maandag 23 augustus 2021

We moeten je iets vertellen – Marion Pauw

 

“We moeten je iets vertellen” wordt aangekondigd als een ‘literaire thriller’ waar, volgens de schrijfster zelf in het boek,  ‘iets tussen een thriller en een roman in’ mee bedoeld is, en dus niets zegt over de kwaliteit. Waarschijnlijk vindt ze het zelf ook een flutboek. Haar lezers zijn het er aardig over eens dat het om de slechtste titel uit haar oeuvre gaat – zie de reviews bij bol.com. De reden: het grove taalgebruik. Ten tijde van Wolkers kon je dat nog maken. Tegenwoordig niet meer. Niet dat wij met z’n allen ineens zo netjes zijn geworden, maar omdat het simpel geassocieerd wordt met dom tokkie-niveau. Ik heb “We moeten je iets vertellen” vooral gelezen omdat het verhaal te maken heeft met een evangelische gemeente (zie ook mijn blogs over “Zwaartekracht” van Annemieke Reesink en “Witter dan sneeuw” van Michelle van Dijk). Ik ben uitermate geïnteresseerd in de plaats van religie in romans. Bouwt geloof op of breekt het af? Tot mijn verbazing kwamen de ouders van Marion Pauw (1973) ook in een charismatische groepering terecht  en namen ze hun dochter, toen dertien, mee. Ze zegt daar in het AD van 13 mei 2021 het volgende over: “…Er waren gedragsregels en voorschriften die bepaalden hoe ik moest denken en doen. Zo vaak naar de kerk gaan, bidden. Ik zat in een jeugdgroep waarin ik leerde hoe ik bepaalde gesprekken moest voeren als de evolutie of homoseksualiteit ter sprake zouden komen. In een rollenspel moest ik dat oefenen. En ik kreeg training in het herkennen van platen die achterstevoren gedraaid duivelse boodschappen zouden bevatten, en mocht die muziek niet luisteren. Kortom: zelf nadenken was niet gewenst. Gaan staan voor mijn mening en authentie­ke keuzes maken – niet denken: wat is voor anderen het makke­lijkst – heb ik echt moeten leren…”. Dat is toch wel een dingetje hoor (zie bijvoorbeeld ook de serie “Vrijdenkers” van Özcan Akyol). Wie vastloopt moet steevast op weg worden geholpen door Alice Miller en consorten - zie “Het drama van het begaafde kind”. Marion Pauw zit vol gigantische zelfspot. Ik heb dubbel gelegen tijdens het kijken van het interview met Tijs van den Brink in “Adieu God” (22.11.15). Als christenen wat meer om zichzelf konden lachen en wat bescheidener zouden worden door toe te geven dat God hun hersenpan per definitie te boven gaat, zou het vast beter gaan met de kerk.

 

Die briljante eerste zin

“We moeten je iets vertellen” is ook een verhaal over schrijven. “… Sowieso moet je uitkijken met te veel bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden. Goed gebruikte bijvoeglijke naamwoorden ‘beschrijven’. Slecht gebruikte bijvoeglijke naamwoorden geven een waardeoordeel…”. Over de drive van auteurs: “… Schrijvers zijn allemaal amateurpsychologen. Boeken schrijven lijkt een hogere kunst, maar iedere letter is gewoon een wanhopige poging om de menselijke psyche in het algemeen, en de eigen psyche is het bijzonder te doorgronden…”. De eerste zin van een roman hoort binnen te komen als “… de duivel op een Haags debutantenbal…”. Negen van de tien keer besluiten lezers een boek te kopen op basis van de regel waarmee het begint: “… Die briljante eerste zin die intrigeert, vragen oproept, en bij voorkeur een voorspellende waarde heeft voor de rest van het boek. Een klassiek voorbeeld is ‘Call me Ishmael’, uit Moby-Dick. Je vraagt je meteen af of Ishmael de echte naam is van het personage en waarom hij dit zo nadrukkelijk zegt. Of wat dacht je van ‘All happy families are alike; each unhappy family is unhappy in its own way’, van Tolstoj? Duidelijk is dat je als lezer een smeuiïg familiedrama te wachten staat. Nog een: ‘Ik heb vader naar boven gedaan’ van Gerbrand Bakker. De onderdrukte haat spat ervan af…”. Nou, dat hoef je van Kathelijne, de hoofdpersoon, een schrijfster, niet te verwachten. Ze lijdt namelijk met een grote L. Ze is nog net niet suïcidaal. Ze gaat je precies vertellen hoe alles zit, maar dan moet jij geen grootse literaire prestaties verwachten. Kom maar op, dacht ik.

 

Omwille van de potentiële lezer

Waar ik me ook altijd ten zeerste over verbaas: ze checkt in bed haar facebook vol waardeloze berichten van waardeloze kerels, “… Mannen van wie je het vriendschapsverzoek hebt geaccepteerd omdat je dat nu eenmaal van iedereen doet, omdat je nooit weet wie een potentiële lezer is, en die dan ‘hoi’ naar je sturen…”. Hoi! Of: “… van die mensen die dingen posten als ‘Live your dreams’ en die dan zelf verzekeringstussenpersoon blijken te zijn…”. Het gekke is, op haar nachtkastje ligt een notitieblok waarop de volgende zin is geschreven: “… We moeten je iets vertellen…”. Het zou haar eigen haastige handschrift kunnen zijn, maar ze herinnert zich niet wanneer ze het geschreven heeft en waarom.  Al gauw kom je erachter dat ze zwanger is van haar minnaar, een getrouwde bal gehakt met drie kinderen uit Blaricum en een eigen softwarebedrijf, waar ze knettergek op is. Al haar vriendinnen hebben haar gewaarschuwd en gezegd dat ze met hem moet kappen.

 

Literaire sensatie

Waarom laat ze zich in de luren leggen door zo’n gladjanus? Kathelijne brengt haar dagen door in eenzaamheid achter haar laptop. Heeft ze zich daarom laten inpakken door een ouwe vent? Drie jaar geleden debuteerde ze met een verhaal over een meisje dat uit een christelijke sekte wist te ontsnappen, waar ze werd misbruikt. “… Ze zeggen wel eens dat seks verkoopt, maar dat is niet per se zo, het uitzonderlijk succes van ‘Vijftig tinten grijs’ daargelaten. Streng christendom en de Tweede Wereldoorlog zijn de meest commerciële onderwerpen, op de voet gevolgd door kanker en het verliezen van een kind. Mensen vinden het héérlijk om over andermans ellende te lezen. En als ze erbij kunnen huilen, is dat helemáál top. Niet dat ik dat in gedachten had toen ik ‘In de naam van God’ schreef, maar het bleek een schot in de roos. De teller stond op honderdtwintigduizend, wat heel erg veel is in deze moeilijke tijd. Bovendien heeft NRC mij een ‘literaire sensatie’ genoemd. Maar geen zorgen, volgens de Volkskrant is mijn boek een schoolvoorbeeld van literatuur die geen literatuur is, maar lectuur, wat dat dan ook mag betekenen…”. Met haar tweede boek, “Catamaran”, een verhaal over een solozeiler, raakte ze in een vrije val van nog niet eens zestienduizend verkochte exemplaren. Het werd amper gerecenseerd. Of wij wel in de gaten hebben hoe moeilijk het is als anderen voortdurend wat van je vinden? “… Dat is dus mijn vak; mijn ziel en zaligheid op papier overleveren aan tienduizenden mensen, zodat ze er allemaal iets van kunnen vinden. Het is dat het zo goed betaalt…” (grapje zeker). Volgens haar uitgever is het tweede boek altijd het moeilijkst. Inmiddels is ze dus met haar derde boek bezig. Het lukt van geen meter.

 

Als je het heel hard probeert

Haar affaire verloopt zoals alle affaires verlopen. Tegen de tijd dat meneer haar alweer zat begint te worden, is zij verslaafd aan zijn tomeloze aanbidding en attenties. Als haar minnaar op komt dagen heeft hij al uitgevogeld dat zij nog diezelfde dag voor een abortuspil terecht kan in een medisch centrum. Omdat ze er vroeg bij is en er dan geen echte abortus uitgevoerd hoeft te worden. Dat moet ze maar gelijk doen, want nu kan hij nog mee om haar handje vast te houden. De volgende dag gaat hij met z’n gezin op wintersport. “… ‘Ik hou van je.’ Michiel kneep me bijna fijn. ‘Ik hou zo ontzettend veel van je. Dat wist ik natuurlijk al, maar op dit soort momenten realiseer ik me het des te meer. De wereld zit zo oneerlijk in elkaar. Waarom mag je niet gewoon van meerdere mensen houden?’ Ik hield wel alleen van hem. Maar dat zei ik niet…”. Terwijl ze afgevoerd wordt in zijn Audi probeert ze niet naar de kinderzitjes achterin te kijken. Kathelijne beseft terdege dat ze een misselijk stuk vreten is en richt zich direct tot de lezer: “…Mocht je nog denken dat ik me over een paar hoofdstukken ga ontpoppen tot Rachel uit ‘Friends’, Walter White uit ‘Breaking Bad’  of iedere willekeurige rol die ooit door Carice van Houten is gespeeld (tv-personages zijn herkenbaarder dan boek-personages, dat is nou eenmaal zo), dan heb je het helemaal mis. Dit ben ik. Mooier kan ik het niet maken. Al hoop ik dat je mij ergens een heel klein beetje aardig vindt. Er is vast wel iets van herkenning te vinden, toch? Als je heel hard probeert?...”.

 

Freaks

Voor ze het weet zijn ze weer op de terugweg. Haar minnaar neemt aan dat ze niet ergens wil lunchen, want: “… We waren nog niet eens halverwege de dag en ik had al een kind vermoord…”. Hoe je het ook wendt of keert, zo voelt het dus wél, blijkbaar. Wat volgt is een troosteloze en grenzeloos nare uiteenzetting van wat een abortuspil met haar doet: dikke maandverbanden vol klodders bloed. Eindeloos gejank in haar eentje. Veel gescheld en gevloek op alles en iedereen. Dan vertelt ze dat haar moeder haar wekelijks stiekem belt omdat haar vader kwaad op haar is. Ze zou haar ouders te kakken hebben gezet in haar eerste boek. Iedereen denkt namelijk dat het een autobiografisch verhaal is. Dat is natuurlijk niet zo gek. Ze is opgegroeid in een charismatische gemeente waar haar vriendin inderdaad is aangerand door een mooie zendeling die later zelfmoord pleegde. “… Door de rest van de school werden we als freaks beschouwd omdat we naar de Evangelische Kerk gingen, hoewel we allebei ons best deden om zo normaal mogelijk te zijn. Denk maar niet dat we alle snedige antwoorden die we tijdens de rollenspellen hadden geoefend in de praktijk toepasten. We waren niet gek…”.  Een en ander hoort ze pas bij een biertje na de hysterische uitvaartdienst van de verkrachter: “… Ilonka zei dat ze na jaren therapie pas de formulering van een echte predator herkende. ‘Jíj doet iets met me.’ Zij had iets gedaan, hij kon er eigenlijk niet zoveel aan doen… “. Evangelische kerkmeisjes wordt voorgehouden dat seks voor het huwelijk uit den boze is. Zelfs zoenen mag alleen met de ware. Wat gebeurt er als een getrouwde vent van statuur iets met je uithaalt? Dan bevries je. Alle weerbaarheid ontbreekt: “… Wij gingen nog liever dood dan dat we iets zeiden wat kwetsend zou kunnen zijn. En als je iets kwetsend tegen ons zei, dan keerden we de andere wang toe, want als we dat niet deden, kregen we straf van onze ouders…”. Het misbruik stopte omdat de voorganger wat in de gaten kreeg. Ilonka werd met haar ouders bij de kerkleider ontboden om samen met haar verkrachter en diens vrouw te bidden en elkaar te vergeven. Daarmee was alles opgelost. Ik vrees dat het vaak zo gaat.

 

Vleselijke zonde

Kathelijne over de straf toen haar moeder tot haar afgrijzen in haar dagboek had gelezen dat ze vrijde met een onnozel ventje uit de gemeente: “… Van alle zondes die ik had begaan, en dat waren er heus wel wat (brutaliteit, diefstal godslastering, spijbelen van de kerk om VPRO-ochtendtelevisie te kunnen kijken), werd deze vleselijke zonde het zwaarst bestraft. Toen de maand huisarrest voorbij was, had ik een nieuwe tactiek bedacht. Ik vertoonde al het gedrag dat mijn ouders wilden zien, zei precies wat ze wilden horen, klaagde nooit meer over de verplichte zondagsdienst om negen uur ’s ochtends. En zodra ik mijn vwo-diploma had ging ik op kamers wonen in Amsterdam. Toen mijn boek was verschenen lieten mijn ouders weten dat ze het contact met mij verbraken. Net als Ilonka, overigens. Zij stuurde na verschijning van ‘In de naam van God’ één zeer onchristelijke mail waarin ze zei dat als ze me tegen zou komen, ze m’n kop eraf zou rukken om de plee ermee te dweilen…”. Waarvan akte. De hele gemeente was zo pissed off dat er notabene een aparte gebedsdienst voor Kathelijne werd gehouden, hoorde ze achteraf. Als je echter ziet waartoe mensen in staat zijn wanneer ze seksueel ongebreideld hun gang kunnen gaan, snap ik ook wel weer dat alle godsdiensten seksualiteit van oudsher streng geregeld hebben. Al is het alleen maar om de kinderen in de gemeenschap te beschermen.

 

Boeken liegen niet

Als ze bij haar uitgever zit, vertelt hij Kathelijne eerlijk dat het nieuwe verhaal niets wordt. Het is te krampachtig, te bedacht, te geforceerd, de stijl is te simplistisch, het is het gewoon niet. Wederom tranen, en na een slok wijn: “… ‘Goed, dan ga ik wel een ander soort boek schrijven. Iets over affaires met getrouwde mannen en abortussen of zo.’ ‘Kijk, dat zou ik heel graag willen lezen,’ zegt Harold. ‘Seks, kindermishandeling, godsdienst, dat zijn goede onderwerpen voor jou. Jij kunt daar zo lekker wrang over schrijven…”. En even verder: “… Je kunt op papier dan iemand anders proberen te zijn dan je bent. Boeken liegen niet…”. Het doet me aan Marguerite Duras denken die zei dat het haar onvoorstelbaar leek om een werkelijk grote en waarachtige roman te schrijven die niet over jezelf gaat. Zie Maarten ’t Hart, Jan Siebelink en Franca Treur die op hun best zijn als ze het over hun godsdienstige jeugd hebben,

 

Een mensje, gemaakt naar Gods beeld

Kathelijne komt om in zelfhaat, heeft een date via facebook met een onnozele hoi-zegger, best wel een leuke vent van haar leeftijd die geen idee heeft waar hij zich mee inlaat. En dan volgt een beschrijving van de vruchtuitdrijving in de wc van de jongen, die zo heftig en zo gruwelijk goed is geschreven, dat ik denk dat iedereen die zich een onwrikbare pro- dan wel anti-abortusmening aanmeet, het eigenlijk zou moeten lezen. Dít is de rauwe werkelijkheid waar je je zo druk over maakt: “… Mijn maandverband zit weer gezellig vol en heeft een niet heel andere kleur dan de glühwein die Michiel vast op dit moment met Ilse en hun keurige vrienden aan het drinken is, ver weg van het oorlogsgebied van mijn kruis. Zijn enige taak is mij af en toe bellen en te doen alsof hij het allemaal vreselijk vindt. Hij zal dit nog een paar weken na zijn vakantie volhouden en dan zal hij zeggen dat het niet meer gaat tussen ons. Dat het beter is omdat hij me niets kan bieden en dat ik zoveel meer verdien, blablabla. Hij zal het voorzichtig en rustig brengen om me vooral niet boos te maken. Want   boze vrouwen zijn onberekenbare vrouwen. En dat is het laatste wat hij kan gebruiken. Als ik, nadat ik heb afgeveegd, wil doorspoelen, zie ik het liggen. Het vruchtje. Onmiskenbaar. Een tere, huidkleurige amandel, omringd door bloed. ‘Een mensje, gemaakt naar Gods beeld.’ Ik ga op mijn knieën voor de pot zitten, mijn handen onder mijn kin, mijn ellebogen op de wc-bril, en kijk ernaar. Ik voel me kapot vanbinnen. Alsof er iets onherstelbaar verwoest is dat nooit meer zal helen. Ik kan niet eens huilen. Alleen maar kijken naar het vruchtje dat nooit teruggeplaatst kan worden, dat voor altijd uitgedreven is. Zou het een jongen of een meisje zijn geweest? Hoe zou hij of zij eruit hebben gezien? Misschien word ik wel nooit meer zwanger en is dit het dichtst dat ik ooit bij het moederschap zal komen. Dit moment, zittend op mijn knieën bij Thomas’ pot. Ik weet niet eens in welke straat ik nu ben. Ik breng mijn hand naar de doorspoelknop. Een wit plastic vierkant dat ik moet indrukken om mijn vruchtje op zijn of haar laatste reis te sturen door het Amsterdamse rioolstelsel. Ik weet dat ik die knop in moet drukken. Misschien is het ook beter voor mijn verwerkingsproces als ik het doe. Maar het lukt me niet. Mijn hand ligt krachteloos op de bovenkant van het waterreservoir. Druk die knop in, zeg ik nog een keer tegen mezelf, maar het circuit in mijn hersenen dat mijn hand moet aansturen, is in staking gegaan. Hoelang zit ik hier al? En hoelang zal het duren voordat Thomas ongerust wordt en tot de conclusie komt dat het levensgevaarlijk is om mij alleen naar de wc te laten gaan? Ik moet weg. Zo snel mogelijk. Wegwezen, niet omkijken en nooit meer terugkomen. Ik strompel de wc uit, pak mijn jas die in de gang aan de kapstok hangt en ga naar buiten. Het regent. IJskoude regen…”.  

 

Kerkmeisjes

Ondertussen verschijnen er op het schrijfblok naast Kathelijne’s bed steeds meer verontrustende boodschappen. Schrijft ze die zelf? Heeft ze vijanden? Het doet denken aan Eco’s “De begraafplaats van Praag” waar hetzelfde fenomeen optreedt. Kathelijne’s beste vriendin, eveneens auteur, kent ook schrijvers die het overkomt, maar noemt Eco niet. Zelfs zij bevraagt Kathelijne waarom ze haar kind niet heeft gehouden. Of ze wel goed heeft nagedacht over wat ze heeft gedaan. Ze adviseert Kathelijne uit te gaan zoeken wat het geheimzinnige schrift betekent: dan heeft ze gelijk een nieuw verhaal. Ze kan er tevens haar abortus in verwerken. Het lijkt Kathelijne een goed idee: “… Het mooie is dat ik dan helemaal niets zelf hoef te verzinnen. Ik hoef alleen maar op te schrijven wat er gebeurt…”. Haar vriendin: “… ‘Ik voel dat jij door het schrijven van dit boek echt een schil gaat afwerpen’. ‘Welke schil?’ ‘Datgene waardoor jij je afvraagt of je er wel mag zijn’…”. Net als de kerkmeisjes Vera in “Zwaartekracht” en Judith in “Witter dan sneeuw” wil Kathelijne een ‘normaal’ en ‘compleet’ mens worden. Hoe komt het toch dat de kerk steeds weer de primeur lijkt te hebben dat ze vrouwen hierin hindert? Omdat het tot voor kort altijd zo’n mannenbolwerk is geweest? Het zijn de vrouwen die gek worden van de kerk, (meestal) niet de mannen. Hier in Zeeland wel tenminste, heb ik mij laten vertellen. Welke afslag missen deze vrouwen (want met een heleboel gaat het natuurlijk wel goed)?

 

Verknipt

Als Kathelijne na jaren terug gaat naar het dorp waar ze is geboren, herkent iemand haar: “… ‘Ruth!’ Ik reageer nog steeds op die naam, al word ik al twaalf jaar door bijna niemand meer zo genoemd. Ik krimp nog steeds ineen als ik hem hoor. In mijn hoofd echoot het Ruth-kut, Ruth-flut en Ruth-trut (Misschien ben ik toch wel vrij veel gepest, nu ik er zo over nadenk, en daardoor wel degelijk een sympathiek hoofdpersoon. Ik hoop het maar)…”. Waarom heeft ze een andere naam aangenomen? De voormalige schoolgenoot komt net iets te dicht bij haar staan: “… Dat doen dorpsmensen vaker, zo is uit onderzoek gebleken. Stadsmensen houden instinctief een meter afstand, dorpsmensen tachtig centimeter…”. Alles in het dorp staat Kathelijne tegen: “… Wat heeft dit leven hier mij ooit gebracht, behalve dat ik dermate verknipt ben geworden dat ik kan schrijven?*…”. Met als voetnoot er achter aan: “… Onder schrijvers komen psychische stoornissen bovengemiddeld vaak voor. Het is niet bekend of dit al bij voorhand het geval is, of dat schrijvers gek worden omdat ze continu alleen zijn en in een fantasiewereld leven, of een combinatie van beiden (zoals in mijn geval, denk ik)…”.

 

Mij is niets gevraagd

De rest van het boek staat gelijk aan een slechte misdaadfilm vol foute humor, waar ik eerlijk gezegd wel enorm om heb gelachen - zo ben ik ook wel weer. Alles komt voorbij, een enge stalking, enge bedreigingen, en vooral enge mensen. Kathelijne richt zich voortdurend rechtstreeks tot de lezer, legt zich in talloze voetnoten nader uit, en geeft doorlopend het commentaar van uitgever Harold door: “… Ik krijg het benauwd. Ik zal me wel aanstellen, het zal wel niets zijn, maar ik voel een onverklaarbare druk op mijn keel en ik heb moeite met ademen.* (* Zó niet-literair omschreven, ik wéét het Harold. Ik ben nu eenmaal geen fucking Margriet de Moor. Laat me nou. Of beter, waarom kijk je niet of Margriet de Moor zin heeft om naar je over te stappen? Dan kunnen jullie elkaar helemaal gek maken van geluk. En verpats je háár boeken maar aan de bouwmarkt.)…”. Dat heeft Kathelijne’s uitgever namelijk een keer als reclamestunt uitgehaald. Tot overmaat van ramp trekt Kathelijne’s lompe, gevoelloze minnaar ook nog bij haar in. Hij snurkt, gooit zijn kleren nooit in de wasmand, ligt aan haar kant van het bed en is vaak niet te harden van chagrijn, maar ‘we gaan nu eenmaal niet allemaal de hele dag door het leven als stewardessen die met een grote glimlach vragen of mensen kip of pasta willen’. Toch zet een en ander Kathelijne aan het denken: “… (* Ik weet dat het heel onredelijk is om eerst een getrouwde man in te pikken en daarna pissig te zijn als hij het netjes wil afhandelen met zijn ex. En als ik niet had besloten om volkomen eerlijk te zijn in dit boek en alles eruit te gooien, ongeacht hoe egoïstisch en kinderachtig, dan had ik dit natuurlijk nooit verteld.) Er is mij alleen nooit iets gevraagd. Michiel wil geen kind? Hup, dan gaan we naar de abortuskliniek. Michiel gaat weg bij Ilse? Hup, hij trekt bij mij in. Waar ben ik in dit hele verhaal? Blijkbaar denkt Michiel dat ik automatisch alles wil wat hij wil. Hoe heb ik het ooit zo laten ontstaan?...”.

 

Toestemming mezelf te zijn

Het enige wat ze wil met haar boek, concludeert Kathelijne, is “… toestemming mezelf te zijn…”. In een voetnoot richt ze zich vervolgens zelfs niet al te vriendelijk tot mij persoonlijk: “… Mocht je een recensent zijn en je besluit om uitgerekend deze zin uit het boek te lichten en daar een hele lullige recensie omheen te schrijven, dan hoop ik van ganser harte dat je de rest van je leven gordelroos krijgt…”. Het begint al te jeuken. Maar ja, dat is wél waar het boek om draait. Op de laatste bladzijde richt Kathelijne zich nog één keer tot de lezer (hoe mooi sluiten begin en einde op elkaar aan): “… En dan het einde. Hoe sluit je een boek op een goede manier af? Ikzelf houd er niet van dat alles tot op het bot is uitgekauwd. En gezien ik al hard genoeg heb gewerkt voor deze interactie tussen ons, lezer en schrijver, vind ik dat jij best nog even mag nadenken over hoe de tandwieltjes van het grote geheel in elkaar vallen. Ook mag je mij inmiddels officieel irritant vinden, op internet zeggen dat dit geen écht thriller is* en het één ster geven op bol.com omdat er te veel expliciete seks in zit (al valt dat best mee). Als je maar niet mijn boeken illegaal gaat downloaden…”.  Vervolgens voegt ze er ook nog de bekentenis aan toe dat ze voorlopig is uitgeschreven: “…Ik heb gezegd wat ik wilde zeggen. En na jaren uit mijn creatieve bron te hebben geput, ben ik uitgeput. (Ha! Op de valreep nog een lelijke metafoor!)…”. Ik weet niet zo goed of “We moeten je iets vertellen” een goed of slecht boek is. Je zou er in ieder geval bijna van op de SGP gaan stemmen; die waarschuwen tenminste nog tegen vreemdgaan. Ik vind het wel een buitengewoon origineel boek. En daarbij: tegen de tijd dat het uit is heb je ook nog eens een complete schrijfcursus achter de kiezen. 

 

Uitgave: Ambo/Anthos – 2015, 227 blz., ISBN 978 902 633 152 7, 11,50

Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten