaak zei: ‘De hemel is vlakbij’…

 

Anders

Hersenwetenschapper dr. Susanne J. van Veluw (1987) vertelt hoe theologie haar naast  de studie psychobiologie ‘een breder perspectief’ gaf. Astronoom prof. Dr. Heino Falcke (1966) maakte met zijn team de eerste foto van een zwart gat. Hij noemt zichzelf ‘een beetje een nerd’. De Bijbelse connotatie dat gelovigen ‘niet van deze wereld zijn’ heeft hem sterk geholpen zijn ‘anders-zijn’ te accepteren. Hij vertelt dat de Bijbelverhalen voor hem gingen leven toen hij als vijftienjarige mee begon te helpen in kerkdiensten voor kinderen. Na een zondags bijscholingsgesprek werd hij op een maandagochtend wakker, een uurtje voor de school begon, en ineens overspoeld door het gevoel: "… God is echt, Hij houdt van me! God is liefde...". Dit werd het begin van zijn geestelijke zoektocht. Falcke waarschuwt voor een statisch Godsbeeld: “… Geloof is continu in ontwikkeling, net als alles om ons heen. De wereld ontwikkelt zich, mensen ontwikkelen zich, en ook jouw beeld van God moet zich ontwikkelen…”. Even verder: “… Net zoals jouw leven verandert, verandert ook jouw voorstelling van God en jouw leven met God een beetje. Je ziet steeds andere kanten van God…”. Hij pleit er dan ook voor gelovigen die ruimte te gunnen: “… bedenk wel: je hebt nooit een volledige beschrijving en begrip van God…”.

 

Primitief ongeloof

De Vlaamse katholiek prof. dr. Rik Torfs (1956) specialiseerde zich in kerkelijk recht. Zijn gevatte manier van uitdrukken doet een beetje denken aan Chesterton. Hij heeft het over zijn ‘prachtige vak’ als een ‘grenswetenschap’: “… tussen de inspiratie van het geloof en de techniek van het recht. Tussen de bevlogen ideeën van de mens en de tekortkomingen in de praktijk…”. Het adagium van Anselmus van Canterburry betekent veel voor hem: fides quaerens intellectum / het geloof streeft naar redelijk inzicht. “… Geloof kun je veinzen, kennis niet. Vandaar wellicht mijn lichte voorkeur voor geloof. Al vind ik kennis verschrikkelijk belangrijk, wees gerust…”. En even verder: “… Nooit zag ik ze als concurrenten. Dat laatste is naar mijn aanvoelen enkel mogelijk als zowel de wetenschap als God intrinsiek worden onderschat…”. Je kijkt met “… andere ogen naar dezelfde werkelijkheid…”. Als je de verrijzenis, die hij evenals Paulus de belangrijkste geloofsact noemt, wetenschappelijk onmogelijk acht, heb je misschien een juist beeld van de wetenschap, maar níet van de opstanding: “… geloof in de opstanding kan nooit anti-wetenschappelijk zijn. Omdat het van een andere, onbekende dimensie is…”. Ieder definitief antwoord over wie God is doet Hem tekort. Omdat we altijd te maken hebben met een “… storend reductionisme…” waardoor we Hem “…verengen tot wat we zelf kunnen vatten…” (hij heeft het over een Hij hoewel hij ook wel weet dat God geen Hij of Zij is, maar bij Hij denk je niet gelijk aan een man - bij Zij denk je daarentegen wel direct aan een vrouw). Hij kan het verdwijnen van het geloof en daarmee het ‘brede denken’ vreselijk missen: “… De langzame verdwijning van filosofie en levensbeschouwing uit universitaire curricula zie ik niet als een overwinning van het wetenschappelijke denken, maar juist als een nederlaag. Vragen niet langer stellen is immers nooit een succes. De wereld wordt er kleiner door, een deel van de werkelijkheid verdwijnt uit beeld…” (zie mijn intro). Volgens Torfs zegt “… de recente hunkering naar ongeloof…” op zichzelf niets over het bestaan van God. Aangaande de secularisering in de samenleving, wat voornamelijk een westers fenomeen is: “… Vloeit zij voort uit een verminderd godsgeloof, of is dat laatste eerder een gevolg van een gebrek aan dynamiek en levenskracht in het algemeen?...”.  En even verder: “… dat vele academici vandaag een primitief ongeloof belijden, zie ik niet als een ontgoochelend gegeven, maar juist als een aansporing om zelf nooit de tijdgeest als leidraad te nemen, want om te denken zoals de meerderheid hoef je helemaal niet te denken…”. Aan het eind van zijn betoog laconiek: “… Zo denk ik erover. Maar wat als alles wat hierboven staat geschreven pure onzin is en ik mij al een heel leven lang onophoudelijk vergis? Dan weet ik zeker dat God het niet erg vindt…”.

 

Wars van alle zweverigheid

Ik citeer de eerste alinea van het artikel van prof. dr. Gert Jan C. Veenstra (1969), hoogleraar moleculaire ontwikkelingsbiologie, omdat ik er echt tranen van in mijn ogen krijg: “… ‘Hoe zou jij mijn geloof omschrijven?’ vraag ik haar. ‘Wars van alle zweverigheid’, is het eerste wat ze zegt, zonder een moment te aarzelen. Niet direct wat ik verwachte en mijn gedachten gaan verschillende kanten op. Geloof en zweverigheid gaan vaak samen. Soms lijkt het wel: hoe zweveriger hoe geloviger. Ik vraag: ‘Bedoel je… minder gelovig?’ Ze volgt mijn gedachtesprong moeiteloos. ‘Nou nee, meer dat rationaliteit meer op de voorsprong treedt dan gevoel bij jou.’ Ik laat een korte stilte vallen. ‘Net als tussen ons?’ Ze glimlacht. ‘Er zijn verschillende talen van de liefde…’. Dit is haar ten voeten uit: een eerlijke spiegel combinerend met liefdevolle acceptatie. God, wat houd ik van haar, de liefde van mijn leven met wie ik al dertig jaar samen ben.’ …”. Dr. Marie-Eve Aubin-Tam (1979), universitair hoofddocent bij de afdeling Bionanoscience aan de Technische Universiteit Delft vertelt eenvoudig hoe ze als klein en angstig meisje van zeven naar school liep en Gods stem hoorde die zei: “… Ik luister…”. Dat veranderde haar hele leven. Historicus dr. David Onnekink (1971): “… Wetenschappelijk gezien is God niet aan te wijzen in de geschiedenis en toch hoor ik als christen het ruisen van zijn onzichtbare gewaad in gebeurtenissen…”. Zijn wetenschappelijke visie heeft hij ontleend aan de Amerikaanse historici Dale van Kley en Susan Rosa, die stellen dat religie de lens is (of kan zijn) waardoor mensen hun eigen wereld interpreteren. Het mooie is dat je daardoor ieders overtuiging serieus kunt nemen zonder dat je ze hoeft te onderschrijven.

 

Een geheim dat we kunnen verliezen

Fysicus prof. dr. ir. Aart Nederveen (1974) zegt prachtige dingen over het geloof. Volgens hem is wetenschap ‘een denkwijze’. We leven in een technische wereld waaraan niemand zich kan onttrekken. Met andere woorden: we dénken technisch. Ook over God. Hij waarschuwt voor het ‘raamwerk’ waar christenen God inpassen. De manier waarop we God op een natuurlijke (orthodoxen) dan wel onnatuurlijke (evangelischen) manier in de voorspelbare en berekende wereld dwingen.. “… We moeten afleren over God te spreken als de buurman of als iemand ver weg. In beide gevallen maken we zelf onze eigen voorstelling van God. Van zo’n beetje alles in de wereld hebben wij een plaatje in ons hoofd hoe het ongeveer werkt…”. Maar God komt op een andere manier bij ons binnen. We missen immers het totaaloverzicht: “… We weten niet eens wie we zelf zijn, laat staan wie God is…”. We zijn ‘out of control’. Wij hebben niet de regie. In de Bijbel openbaart God zich vaak op een indirecte en verborgen manier. Zie Mozes. Zie de Emmaüsgangers. We kunnen Gods openbaring niet vastpakken in onze maakbare wereld: “… Geloven lijkt wel meer zwijgen dan spreken…”. Geloven is “… wakker worden in een andere wereld…”. Wakker worden is bij uitstek een gebeurtenis die je niet in de hand hebt. Maar als je wakker bent weet je dat je niet meer slaapt. Tot mijn verrassing concludeert Nederveen gaandeweg dat hij het via een omweg heeft over wat zijn voorgeslacht simpelweg ‘bekering’ noemde. Daar kwam ik in mijn blog over Tim Keller ook uit. “… En wonderen en gebedsgenezing dan? Gods wereld is lastig toegankelijk voor wetenschappelijke analyses en observaties. Als er een wetenschapper naast het graf  van Jezus had gezeten, had hij of zij misschien niets vreemds opgemerkt. Wie niet gelooft, kan geen wonder zien…”. In Gods wereld is het onvoorspelbaarheid troef. Misschien is natuurkunde niet het hele verhaal. Een louter wetenschappelijke blik zit bijna niemand helemaal lekker. De betovering van de wetenschap heeft iets fascinerends en bedreigends tegelijk en het onderscheid tussen die twee kunnen we vaak niet maken. “… De wereld om ons heen heeft een geheim dat ons draagt. Een geheim dat we kunnen verliezen…”. Zie mijn intro.

 

Leven op de rand van een scheermes

Computerwetenschapper prof. dr. ir. Sabine Van Huffel (1958) vertelt hoe een zware rugoperatie op 16-jarige leeftijd haar kijk op het leven voorgoed heeft beïnvloed. Ze lag in het ziekenhuis op een kamer met drie leeftijdsgenootjes die leden aan botkanker. Twee van hen stierven binnen een half jaar. En toch. Met heimwee kijkt ze terug op de pure liefde en vriendschap die ze juist in die periode heeft ervaren. Taizé werd ook voor haar een openbaring. Dat bracht haar op het spoor van de Ignatiaanse spiritualiteit, waardoor ze regelmatig een stilteretraite doorbrengt in een klooster. Van Huffel heeft het over God als bron, diep in ons. Over de ontdekking dat het diepste verlangen in jezelf overeenkomt met God, dat er geen tegenstrijdigheid is. Dat het geluk ín je zit en je het dus altijd met je mee draagt. Voor wie meer wil weten over deze vorm van mystiek verwijs ik graag naar een boekje dat daar onlangs over verscheen: “Vertrouw op je gevoel. Keuzes leren maken met Ignatius van Loyola” van Nikolaas Sintobin, uitgegeven bij Kok boekencentrum. Filosoof en wiskundige dr. ir. Emanuel Rutten (1973) maakte een ontwikkeling door van ‘gedachteloos atheïst’ naar ‘Godgelovige’. Hij werd bekend vanwege zijn ‘Godsargumenten’. In tegenstelling tot de onhaalbare drang naar perfectie van de Griekse filosofen raakte hij onder de indruk van de breekbaarheid en kwetsbaarheid van de mens in het evangelie van Jezus, waar hij mee in aanraking kwam door het werk van Augustinus. Rutten: “… Wij leven op de rand van een scheermes…”. Verander één nano constante in de kosmos en het leven is onmogelijk. Zit daar een bewuste geest achter? Je kunt natuurlijk met een groep jarenlang naast een snelweg gaan staan waar je alleen rode auto’s langs ziet komen, en dan blijven roepen dat het ‘puur toeval’ is. Maar is dat redelijk? Rutten: “… De maatschappij loopt echter altijd achter op de ontwikkelingen binnen de academie. Wijsgerig gezien staat het theïsme steeds sterker, en ik verwacht dat op termijn de gehele samenleving dit zal oppikken…”.

 

Ik hoef het niet te geloven, ik weet het

Voor de Russisch-Joodse fysicus prof. dr. Mikhail Katsnelson (1957) was het geloof vanwege het communisme een ver-van-zijn-bed-show. Kunstenaars als Rembrandt, Dante en Bach maakte hem in zijn jeugd wel nieuwsgierig, maar de meeste boeken die er over het christendom in omloop waren, benaderden religie negatief en maakten godsdienst belachelijk. Pas op de universiteit leerde hij er meer over aan de hand van de rockopera “Jesus Christ Superstar” en Boelgakovs roman “De meester en Margaritha”, waarin het evangelie overigens wordt geduid door de duivel. “… Het sprak voor zich dat je op de universiteit werd gehersenspoeld met de marxistisch-leninistische ideologie, welke studie je ook deed…”. Een vriend spoorde hem aan de “Ethica” van Spinoza en “Science of Logic” van Hegel te lezen: “…ik stond versteld van de hele nieuwe wereld die voor me open ging…”. Spinoza werd beschouwd als een bijna-atheïst en Hegel als een voorloper van Marx. Hun boeken waren toegestaan, in tegenstelling tot het werk van bijvoorbeeld Hume, Machiavelli, Freud of Nietzsche. Hij kreeg ook een oude Bijbel van zijn vriend. Ooit het eigendom van diens oma. Hij las het ademloos. Onder Gorbatsjov kwam er meer openheid en kon Katsnelson ook boeken van Lewis en Chesterton lezen. Begin augustus 1991 overkwam hem een mystieke ervaring die hij onbeschrijflijk noemt: “… Ik kan alleen maar zeggen dat ik na die gebeurtenis Carl Gustav Jung kon citeren, die op de vraag ‘Gelooft u in God?’ antwoordde: ‘Ik hoef het niet te geloven, ik weet het.’…”. En even verder: “… Ik kon niet langer binnen blijven, maar sprong op en rende een paar uur over straat. Toen ik terugkwam, wist ik dat alles was veranderd. Onverwachts had ik God ontmoet, of misschien beter: Hij had mij ontmoet…”. Katsnelson: “… Het kan beangstigend zijn om deze mystieke wereld naast het gewone leven te ontdekken…”. Huiveringwekkend is het te vallen in de handen van de levende God, aldus Hebreeën. “… Je moet zo’n vreemde en krachtige ervaring op een bepaalde manier een plek geven, anders word je er door verteerd. En de beste manier om dat te doen, is door je gewoon in een bepaalde traditie te voegen. Daarmee kies je als het ware een specifieke taal…” (zie ook: “Een dubbelsnoer van licht” van Willem J. Ouweneel).

 

Godsbeelden

Godsdienstpsycholoog prof. dr. Hanneke Schaap-Jonker (1977) focust vooral op Godsbeelden: “… Godsbeelden vormen een kernaspect van religie. Als je weet wie de God is in wie iemand gelooft of niet (meer) gelooft, op wie iemand vertrouwt of met wie iemand worstelt, biedt dat een goed inzicht in zijn of haar geloofsbeleving of levensovertuiging en een kader om het religieuze gedrag (of het afwezig zijn daarvan) te begrijpen…”. Je Godsbeeld ontwikkelt zich voortdurend en verandert in elke levensfase. Van een botsing tussen geloof en wetenschap is bij Schaap geen sprake omdat het volgens haar om twee manieren van ‘kennen’ gaat: ‘hart en hoofd’. Religie steunt en schaadt, vertelt ze. Over het algemeen gaat psychopathologie samen met een negatieve geloofsbeleving en mentale gezondheid met een positieve. Nare ervaringen kunnen geheeld worden door nieuwe positieve ervaringen: daarom is het belangrijk een Christus te zijn voor anderen (zie ook  mijn blog over “De frustratieneurose” van dr. Anna Terruwe). Wiskundige prof. dr. ir. Dick den Hertog (1967) vertelt hoe zijn geloof de kerk overleefde. Wat het gemis van een religieuze dimensie betekent drong sterk tot mij door toen hij “Excellence Without a Soul” van de voormalige decaan van Harvard College, Harry Lewis, las. Harvards missie is veranderd van toponderwijs naar klanttevredenheid, stelt de laatste. Harvard is ‘zielloos’ geworden: de studenten worden niet meer gestimuleerd betekenis te zoeken in hun opleiding. Professor Nederveen, zie hierboven, zou vast zeggen dat Harvard ‘haar geheim heeft verloren’. Natuurkundige prof. dr. ir. Tjerk Oosterkamp (1972): “… Het besef dat ik Gods bestaan net zo min kan bewijzen als het bestaan van een elektron, heeft me juist genoeg geholpen om me aan God over te geven…”.

 

Spitten

Prof. dr. ir. Eveline van Leeuwen (1978) is hoogleraar stedelijke economie en zet zich in voor de leefbare, duurzame stad. Ze ziet een kentering ontstaan van een blind geloof in de markteconomie naar een systeem waarin brede welvaart een belangrijke rol speelt, zodat er ook meer aandacht komt voor de Bijbelse ‘weduwen en wezen’.  Ze heeft het over de ongelijke verdeling van de welvaart en de desastreuze gevolgen van overconsumptie. Je wordt niet gelukkig van meer en meer producten, je wordt gelukkig van ervaringen, weet ze. Scheikundige prof. dr. ir. Krijn de Jong (1954) stelt dat als je geloof je wetenschap wordt, dat vragen is om problemen. Andersom geldt hetzelfde: als wetenschap je geloof wordt. Aan de hand van het Hebreeuwse woord ‘chaqar’ in Spreuken, dat duidt op ‘zoeken in de aarde door te graven’, heeft hij het over ‘spitten’ in de Bijbel, en roept hij op niet uit te gaan van een vaststaand systeem van dogma’s, maar zelf op onderzoek te gaan naar God. Misschien verlies je tijdelijk je geloof. Waarschijnlijker is dat je ongeloof plaats maakt voor een dieper geloof. Biomoleculair wetenschapper prof. dr. Marnix Medema (1986) heeft geen verklaring voor het kwaad: “… Wellicht is zo’n verklaring er wel niet. Immers, als het kwaad echt een goede reden zou hebben en het tot volledige tevredenheid verklaarbaar zou zijn, zou het dan nog wel werkelijk kwaad zijn? Dan zou het toch juist logisch en dus goed zijn?...”. Prof. dr. mr. Jacobine van den Brink (1978) is jurist. In haar verhaal viel me op dat christelijke waarden vooral overeenkomen met ‘vrouwelijke’ waarden. Waar mannen het universitaire leven over het algemeen beleven als ‘topsport’ c.q. een ‘ratrace’, waarbij het gaat om het waarmaken van ambities en competitie belangrijk is, gaan vrouwen voor samenwerking en verbinding.

 

Verlichting

Nano-wetenschapper prof. dr. Peter Ngene (1978) uit Nigeria schreef een indringend essay over spiritualiteit. God is beter te ervaren dan te omschrijven. God geeft ons kracht, iets wat kennis je niet kan geven: “… Ik kan me niet voorstellen dat je een bevredigend leven kunt hebben zonder een relatie met God…”. Hij vertelt dat zijn ouders bij zijn geboorte de traditionele Afrikaanse religie, Omenala, aanhingen. Via familie en vrienden kwam hij in aanraking met het christendom. “… Zelfs in de Afrikaanse traditionele religie is iedere zonde strafbaar. Door het bloed van offerdieren kunnen mensen boetedoen voor hun zonden, al is het geen garantie dat de zonde vergeven wordt na het offer. Maar in Christus is die zekerheid wel…”. Het was een schokkende ervaring voor hem dat in het Westen religie geen rol speelde en atheïsme, humanisme en secularisme de norm waren. Was het geloof in een onzichtbare God achterlijk? Ngene vertelt hoe hij bovennatuurlijke dingen heeft meegemaakt binnen de Afrikaanse religie die het menselijk begrip totaal te buiten gaan: “… Ik had gezien dat mensen die met opzet de wetten van deze religie overtraden op een vreemde of mysterieuze manier om het leven kwamen. Ook herinnerde ik me nog goed dat mensen die iets van iemand in de gemeenschap hadden gestolen en dat ontkenden, helemaal doordraaiden of zelfs stierven nadat ze een eed aflegden in de getuigenbank. Ik heb ook de magie van voodookrachten gezien bij tovenaars…”. In het christendom worden deze krachten toegeschreven aan de duivel. Welnu, als de duivel bestaat, waarom zou dan het tegenovergestelde niet ook bestaan?! Hij wijst er op dat geloven in God niet genoeg is om diepgaande spirituele zaken te doorgronden. Zie de discipelen die wel in Jezus geloofden, maar Hem vaak niet begrepen. Dat gebeurde pas toen ze de Heilige Geest ontvingen. Voor wie niet verlicht wordt door de Heilige Geest is het geloof dwaasheid, zegt Paulus in 1Korinte 2, met name vers 14 en 15.  Ngene vertelt over de ontmoeting met academici die geloof niet kunnen rijmen met wetenschap, en academici voor wie het geloof juist de drijvende kracht is achter hun wetenschappelijke werk. De meeste niet-gelovigen hebben problemen met de zesdaagse schepping die pas zesduizend jaar zou bestaan. Voor geen enkele gelovige wetenschapper in dit boek is dat echter een issue. Ngene: “… dan haal je de bijbel volledig uit zijn context. Nergens in de bijbel staat de leeftijd van de aarde vermeld. Ook de bijbel is er duidelijk over dat God verschillende referentiekaders heeft als het gaat om de tijd, omdat God niet zoals wij aan ruimte en tijd verbonden is…”. De oerknal is zeker wel te verbinden met de schepping. In Hebreeën 13 staat dat het zichtbare is ontstaan uit het onzichtbare. Eerst was er geest, de schepping is ontstaan uit niets. Waar komen de natuurwetten vandaan? Wie of wat zit er achter de oerknal? De wetenschap heeft geen antwoord op de belangrijkste levensvragen omtrent de liefde, het doel van ons bestaan, moraliteit en menselijk gedrag. Er is méér dan wetenschap.

 

Viral meme

Architect dr. ir. Hans Teerds (1976) heeft het over ‘afleren en aanleren’ in het kader van zijn ‘herontdekking’ van het geloof. Een en ander verduidelijkt hij aan de hand van de film “Festen” die diepe indruk op hem maakte. Hij ziet het als een goddelijke opdracht om onze steden bewoonbaar te maken voor iedereen: óók de kwetsbaren en hulpbehoevenden. Het kan niet alleen gaan om artistieke radicaliteit. Zie Genesis waarin God de mens oproept de aarde te ‘bewerken en bewaren’. Na de verdrijving uit het paradijs is de mens ‘thuisloos’ geworden, een gevoel dat verhevigd wordt door industrialisatie, modernisering, secularisatie en globalisering. Over architectuur gaan meestal degenen die het in de maatschappij voor het zeggen hebben. Teerds probeert oog te hebben voor welbevinden. Schoonheid moet samengaan met bruikbaarheid. Antropoloog prof. dr. Miranda Klaver (1962) heeft vooral onderzoek gedaan naar de nog jonge charismatische-pentecostale-evangelische tak van het christendom. Vanwege de sterke nadruk in deze kringen op het fenomeen ‘overgave’, waarschuwt ze voor de manier waarop evangelische leiders mensen kunnen manipuleren en onder druk zetten, waardoor gelovigen in de naam van God worden beschadigd en misleid. Dat is de andere kant van de gelovige praktijk. Het gaat haar niet om het ‘verklaren’ van de werkelijkheid, maar om het ‘begrijpen’ van de wijze waarop mensen betekenis geven aan de werkelijkheid. Hekkensluiter is redacteur prof. dr. Cees Dekker (1959) zelf: “… Ik zie het als mijn missie om publiekelijk te verhelderen dat het ‘grote conflict tussen geloof en wetenschap’ een mythe is. Dit onterechte idee heeft zich als een ‘viral meme’ in ons denken genesteld…”.

 

Uitgave: Ark Media – 2021, 384 blz., ISBN 978 903 380 251 5, € 24,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten